ECLI:NL:RBDHA:2022:9694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
NL22.18093
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Dublinclaimant met gewijzigde overdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit hebbende Dublinclaimant, was opgelegd. De maatregel van bewaring was opgelegd op 13 augustus 2022 op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 19 september 2022 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan de eerdere uitspraak ten grondslag ligt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het land van overdracht is gewijzigd van België naar Frankrijk, maar oordeelt dat dit de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring niet aantast. Eiser kan zijn bezwaren tegen de overdracht naar Frankrijk aanvoeren in de beroepsprocedure tegen het overdrachtsbesluit.

Eiser heeft aangevoerd dat de bewaring hem zwaar valt en dat deze al vijf weken duurt, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet heeft onderbouwd waarom de bewaring hem zwaar valt. Bovendien is de maximumtermijn voor de bewaring volgens de Dublinverordening nog niet verstreken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18093

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 13 augustus 2022 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft voortgangsgegevens overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 19 september 2022 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 23 augustus 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8629, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat het land van overdracht blijkens de voortgangsrapportage is gewijzigd van België naar Frankrijk zonder dat hij opnieuw is gehoord over de inbewaringstelling. Dit maakt de maatregel van bewaring naar het oordeel van de rechtbank echter niet onrechtmatig. Deze ontwikkeling laat immers onverlet dat eiser een Dublinclaimant is die op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw in bewaring kan worden gesteld. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de gronden van de maatregel van bewaring, die in rechte vast staan en die duiden op een risico op onttrekking aan het toezicht, zouden moeten worden herzien. Bezwaren van eiser tegen overdracht naar Frankrijk kunnen worden aangevoerd in de beroepsprocedure tegen het overdrachtsbesluit.
5. Daarnaast voert eiser aan dat de bewaring hem zwaar valt, dat deze inmiddels al vijf weken duurt en dat deze nog weken kan blijven voortduren hangende de procedure tegen het overdrachtsbesluit. Eiser heeft echter niet onderbouwd waarom de bewaring hem zwaar valt. Daarnaast is de in artikel 28, derde lid, van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening) gestelde maximumtermijn voor de bewaring nog niet verstreken. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding om het voortduren van de maatregel van bewaring op dit moment onevenredig te achten.
6. Het beroep is ongegrond. Om die reden wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.