ECLI:NL:RBDHA:2022:9670

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
C/09/577373 / HA ZA 19-780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van nalatenschappen en uitleg testament in erfrechtelijke geschillen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om de verdeling van twee nalatenschappen, die van oom [erflater] en tante [erflaatster]. De eisers, [eiser] en [eiseres], hebben vorderingen ingesteld om de wijze van verdeling van de onroerende zaken die tot deze nalatenschappen behoren vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap van tante [erflaatster] op 16 september 2003 is opengevallen en dat de nalatenschap van oom [erflater] op 18 februari 2002 is opengevallen. De rechtbank heeft de verdeling van de onroerende zaken, waaronder percelen grond en water, vastgesteld en de partijen verzocht om onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de juridische levering van de eigendommen. De rechtbank heeft ook de percentages vastgesteld waarover de partijen gerechtigd zijn in de nalatenschappen, waarbij [eiser] en [eiseres] ieder recht hebben op 30% van de activa in de nalatenschap van oom [erflater] en 25% in de nalatenschap van tante [erflaatster]. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], afgewezen, en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Dit vonnis is gewezen op 21 september 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/577373 / HA ZA 19-780
Vonnis van 21 september 2022
in de zaak van

1.[eiser] , te [woonplaats 1] ,

2.
[eiseres], te [woonplaats 2] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R.P.J. Hendrikx te Mijdrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] , te [woonplaats 3] ,

gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.J.G. Jukema te Bergschenhoek,
2.
[gedaagde 2], te [woonplaats 4] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Eisers in conventie, gedaagden in reconventie zullen hierna tezamen [eisers] genoemd worden en ieder afzonderlijk [eiser] en [eiseres] . Gedaagden in conventie, eisers in reconventie zullen hierna tezamen [gedaagden] genoemd worden en ieder afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 juli 2019, met producties 1 t/m 9;
  • het ter rolzitting van 31 juli 2019 tegen [gedaagde 2] verleende verstek.
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie, met productie 1;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties 10 t/m 13;
  • de brief van 9 september 2020 met producties 14 en 15 van de zijde van [eisers] ;
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 september 2020;
  • de akte vermeerdering van eis tevens overlegging producties 16 t/m 21 van 6 april 2022 van de zijde van [eisers] , waaronder het exploot waarbij deze akte conform artikel 130 lid 3 Rv aan [gedaagde 2] is betekend;
  • de akte houdende uitlaten van 16 juni 2022 van de zijde van [gedaagde 1] .
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft.
[eisers] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 8 oktober 2020 en [gedaagde 1] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mailbericht van dezelfde datum. Deze berichten maken deel uit van het procesdossier en het vonnis wordt gewezen met inachtneming van deze berichten, voor zover het correcties van feitelijke aard betreft.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak gaat het om de (nadere) verdeling van twee nalatenschappen. De nalatenschap van de heer [erflater] , hierna ook oom [erflater] te noemen en de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] , hierna ook tante [erflaatster] genoemd.
2.2.
In deze nalatenschappen bevinden zich onverdeelde aandelen in onroerend goed dat ooit in eigendom is verkregen door de heer [naam 1] en zijn echtgenote [naam 2] . Na hun overlijden werd het onroerend goed eigendom van hun vier kinderen, te weten:
tante [erflaatster] ;
mevrouw [naam 9] , zij was gehuwd met de heer [naam 4] ;
de heer [naam 5] , hij was gehuwd met mevrouw [naam 6] ;
oom [erflater] .
Zij verkregen ieder 1/4e gedeelte.
2.3.
Uit het huwelijk van mevrouw [naam 9] en de heer [naam 4] zijn twee kinderen geboren: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Uit het huwelijk van de heer [naam 5] en mevrouw [naam 6] zijn drie kinderen geboren: [eiser] , [eiseres] en [naam 7] (hierna te noemen [naam 7] ). [naam 7] is zonder achterlating van kinderen in 2006 overleden en heeft [eiser] en [eiseres] ieder voor een gelijk deel tot haar erfgenamen benoemd.
2.4.
Schematisch ziet het voorgaande er als volgt uit:
2.5.
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat er vier deelgenoten zijn van de onroerende zaken die ooit door [naam 1] is verworven (de onroerende zaken). Het gaat daarbij om de volgende percelen:
  • een perceel grond met water, plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats] , gemeente Stichtse Vecht, kadastraal bekend gemeente Breukelen Sint Pieters, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 1] , groot vierduizend zestig vierkante meter, hierna te noemen [adres 1] ;
  • een perceel grond met water, plaatselijk bekend als [adres 2] te [plaats] , gemeente Stichtse Vecht, kadastraal bekend gemeente Breukelen Sint Pieters, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 2] , groot dertienduizend negenhonderd negentig vierkante meter, hierna te noemen [adres 2] ;
  • de onverdeelde helft in de eigendom van een perceel water, gelegen nabij de [straat] te [plaats] , kadastraal bekend gemeente Loosdrecht, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 3] , groot vijfhonderd twintig vierkante meter;
  • de onverdeelde helft in de eigendom van een perceel water, gelegen nabij de [straat] te [plaats] , kadastraal bekende gemeente Loosdrecht, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 4] , groot zeventig vierkante meter;
  • twee percelen water, gelegen nabij de [straat] te [plaats] , oorspronkelijk kadastraal bekend gemeente Loosdrecht, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 5] , doch thans bestaande uit twee kadastrale percelen, in totaal groot achtduizend negenhonderd negentig vierkante meter.
2.6.
De percelen [adres 1] en [adres 2] zijn verdeeld in kleine percelen die worden verhuurd voor recreatieve doeleinden.
2.7.
Na het overlijden van mevrouw [naam 9] en de heer [naam 4] is het 1/4e aandeel dat zij hadden in de onroerende zaken toegekomen aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
2.8.
Na het overlijden van de heer [naam 5] en mevrouw [naam 6] is het aandeel dat zij hadden in de onroerende zaken voor gelijke delen toegekomen aan [eiser] , [eiseres] en [naam 7] . Na het overlijden van [naam 7] is haar aandeel in gelijke delen verdeeld over [eiser] en [eiseres] waardoor [eiser] en [eiseres] via hun ouders en hun zus ieder gerechtigd zijn tot 1/8e deel van de onroerende zaken.
Nalatenschap tante [erflaatster]
2.9.
Tante [erflaatster] is op 16 september 2003 overleden en heeft oom [erflater] in haar testament benoemd tot haar enige erfgenaam. Op het moment dat zij overleed was oom [erflater] al overleden waardoor het versterferfrecht van toepassing werd. Op grond van het versterferfrecht heeft zij als haar erfgenamen achtergelaten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , ieder voor 1/4e deel, en [eiser] , [eiseres] en [naam 7] , ieder voor 1/6e deel. Door het overlijden van [naam 7] is het aandeel van [eiser] en [eiseres] uitgebreid met ½ maal 1/6e deel waardoor [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [eiser] en [eiseres] thans allen 1/4e aandeel hebben in de nalatenschap van tante [erflaatster] . Dit maakt dat zij allen via de nalatenschap van tante [erflaatster] gerechtigd zijn tot 1/16e (1/4e deel van 1/4e) deel van de onroerende zaken.
2.10.
Terzake de afwikkeling van de nalatenschap van tante [erflaatster] heeft de rechtbank Midden-Nederland in haar vonnis van 6 mei 2020 de wijze van verdeling gelast van de in de nalatenschap van tante [erflaatster] aanwezige banksaldi aldus dat van deze banksaldi eerst diverse vorderingen en kosten moeten worden voldaan waarna het restant moet worden verdeeld onder de erfgenamen in gelijke delen. Tegen dit vonnis is geen appèl ingesteld waardoor dit vonnis kracht van gewijsde heeft gekregen. Aan deze wijze van verdeling is tot op heden nog geen uitvoering gegeven. De rechtbank Midden-Nederland heeft, nu dit ook niet werd gevorderd, niet de wijze van verdeling van de onverdeelde aandelen in de hiervoor genoemde onroerende zaken gelast.
Nalatenschap Oom [erflater]
2.11.
Oom [erflater] is op 18 februari 2002 overleden en heeft in zijn testament, dat is opgesteld op 24 januari 2002, als volgt over zijn nalatenschap beschikt:

C.LEGATEN
Ik legateer, af te geven binnen acht maanden na mijn overlijden, aan:
mijn hierna sub D.2 genoemde erfgenamen, tezamen en voor gelijke delen en met toepassing van de regels van plaatsvervulling, zoals aldaar vermeld:
a.
mijn aandeel in het kadastrale perceel gemeente Breukelen -Sint Pieters, sectie [sectieletter] nummer [sectienummer 2] , groot een hectare, negenendertig are en negentig centiare;
b.
mijn rechten betrekking hebbende op de op het hierboven vermelde registergoed in mijn opdracht en voor mijn rekening gestelde opstallen, te weten: de recreatie-woning met garage en botenhuis, plaatselijk bekend [adres 2] - [nummer] te [plaats] ;
zulks tegen inbreng in mijn nalatenschap van de waarde waarop deze sub a. en b. vermelde zaken mochten worden gesteld door [makelaar 1] makelaars en taxateurs onroerend goed, per adres (…), ten tijde van mijn overlijden.
D.ERFSTELLING
Onder de last van de hierboven sub C. genoemde legaten, benoem ik tot enige erfgenamen mijner gehele nalatenschap, tezamen en voor gelijke delen:
de kinderen van mij zuster, mevrouw [naam 9] (…); en
de kinderen van mijn broer, de heer [naam 5] (…).
2.12.
Daarnaast blijkt uit het testament dat oom [erflater] de heer [executeur] , hierna te noemen de executeur, tot zijn executeur heeft benoemd. De executeur heeft deze benoeming aanvaard.
2.13.
De executeur heeft in een e-mail van 21 augustus 2020 aan mr. Hendrikx onder meer het volgende geschreven:

Als executeur in de nalatenschap van [erflater] (…) verklaar ik dat heden geen belemmering bestaat tot uitvoering van zijn testament (…).
Naast de vastgestelde aandelen in onroerend goed bestaat de nalatenschap uit:
ABN prive rekening [rekeningnummer 1]
ABN Direct rekening [rekeningnummer 2]
ABN prive rekening [rekeningnummer 3]
ABN effecten rekening [rekeningnummer 4] , waarde per 30-06-2020 35.896,88
Vordering op boedel [naam 8] ad 13.350,40 zoals is vastgesteld door de rechtbank Middel-Nederland bij vonnis dd 6 mei 2020.
Er zijn geen schulden.
Beheersovereenkomst
2.14.
De kantonrechter van de rechtbank Utrecht heeft op 3 november 2004 op verzoek van [eisers] , [naam 7] en [gedaagde 1] een beheersregeling vastgesteld voor de exploitatie van de percelen [adres 1] en [adres 2] . In deze beheersovereenkomst staat onder meer het volgende:

1. Het beheer van de onverdeeldheid wordt gevoerd door [eiser] [rechtbank: [eiser] ] “de beheerder”, met dien verstande dat toestemming of medewerking van alle deelgenoten nodig is voor de navolgende handelingen:
a.
het sluiten van overeenkomsten tot vervreemding, bezwaring met een beperkt of zakelijk recht van de onroerende zaken en de vervreemding en/of bezwaring zelf;
(…)
3. Jaarlijks in april wordt door de beheerder rekening en verantwoording afgelegd over het gevoerde financiële beheer van het voorafgaande jaar middels toezending van de jaarrekening aan alle deelgenoten. Op basis van de jaarrekening wordt de uitkering aan de deelgenoten als gevolg van de exploitatie bepaald en vindt als gevolg hiervan uitbetaling plaats. Op schriftelijk verzoek van de deelgenoten kan inzage worden verleend in de boekhouding.
Aan het einde van het beheer wordt door de beheerder eveneens rekening en verantwoording afgelegd.
(…)
8. De gezamenlijke exploitatie wordt aangegaan tot het moment dat verdeling heeft plaatsgehad.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vordert na vermeerdering van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. de wijze van verdeling vast te stellen conform hoofdstuk 3 van de akte vermeerdering van eis;
II. [gedaagden] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis, onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering aan [eisers] van hun aandeel in de juridische eigendom van de percelen [adres 1] en [adres 2] , waarbij de waarde van deze percelen wordt bepaald op € 2.040.000 tegen betaling van een vergoeding voor overbedeling van € 969.000;
III. zodra de in sub II. bedoelde termijn is verstreken, zonder dat [gedaagden] hun daar bedoelde onvoorwaardelijke medewerking hebben verleend: dit vonnis in de plaats te stellen van de ontbrekende wilsverklaring en handtekening van [gedaagden] benodigd voor de juridische levering van het eigendom van de bedoelde percelen conform een daartoe bestemde akte van verdeling, en de daarmee verband houdende stukken en de termijn zoals bedoeld in artikel 3:301 lid 1 sub b BW te bepalen op 7 dagen;
IV. voor recht te verklaren dat [eiser] en [eiseres] ieder recht hebben op de activa van de nalatenschappen van 25% in de nalatenschap van tante [erflaatster] ;
V. voor recht te verklaren dat [eiser] en [eiseres] ieder recht hebben op de activa van de nalatenschappen van 30% in de nalatenschap van oom [erflater] ;
VI. partijen te bevelen om over te gaan tot afwikkeling van de nalatenschappen van tante [erflaatster] en oom [erflater] met inachtneming van de genoemde breukdelen;
VII. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
[gedaagde 1] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. [eisers] te bevelen de executeur, de heer [executeur] , op te roepen om in het geding te verschijnen om de rechtbank te informeren omtrent de stand van de boedel ter zake de nalatenschap van oom [erflater] door middel van een deugdelijke en gedocumenteerde boedelbeschrijving alsmede door middel van een deugdelijke gedocumenteerde opgave – waaronder bankafschriften – van het verloop van de nalatenschap (activa en passiva) sedert de datum van het openvallen van de nalatenschap, zijnde 17 februari 2002;
II. de nalatenschap van oom [erflater] te verdelen op de wijze als de rechtbank in goede justitie behoort, waarbij door de rechtbank ieders aandeel in de onroerende zaken uit hoofde van de verkrijging uit de nalatenschap van oom [erflater] wordt vastgesteld, nadat door de executeur volledig inzicht is gegeven in de aard en omvang van de nalatenschap en het verloop ervan sedert 17 februari 2002 en nadat deze zijn taken als executeur heeft beëindigd;
III. nadat de nalatenschappen van tante [erflaatster] en oom [erflater] zijn afgewikkeld, de vaststelling van ieders deelgerechtigdheid tot de onroerende zaken op grond van ieders verkrijging uit deze nalatenschappen;
IV.
primairingevolge het bepaalde in artikel 3:185 lid 2 sub c BW de netto opbrengst van de onroerende zaken als vermeld in de alinea’s met de randnumers 10 en 11 van de conclusie van antwoord in conventie, te verdelen, nadat deze op een door de rechtbank bepaalde wijze zullen zijn verkocht;
subsidiairte gelasten dat de betreffende onroerende zaken dienen te woren gewaardeerd door een door de rechtbank te benoemen deskundige tegen de vrijw waarde in het economisch verkeer per de datum zo dicht mogelijk gelegen tegen de datum van feitelijke verdeling;
V. de wijze van verdeling van de betreffende onroerende zaken vast te stellen als de rechtbank in goede juistie vermeent te behoren, nadat deze zijn gewaardeerd;
VI.
primairte verklaren voor recht dat het door oom [erflater] aan [eisers] toegekende legaat betreffende zijn rechten betrekking hebbende op de op het perceel [adres 2] in zijn opdracht en voor zijn rekening gestelde opstallen, te weten: de recreatiewoning met garage en boten huis, plaatstelijk bekend [adres 2] - [adres 3] te [plaats] , geen effect sorteert wegens natrekking van de opstellen door de grond waarop deze zijn gevestigd;
subsidiairte verklaren voor recht dat het vorderingsrecht van [eisers] ter zake het door oom [erflater] aan [eisers] toegekende legaat betreffende zijn rechten betrekking hebbende op de op het perceel [adres 2] in zijn opdracht en voor zijn rekening gestelde opstallen, te weten: de recratiewoning met garage en botenhuis, plaatselijk bekend [adres 2] - [adres 3] te [plaats] , is verjaard;
VII. te verklaren voor recht dat het vorderingsrecht van [eisers] ter zake het legaat van het aandeel van oom [erflater] in het perceel [adres 2] (eveneens) is verjaard;
VIII. de proceskosten tussen partijen te compenseren.
3.5.
[eisers] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, zal de rechtbank deze gezamenlijk bespreken.
4.2.
Het gaat in deze zaak nog om de afwikkeling van de nalatenschappen van oom [erflater] en tante [erflaatster] en wie gerechtigd is tot welk deel van de hiervoor genoemde onroerende zaken en op welke wijze deze nalatenschappen (nader) verdeeld dienen te worden.
Nalatenschap mevrouw [naam 9]
4.3.
[eisers] stellen dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ieder ½ van het ¼ gedeelte van de voornoemde percelen van hun moeder [naam 9] hebben geërfd. [gedaagde 1] betwist dit en stelt dat bij de verdeling van de nalatenschap van haar moeder, de percelen aan [gedaagde 2] zijn toegedeeld zodat [gedaagde 2] voor 1/4e deel gerechtigd is tot de percelen.
4.4.
Ter zitting heeft [gedaagde 1] verklaard dat zij een vergoeding heeft gekregen voor het overdragen van haar aandeel in de percelen aan [gedaagde 2] . Daarbij heeft zij echter ook verklaard dat deze verdeling nog niet geformaliseerd is. Daarnaast blijkt uit de beheersovereenkomst dat de deelgenoten hun aandeel niet kunnen overdragen zonder toestemming dan wel medewerking van de andere deelgenoten. Deze toestemming is volgens [eisers] niet gevraagd noch gegeven. Dit is door [gedaagde 1] niet betwist. De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande dan ook van uit dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ieder voor 1/8e deel gerechtigd zijn tot de onroerend zaken die afkomstig zijn uit de nalatenschap van hun moeder. Dat zij onderling daarover andere afspraken hebben gemaakt, doet aan het voorgaande niet af omdat die afspraken niet zijn geformaliseerd.
Nalatenschap tante [erflaatster]
4.5.
Uit het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland blijkt dat partijen het eens waren over ieders niet nader omschreven aandeel in de onroerend zaken die zij van tante [erflaatster] hebben verkregen. Vaststelling van deze aandelen was naar het oordeel van de rechtbank Midden-Nederland geen verdeling zodat de vordering die daarop zag door de rechtbank is afgewezen. Ook is de gevorderde verklaring voor recht van deze aandelen bij gebrek aan belang afgewezen. Dit vonnis is vervolgens in kracht van gewijsde gegaan.
4.6.
[eisers] vorderen onder IV een verklaring voor recht dat zij ieder recht hebben op 25% van de activa van de nalatenschap van tante [erflaatster] . Deze vordering was ingetrokken ter zitting maar in de latere akte vermeerdering van eis weer opgevoerd. De rechtbank wijst deze vordering af omdat [eisers] daar geen belang bij hebben. In het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland is destijds al bepaald dat partijen het eens waren en in deze procedure zijn partijen het nog steeds eens over ieders aandeel in de nalatenschap van tante [erflaatster] .
4.7.
De rechtbank zal ook de vordering van [eisers] om te bevelen over te gaan tot de afwikkeling van de nalatenschap van tante [erflaatster] , voor zover deze vordering ziet op de banksaldi en de schulden, bij gebrek aan belang afwijzen. [eisers] kunnen uitvoering geven of deze van de andere partijen vorderen op grond van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland.
Nalatenschap oom [erflater] , ontvankelijkheid
4.8.
Ten aanzien van de conventionele vorderingen die zien op de nalatenschap van oom [erflater] stelt [gedaagde 1] voorop dat [eisers] in haar vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat [eisers] de executeur niet in rechte heeft betrokken. De nalatenschap van oom [erflater] kan volgens haar nog niet worden verdeeld omdat de executeur nog onvoldoende inzicht heeft gegeven in de omvang en het verloop van de nalatenschap. Hij heeft zijn beheerstaken nog niet afgerond en heeft nog geen rekening en verantwoording afgelegd. De executeur is volgens haar daarom privatief bevoegd de erfgenamen in en buiten rechte te vertegenwoordigen en had daarom door [eisers] opgeroepen moeten worden. [eisers] hebben hiertegen verweer gevoerd.
4.9.
Op grond van artikel 4:145 lid 2 BW vertegenwoordigt de executeur gedurende zijn beheer de erfgenamen in en buiten rechte. Uitgangspunt van artikel 4:145 BW is dat de executele moet zijn voltooid alvorens erfgenamen over de goederen of hun aandeel in de nalatenschap kunnen beschikken. De ratio van dit artikel is dat het beschikken door de erfgenamen over de goederen van de nalatenschap tot gevolg heeft dat deze goederen niet meer onder het beheer van de executeur vallen, waardoor de executeur deze niet meer te gelde kan maken ter voldoening van de schulden van de nalatenschap. De rechtbank overweegt in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:939) dat tijdens de executele verdeling wel tot de mogelijkheden behoort, in het geval dat de deelgenoot die verdeling vordert voldoende feiten en omstandigheden stelt waaruit zijn belang bij die vordering volgt en op grond waarvan aannemelijk is dat de schulden van de nalatenschap zijn voldaan of kunnen worden voldaan uit het vermogen dat zich in de nalatenschap bevindt. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de goederen waarvan verdeling wordt gevorderd niet te gelde hoeven te worden gemaakt om de schulden van de nalatenschap te voldoen. Dit blijkt ook uit het e-mailbericht van de executeur (zie 2.13), waarvan de inhoud niet door [gedaagde 1] is weersproken. Uit dit e-mailbericht volgt voldoende wat de omvang van de nalatenschap is, dat de taak van de executeur niet meer behelst dan het lopende beheer over de te verdelen bestanddelen van de nalatenschap en dat de nalatenschap van oom [erflater] gereed is voor verdeling. Daarbij heeft [eisers] haar belang bij het gevorderde voldoende onderbouwd. De nalatenschap van oom [erflater] is inmiddels ruim twintig jaar geleden opengevallen en de erfgenamen kunnen, ondanks diverse pogingen daartoe, geen overeenstemming bereiken over de (wijze van) verdeling daarvan. [eisers] wordt derhalve in haar vordering tot bepaling van de wijze van verdeling van de nalatenschap (en [gedaagde 1] in haar daartoe strekkende vordering onder II in reconventie) ontvangen. Uit het voorgaande volgt verder dat het beoordelen van deze vorderingen niet afhankelijk is van door de executeur te verschaffen informatie over het verloop van de nalatenschap. Nu [gedaagde 1] geen andere redenen voor haar vorderingen onder I en onder II, voor zover betrekking hebbend op (informatieverschaffing door) de executeur, heeft gegeven zullen deze in zoverre worden afgewezen.
Nalatenschap oom [erflater] , uitleg testament, vaststelling erfdelen
4.10.
Partijen zijn het niet eens over de uitleg van de erfstelling onder D in het testament van oom [erflater] , die luidt:
D.ERFSTELLING
Onder de last van de hierboven sub C. genoemde legaten, benoem ik tot enige erfgenamen mijner gehele nalatenschap, tezamen en voor gelijke delen:
de kinderen van mij zuster, mevrouw [naam 9] (…); en
de kinderen van mijn broer, de heer [naam 5] (…).
Volgens [eisers] volgt uit de erfstelling dat de (twee) kinderen van [naam 9] en de (drie) kinderen van [naam 5] ieder voor een gelijk deel erven. Elk kind is voor 1/5e deel gerechtigd tot de nalatenschap van oom [erflater] . Door het overlijden van [naam 7] zijn [eiser] en [eiseres] ieder voor 3/10e (1/5e + 1/2e van 1/5e) deel ofwel 30% gerechtigd tot de nalatenschap van oom [erflater] . [gedaagde 1] betoogt dat het testament is opgesteld onder vigeur van het oude erfrecht. In tegenstelling tot het huidige erfrecht kende het oude erfrecht niet het parentele stelsel, op grond waarvan iedere erfgenaam binnen een parentele hoofdelijk en voor een gelijk deel erft. De vermelding in de erfstelling van de twee groepen erfgenamen alsmede het wettelijk systeem waaronder het testament is opgesteld, kan volgens [gedaagde 1] tot geen andere conclusie leiden dan dat het de bedoeling van oom [erflater] was om zijn nalatenschap bij helfte te delen over de staak van zijn vooroverleden zuster en over de staak van zijn vooroverleden broer. Dat betekent dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [eiser] en [eiseres] , na het overlijden van [naam 7] , thans ieder voor 1/4e deel gerechtigd zijn tot de nalatenschap van oom [erflater] .
4.11.
De rechtbank overweegt dat het testament in 2002 is opgesteld en dat oom [erflater] in 2002 is overleden zodat de nalatenschap is opengevallen onder het regime van het oude erfrecht. Gelet op artikel 69 Overgangswet Nieuwe BW moet het geschil worden beoordeeld aan de hand van het toen geldende recht, te weten de artikelen 932-934 oud BW. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 22 januari 1965, NJ 1966, 177, HR 9 april 1965, NJ 1966, 178, en HR 3 december 2004, NJ 2005, 58) betekent dit dat bij de uitleg van het testament mede dient te worden gelet op de verhoudingen die de erflater bij de beschikking heeft willen regelen en op de omstandigheden waaronder deze is gemaakt. Deze maatstaf ligt overigens ook ten grondslag aan het ontwerp van het huidige artikel 4:46 lid 1 BW dat op 1 januari 2003 in werking is getreden, zodat er in zoverre geen verschil is tussen oud en nieuw erfrecht.
4.12.
Aan de hand van genoemde maatstaf moet de rechtbank beoordelen wat erflater voor ogen stond op het moment waarop hij het testament liet opstellen. Slechts als het testament onduidelijk is of geen duidelijke zin heeft moet door middel van uitleg van het testament de bedoeling van erflater uit daden of verklaringen van erflater buiten het testament worden vastgesteld.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank is de tekst van de erfstelling in het testament voldoende duidelijk en onderschrijft deze tekst de uitleg door [eisers] In de erfstelling staat: “tezamen en voor gelijke delen”. Hieruit maakt de rechtbank op dat oom [erflater] wilde dat alle (ten tijde van het passeren van het testament vijf) kinderen van zijn broer en zuster een gelijk deel zouden erven. Er is geen nadere bepaling opgenomen en er wordt in de erfstelling ook niet verwezen naar het versterferfrecht. De term ‘staaksgewijs verdelen’ ontbreekt, net als enige bepaling in het testament dat de helft van zijn nalatenschap voor de kinderen van zijn zuster en de andere helft voor de kinderen van zijn broer zou zijn. De erfgenamen erven uit eigen hoofde zodat een staaksgewijze verdeling op grond van plaatsvervulling niet aan de orde is. Enkel het gebruik van de nummers 1 en 2 in de erfstelling bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding te concluderen dat oom [erflater] (desondanks) een staaksgewijze verdeling voorstond.
Hoewel het ten tijde van het testament geldende versterfrecht weliswaar een omstandigheid kan zijn die bij de uitleg een rol speelt, kan die rol niet doorslaggevend zijn in afwijking van de duidelijke bewoordingen in het testament. Of onder het destijds geldende versterferfrecht staaksgewijs zou zijn verdeeld, kan onbesproken blijven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het testament geen aanwijzing bevat voor de uitleg van [gedaagde 1] dat de nalatenschap bij helfte moet worden verdeeld over de staak van de vooroverleden zuster en over de staak van de vooroverleden broer van Oom [erflater] . De rechtbank zal de vordering van [eisers] onder V om voor recht te verklaren dat [eiser] en [eiseres] ieder recht hebben op 3/10e deel ofwel 30% van de activa in de nalatenschap van oom [erflater] toewijzen.
Nalatenschap oom [erflater] , legaten verjaard?
4.14.
Tussen partijen is in geschil of de vordering tot afgifte van de legaten is verjaard. [gedaagde 1] stelt dat dit het geval is omdat de legaten tot op heden niet zijn afgegeven dan wel opgeëist.
4.15.
Onder het vanaf 1 januari 1992 geldende recht is de vordering verjaard door verloop van twintig jaren (artikel 3:306 BW). Op grond van artikel 73 Overgangswet Nieuw BW is deze termijn van toepassing. Ter beoordeling ligt voor of de verjaring van de legaten is gestuit. Stuiting vindt plaats door een daad van rechtsvervolging (het instellen van een eis door middel van een dagvaarding of een verzoekschrift), door een schriftelijke aanmaning of mededeling, of door erkenning door de erfgenamen. De vereiste wijze van stuiting kan verschillen naar gelang van de aard van de te stuiten vordering. De vraag die hier voorligt is of door erkenning van de erfgenamen de verjaring van de vordering tot afgifte van de legaten is gestuit. [eisers] heeft onbetwist gesteld dat de erfgenamen jaarlijks de facto uitvoering hebben gegeven aan de legaten door bij het vaststellen van de jaarlijkse uitkeringen van de exploitatiewinst rekening te houden met de legaten. De rechtbank is van oordeel dat de erfgenamen, ongeacht of zij hiertoe gehouden waren, de legaten van [eisers] hebben erkend en dat daarmee de verjaring van de vorderingsrechten daarvan is gestuit. De rechtbank zal de vorderingen van [gedaagde 1] om voor recht te verklaren dat de vorderingsrechten met betrekking tot de legaten zijn verjaard dan ook afwijzen.
Nalatenschap oom [erflater] , legaat opstallen vervallen?
4.16.
[gedaagde 1] stelt verder dat het legaat dat betrekking heeft op de opstallen is vervallen omdat uitvoering onmogelijk is omdat oom [erflater] , gelet op natrekking, geen eigenaar van de opstallen was maar slechts mede-eigenaar.
4.17.
Op grond van artikel 4:49 lid 1 BW (die in gelijke zin als de artikelen 1013, 1014, 1046 (oud) BW bepaald) vervalt een ten laste van een erfgenaam gemaakt legaat van een bepaald goed, of van een op een bepaald goed te vestigen recht, indien het goed bij het openvallen van de nalatenschap daartoe niet behoort, tenzij uit de uiterste wil zelf is af te leiden dat de erflater de beschikking niettemin heeft gewild. Het is de rechtbank niet gebleken, en partijen hebben dit ook niet gesteld, dat de gelegateerde opstallen rechtsgeldig zijn gevestigd. Op grond van artikel 5: 20 BW is in een dergelijk geval sprake van natrekking waardoor de rechthebbenden van de grond eigenaar zijn geworden van de opstallen. Omdat oom [erflater] maar voor 1/4e deel gerechtigd was tot [adres 2] was hij niet bevoegd om alleen over deze opstallen te beschikken. Nu hij dit in zijn testament wel heeft gedaan moet de rechtbank de vraag beantwoorden of uit het testament van oom [erflater] valt af te leiden dat hij de beschikking niettemin heeft gewild. De rechtbank maakt uit het testament van oom [erflater] op dat dit het geval is. Dit leidt de rechtbank af uit het feit dat oom [erflater] naast het legaat van de opstallen ook zijn aandeel in [adres 2] aan [eisers] heeft gelegateerd. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat oom [erflater] , ook in het geval natrekking aan de orde was, heeft gewild dat [adres 2] met de door hem en voor zijn rekening gestichte opstallen in handen zou komen van [eisers]
Daarnaast kunnen in dit geval de met het legaat belaste personen, in dit geval de erfgenamen van oom [erflater] , het ontbrekende verschaffen aan de legatarissen. Nu hierna zal worden bepaald dat het perceel [adres 2] aan [eisers] zal worden toebedeeld, is de uitvoering van het legaat mogelijk en dus niet vervallen.
Wijze van verdeling
4.18.
De rechtbank zal de wijze van verdeling van de onroerend zaken die tot de nalatenschappen van tante [erflaatster] en van oom [erflater] behoren vaststellen. [gedaagde 1] stelt dat zij niet kan worden verplicht mee te werken aan een partiele verdeling. De rechtbank overweegt dat, gelet op het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, ten aanzien van de nalatenschap van tante [erflaatster] enkel nog de aandelen in de onroerende zaken onverdeeld zijn en dat ten aanzien van deze onroerende zaken een wijze van verdeling zal worden bepaald. Ten aanzien van de nalatenschap van oom [erflater] heeft [gedaagde 1] op geen enkele wijze onderbouwd gesteld dat er meer valt te verdelen dan het aandeel in de onroerende zaken en de activa die de executeur heeft opgenomen in zijn e-mailbericht van 21 augustus 2020. Nu [gedaagde 1] heeft gevorderd om de nalatenschap van oom [erflater] te verdelen op de wijze zoals de rechtbank in goede justitie behoord, ziet de rechtbank de mogelijkheid om ook de wijze van verdeling van de door de executeur genoemd activa vast te stellen zodat ook ten aanzien van de nalatenschap van oom [erflater] geen sprake is van een partiele verdeling.
4.19.
Partijen hebben de percelen [adres 1] en [adres 2] na de mondelinge behandeling laten taxeren door [makelaar 2] recreatie bedrijfsmakelaardij. Uit het taxatierapport van 24 maart 2021 en het addendum van 15 april 2021 blijkt dat het perceel [adres 1] bij hantering van de winstmethode door de taxateurs is vastgesteld op € 490.000 en dat de waarde van het perceel [adres 2] bij hantering van deze methode is vastgesteld op
€ 1.225.000 (voor beide percelen tezamen een waarde van € 1.715.00). Bij hantering middels de comparatieve methode komt volgens de taxateurs de waarde van het perceel [adres 1] uit op € 690.000 en van het perceel [adres 2] op € 1.675.000 (voor beide percelen tezamen een waarde van € 2.365.000). Nu taxatie reeds heeft plaatsgevonden heeft [gedaagde 1] geen belang meer bij haar vordering dat de betreffende onroerende zaken dienen te woren gewaardeerd door een door de rechtbank te benoemen deskundige. Deze vordering van [gedaagde 1] zal de rechtbank dan ook afwijzen.
4.20.
[eisers] willen dat de rechtbank de wijze van verdeling van de percelen [adres 1] en [adres 2] als volgt vaststelt. [adres 1] en [adres 2] zullen worden toebedeeld aan [eisers] voor de gemiddelde waarde van € 2.040.000 (1/2 x (€ 1.715.000 + € 2.365.000)) tegen betaling van een vergoeding wegens overbedeling aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van in totaal € 969.000. De percelen water, die geen waarde vertegenwoordigen, dienen tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] enerzijds en [eisers] anderzijds verdeeld te worden.
4.21.
[gedaagde 1] wil de percelen water, die ook volgens haar geen waarde vertegenwoordigen, niet toebedeeld krijgen en verzet zich tegen toewijzing van de vorderingen van [eisers] daaromtrent. Volgens haar is toedeling van de percelen water aan [eisers] het meest efficiënt en wenselijk, omdat daarmee de percelen in één hand komen en daarmee toekomstige verdelingsproblematiek kan worden beperkt. [gedaagde 1] kan ten aanzien van de percelen [adres 1] en [adres 2] instemmen met toedeling aan [eisers] tegen de door [eisers] voorgestelde gemiddelde waarde maar alleen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • Dat [gedaagde 2] in de gelegenheid wordt gesteld om het perceel [adres 1] tegen inbreng van gemiddelde waarde toebedeeld te krijgen.
  • Dat de nalatenschap van oom [erflater] alsmede die van tante [erflaatster] op basis van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland geheel wordt afgewikkeld. [eiser] moet minutieus rekening en verantwoording afleggen van het door hem gevoerde beheer van de percelen.
  • Dat door [eiser] en de executeur rekening en verantwoording wordt afgelegd van het gevoerde beheer, waarbij tevens inzicht wordt gegeven in het actuele saldo van de nalatenschap van oom [erflater] en de bedragen die aan ieder van partijen zijn uitgekeerd.
Als aan laatste twee voorwaarden niet wordt voldaan kan [gedaagde 1] enkel instemmen met de waarden op basis van de comparatieve methode. Dit komt er op neer dat zij primair wil dat wordt uitgegaan van een waarde van € 2.365.000 en subsidiair van een waarde van
€ 2.040.000.
4.22.
[gedaagde 1] verzoekt de rechtbank daarnaast, ter voorkoming van verdere geschillen tussen partijen, tevens vast te stellen aan wie welk deel van de netto huuropbrengsten toekomt tot en met de datum van overdracht/ toedeling van de percelen [adres 1] en [adres 2] aan [eisers]
Peildatum
4.23.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt als peildatum voor de waardering van tot een gemeenschap behorende goederen in het kader van een verdeling in beginsel het tijdstip van de verdeling. Hiervan kan slechts worden afgeweken indien partijen een andere datum zijn overeengekomen of als op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard. Nu partijen het erover eens zijn dat uitgegaan moet worden van de waarde van de percelen [adres 1] en [adres 2] op de datum waarop deze percelen zijn getaxeerd, zal de rechtbank ten aanzien van deze percelen met die peildatum rekening houden. Voor de onverdeelde banksaldi, effecten en de vordering op de boedel [naam 8] dient bij de verdeling van de nalatenschap van oom [erflater] uit te worden gegaan van het tijdstip van de feitelijke verdeling.
Wijze verdeling onroerende zaken
4.24.
Zoals hiervoor bepaald hebben partijen ieder op grond van het overlijden van hun ouders recht op 1/8e deel van de onroerende zaken. Dit betreft een percentage van 12,5%. Daarnaast hebben partijen ieder op grond van het overlijden van tante [erflaatster] recht op 1/16e deel van de onroerende zaken. Dit betreft een percentage van 6,25%.
[eiser] en [eiseres] hebben op grond van het overlijden van oom [erflater] , zoals is overwogen in 4.13. ieder recht op 3/10e deel van zijn 1/4e deel. Dat is 3/40e deel (dit betreft 7,5%) van de onroerende zaken. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben ieder recht op 2/10e deel van zijn 1/4e deel. Dat is 2/40e deel (dit betreft 5%). Opgeteld betekent dit dat [eiser] en [eiseres] ieder gerechtigd zijn voor 26,25% van de onroerende zaken en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ieder voor 23,75%. Bij deze percentages kan worden aangesloten voor de vraag aan wie welk deel van de netto huuropbrengsten toekomt tot en met de datum van overdracht/ toedeling van de percelen [adres 1] en [adres 2] aan [eisers]
4.25.
Nu [eisers] de percelen [adres 1] en [adres 2] toegewezen wenst te krijgen en [gedaagde 1] daartegen geen nadere bezwaren meer heeft geuit, zal de rechtbank de percelen [adres 1] en [adres 2] toedelen aan [eisers] . Tot verkoop komt het niet, zodat de vordering van [gedaagde 1] die daarop ziet zal worden afgewezen. De rechtbank acht het redelijk en billijk om bij de toedeling aan [eisers] uit te gaan van de gemiddelde waarde van de percelen [adres 1] en [adres 2] van € 2.040.000. Onder verwijzing naar artikel 3:185 BW sluit de rechtbank aan bij de getaxeerde gemiddelde waarde van de percelen [adres 1] en [adres 2] . De verdeling speelt zich niet af op de markt en erfgenamen dienen jegens elkaar meer redelijkheid en billijkheid aan de dag te leggen dan op een markt het geval pleegt te zijn. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat sprake is van percelen grond die geëxploiteerd worden waarbij het streven naar continuïteit en winstgevendheid mede bepalend zijn voor de vaststelling van de waarde. Deze verdeling is ook redelijk als men bedenkt dat [eisers] meer betaalt dan op basis van de legaten, die uitgaan van inbreng van de waarde ten tijde van het overlijden van oom [erflater] . Daarnaast ziet de rechtbank geen reden om aan de verdeling de door [gedaagde 1] gestelde voorwaarden voor de hantering van de gemiddelde waarde te verbinden. Het perceel [adres 1] is aan [gedaagde 2] aangeboden maar [gedaagde 2] heeft daarop niet gereageerd. Hij is ook niet in deze procedure verschenen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [gedaagde 2] geen belangstelling heeft voor toedeling van het perceel [adres 1] aan hem. Verder is in de beheersovereenkomst voldoende gewaarborgd dat [eiser] rekening en verantwoording aflegt over het door hem gevoerde beheer van de percelen [adres 1] en [adres 2] . De wijze waarop dat dient te geschieden is ook in de beheersovereenkomst vastgelegd. De executeur dient op grond van de wet, ook nadat verdeling heeft plaatsgevonden, rekening en verantwoording af te leggen zodat ook dit is gewaarborgd. Nu de rechtbank uitgaat van de gemiddelde waarde van € 2.040.000 dient [eisers] een overbedelingsvergoeding te betalen aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] van in totaal € 969.000 ((2 x 23,75%) van € 2.040.000). Dit maakt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ieder recht hebben op een overbedelingsvergoeding van € 484.500.
4.26.
De rechtbank volgt [gedaagde 1] in het standpunt ten aanzien van de percelen water. Het is in het belang van partijen dat geen sprake meer zal zijn van enige gemeenschap dan wel verwevenheid tussen [eisers] en [gedaagden] en tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . De rechtbank zal de percelen water daarom eveneens toedelen aan [eisers] Partijen zijn het erover eens dat de percelen water geen waarde vertegenwoordigen zodat [eisers] daarvoor geen overbedelingsvergoeding aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoeven te voldoen.
4.27.
De rechtbank stelt de wijze van verdeling van de overige onverdeelde activa in de nalatenschap van oom [erflater] als volgt vast. De bankrekeningen en de effectenrekening zullen, nadat de vordering op de nalatenschap van tante [erflaatster] is geïnd, worden opgeheven en de saldi op de bankrekeningen en de effectenrekening zullen worden verdeeld waarbij [eiser] en [eiseres] ieder 30% zullen ontvangen en [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ieder 20 %.
Reële executie
4.28.
De rechtbank is gelet op de omstandigheid dat [gedaagde 2] niet is verschenen in deze procedure en daarnaast op geen enkel voorstel van partijen reageert van oordeel dat [eisers] terecht vrezen dat [gedaagde 2] niet vrijwillig zal meewerken aan de uitvoering van dit vonnis. De rechtbank verwacht dat [gedaagde 1] medewerking zal verlenen aan de uitvoering van dit vonnis. Feit is echter dat tot op heden nog geen uitvoering is gegeven aan het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat [gedaagde 1] niet gevolgd wordt in de door haar gestelde voorwaarden en dat [eisers] er een groot belang bij hebben, gelet op de mogelijkheid die zij thans hebben om de financiering rond te krijgen, om zo spoedig mogelijk de percelen toebedeeld te krijgen. Daarom zal de rechtbank zowel ten aanzien van [gedaagde 2] als van [gedaagde 1] de vorderingen van [eisers] onder II. en III. toewijzen.
Proceskosten
4.29.
Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
stelt de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap in de onroerende zaken die zijn verkregen uit de nalatenschappen van tante [erflaatster] en oom [erflater] als volgt vast:
De volgende percelen worden toebedeeld aan [eiser] en [eiseres] , ieder voor een gelijk deel:
een perceel grond met water, plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats] , gemeente Stichtse Vecht, kadastraal bekend gemeente [plaats] Sint Pieters, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 1] , groot vierduizend zestig vierkante meter, hierna te noemen [adres 1] ;
een perceel grond met water, plaatselijk bekend als [adres 2] te [plaats] , gemeente Stichtse Vecht, kadastraal bekend gemeente [plaats] Sint Pieters, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 2] , groot dertienduizend negenhonderd negentig vierkante meter, hierna te noemen [adres 2] ;
de onverdeelde helft in de eigendom van een perceel water, gelegen nabij de [straat] te [plaats] , kadastraal bekend gemeente Loosdrecht, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 3] , groot vijfhonderd twintig vierkante meter;
de onverdeelde helft in de eigendom van een perceel water, gelegen nabij de [straat] te [plaats] , kadastraal bekende gemeente Loosdrecht, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 4] , groot zeventig vierkante meter;
twee percelen water, gelegen nabij de [straat] te [plaats] , oorspronkelijk kadastraal bekend gemeente Loosdrecht, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 5] , doch thans bestaande uit twee kadastrale percelen, in totaal groot achtduizend negenhonderd negentig vierkante meter.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] zullen hun aandeel in de percelen hiervoor onder 1) genoemd binnen een maand na betekening van dit vonnis overdragen aan [eiser] en [eiseres] . De rechtbank bepaalt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] door die toedeling een vordering uit hoofde van overbedeling op [eiser] en [eiseres] verkrijgen ter hoogte van in totaal € 969.000, zodat ieder recht heeft op een bedrag van € 484.500. De kosten van levering van de aandelen van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] in de percelen hiervoor onder 1) genoemd aan [eiser] en [eiseres] dienen door [eiser] en [eiseres] te worden gedragen.
in conventie
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen een maand na betekening van dit vonnis onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering aan [eisers] van hun aandeel in de juridische eigendom van de onroerende zaken, in r.o. 5.1. genoemd onder a t/m e, staande en gelegen aan en nabij de [adres 1] en [adres 2] te [plaats] , gemeente Stichtse Vecht, waarbij de waarde van het onroerend goed wordt bepaald op € 2.040.000 tegen betaling van een vergoeding voor overbedeling aan hen van € 969.000;
5.3.
in het geval de hiervoor onder 5.2. bedoelde termijn is verstreken, zonder dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun daar bedoelde onvoorwaardelijke medewerking hebben verleend: dit vonnis in de plaats te stellen van de ontbrekende wilsverklaring en handtekening van [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] benodigd voor de juridische levering van het eigendom van de bedoelde onroerende zaken conform een daartoe bestemde akte van verdeling, en de daarmee verband houdende stukken en de termijn zoals bedoeld in artikel 3:301 lid 1 sub b BW te bepalen op 7 dagen;
5.4.
verklaart voor recht dat [eiser] en [eiseres] ieder recht hebben op de activa van de nalatenschappen van 30% in de nalatenschap van oom [erflater] ;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.8.
stelt de deelgerechtigdheid tot de onroerende zaken als volgt vast:
[eiser] en [eiseres] zijn beiden gerechtigd tot 26,25% van de onroerende zaken en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn ieder voor 23,75% gerechtigd tot de onroerende zaken;
5.9.
stelt de wijze van verdeling van de overige onverdeelde activa in de nalatenschap van oom [erflater] als volgt vast:
de bankrekeningen en de effectenrekening genoemd in r.o. 2.14. zullen, nadat uitvoering is gegeven aan de verdeling van de nalatenschap van tante [erflaatster] zoals vastgesteld door de rechtbank Middel-Nederland, worden opgeheven en de saldi op de bankrekeningen en de effectenrekening zullen worden verdeeld waarbij [eiser] en [eiseres] ieder 30% zullen ontvangen en [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ieder 20 %;
5.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.A.M. Kroft en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 2721