ECLI:NL:RBDHA:2022:9532

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
NL22.15293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van seksuele geaardheid en zwaarwegendheidsbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Surinaamse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Suriname te vrezen had voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 augustus 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de relevante elementen van de asielaanvraag, zoals de seksuele geaardheid van de eiser en de daaruit voortvloeiende problemen, geloofwaardig waren, maar niet voldoende zwaarwegend om een gegronde vrees voor vervolging aan te nemen. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser in Suriname niet uitgesloten was van arbeid en dat hij zich kon verzekeren van medische zorg. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de eiser in het verleden aangifte heeft kunnen doen tegen zijn zwager, wat wijst op de mogelijkheid om bescherming te zoeken bij de autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15293

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. O. Sarac),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Daarnaast is in het besluit aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en geen uitstel van vertrek verleend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.15294, op 25 augustus 2022 op zitting te Dordrecht behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Surinaamse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum eiser]. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Suriname is mishandeld door zijn vader en zwager vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Daarnaast wordt hij vanwege zijn geaardheid in Suriname ook gediscrimineerd.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • De seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen.
2.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de relevant geachte elementen geloofwaardig zijn, maar eiser heeft hiermee volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij door deze problemen bij terugkeer heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft de asielaanvraag vervolgens afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Eiser betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de geloofwaardig geachte elementen onvoldoende zwaarwegend zijn om vluchtelingrechtelijke vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer aan te nemen. Daartoe voert eiser aan dat hij zich voor bescherming niet tot de politie kan wenden. Verweerder is hier ten onrechte aan voorbij gegaan. De politie heeft eiser - toen hij aangifte deed - al te kennen gegeven hem niet te kunnen beschermen. De moeder van zijn zwager zit bij de politie waardoor de politie niet genegen is om eiser te beschermen. Verder voert eiser aan dat hij in Suriname geen betekenisvolle inhoud kan geven aan zijn geaardheid ondanks dat discriminatie op basis van seksuele geaardheid strafbaar is. Uit algemene bronnen en videomateriaal blijkt dat homoseksuelen in Suriname op grote schaal worden gediscrimineerd en bedreigd. Zij worden vaak slachtoffer van geweld. Bovendien wordt er niks gedaan met aangiftes en maakt de politie zich ook schuldig aan voornoemde praktijken. Eiser wijst in dit kader op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 11 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4105). Eiser verwijst verder naar een krantenartikel met betrekking tot een Surinaamse homoseksuele jongen die zelfmoord heeft gepleegd. Dit betrof een vriend van eiser en uit het krantenartikel blijkt dat deze jongen geen hulp van de autoriteiten en LHBTI-organisaties kon krijgen.
3.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder volgens Werkinstructie 2014/10 beoordeelt of de vermoedens die de vreemdeling over wat hem bij terugkeer naar zijn land van herkomst te wachten staat, aannemelijk zijn als een of meer asielelementen geloofwaardig worden geacht. Dit is de zwaarwegendheidsbeoordeling.
3.2.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank onder verwijzing naar meerdere gezaghebbende openbare bronnen, waaronder rapporten van US Department of State en Freedom House, op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat Suriname niet veilig is voor LHBTI’s. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat homoseksualiteit niet strafbaar is gesteld in Suriname, dat discriminatie op grond van seksuele geaardheid wel strafbaar is gesteld en dat LHBTI’s zich in Suriname vrij kunnen bewegen en organiseren. Dit neemt niet weg dat zich in Suriname voorvallen van geweld voordoen gericht tegen LHBTI’s, zoals ook blijkt uit het krantenartikel en de videobeelden waarnaar eiser verwijst. Dit biedt evenwel onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat Suriname voor LHBTI’s in zijn algemeenheid en voor eiser in het bijzonder niet veilig is. Ten aanzien van eiser heeft verweerder in dit kader ook kunnen betrekken dat eiser niet uitgesloten is geweest van arbeid en dat hij zich ondanks zijn geaardheid kon verzekeren en medische zorg kon krijgen. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser zich bij voorkomende problemen voor bescherming tot de Surinaamse autoriteiten kan wenden. Dit is bovendien in de praktijk gebleken. Eiser heeft tijdens het nader gehoor (p. 30) immers verklaard dat hij in het verleden aangifte heeft kunnen doen tegen zijn zwager, hetgeen geleid heeft tot het verkrijgen van een beschermingsbevel. Dat eiser later deze aangifte heeft ingetrokken uit angst voor een confrontatie met zijn zwager doet aan de mogelijkheid van het inroepen van bescherming niet af. De niet (met stukken) onderbouwde stelling van eiser dat zijn zwager en de Surinaamse politie samenwerken om eiser te vervolgen, heeft verweerder niet hoeven te volgen. Hiervan is niet gebleken, en het feit dat eiser aangifte heeft kunnen doen en dat een beschermingsbevel is afgegeven wijst hier niet op. Verder heeft verweerder bij het bestreden besluit kunnen betrekken dat eiser heeft verklaard (p. 33 nader gehoor) dat hij enkel vreest voor zijn vader en zijn zwager maar dat hij niet vreest voor de Surinaamse autoriteiten. Verweerder heeft zich hierbij ten slotte terecht op het standpunt gesteld dat er in Suriname de mogelijkheid openstaat om beklag te doen tegen individuele politieagenten en dat van eiser verwacht mag worden dat hij van deze mogelijkheid gebruik maakt. Niet gebleken is dat dit voor eiser niet mogelijk is.
3.3.
Ten aanzien van de hiervoor reeds genoemde videobeelden overweegt de rechtbank in het bijzonder nog als volgt. De rechtbank ziet geen aanleiding het onderzoek te heropenen om de betreffende beelden toe te voegen aan het dossier. Verweerder heeft de betreffende beelden bekeken en kenbaar bij zijn besluitvorming betrokken. Eiser heeft ter zitting verklaard dat de eerste video een interview met twee mensen uit de LHBTI-gemeenschap in Suriname over de houding van de politie tegenover LHBTI’s betreft, en dat de tweede video een opname is van een geweldsincident op straat tegen een willekeurige homoseksuele passant. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser hierin niet te volgen. Bij het bestreden besluit en ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ook niet wordt ontkend dat er zich incidenten hebben voorgedaan gericht tegen LHBTI’s en dat meldingen niet serieus zijn genomen, maar dat beide video’s geen betrekking hebben op eiser persoonlijk. Dit heeft eiser desgevraagd ter zitting ook erkend. Zoals reeds onder 3.2 overwogen, kan er niet vanuit worden gegaan dat Suriname niet onveilig is voor LHBTI’s in zijn algemeenheid of voor eiser in het bijzonder.
3.4.
Het betoog van eiser dat hij in Suriname geen betekenisvolle inhoud kan geven aan zijn geaardheid heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank er niet toe hoeven bewegen de aanvraag van eiser in te willigen. Er is geen aanleiding om te concluderen dat er in Suriname sprake is van een zodanige beperking van de bestaansmogelijkheden dat het functioneren op maatschappelijk en sociaal gebied objectief bezien voor hem onmogelijk is. De door eiser ondervonden discriminatie en vernederingen en de omstandigheid dat hij zich als gevolg daarvan terughoudend heeft opgesteld bij het uiten van zijn seksualiteit, betekent niet dat hij zo ernstig wordt beperkt in zijn functioneren dat moet worden geoordeeld dat hij wordt vervolgd in de zin van het Vluchtelingenverdrag of behandeld in strijd met artikel 3 van het EVRM.
3.5.
De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 11 december 2019 leidt ten slotte ook niet tot een ander oordeel bij de rechtbank. Uit die uitspraak volgt niet dat Suriname in het algemeen niet veilig is voor LHBTI’s en bovendien zijn de feiten en omstandigheden daarin anders. In die zaak had de vreemdeling aannemelijk gemaakt dat zij door de politie was mishandeld en bedreigd.
3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op het voorgaande zich op het standpunt kunnen stellen dat de geloofwaardig geachte elementen niet te herleiden zijn tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer vormen.
4. Eiser heeft ten slotte nog, onder verwijzing naar het Medifirst-advies van 18 juli 2022, betoogd dat verweerder geen rekening heeft gehouden met zijn gezondheidstoestand. Ter zitting heeft hij gesteld dat hij is doorverwezen naar een cardioloog. De rechtbank overweegt dat uit het bestreden besluit genoegzaam blijkt dat verweerder de medische situatie van eiser betrokken heeft bij zijn besluitvorming. Voor zover eiser meent alsnog aanspraak te kunnen maken op uitstel van vertrek, kan hij een daartoe strekkende aanvraag indienen.
5. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
6. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Oonincx, rechter, in aanwezigheid van mr.B. Tijssen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.