Uitspraak
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar (het college)
[derde-partij]te [woonplaats] (vergunninghouder)
Inleiding
Feiten en totstandkoming van het bestreden besluit
Beoordeling door de voorzieningenrechter
in ieder gevalwordt verleend in de in artikel 3 van de beleidsregels genoemde gevallen. Dat wil echter niet zeggen dat in andere gevallen géén omgevingsvergunning kan worden verleend. Als het college alleen de in de beleidsregels genoemde gevallen zou willen vergunnen had immers een formulering als “Een omgevingsvergunning (…) wordt
uitsluitendverleend voor: (…)” in de rede gelegen. Nu de beleidsregels niet voorschrijven dat een omgevingsvergunning wordt geweigerd in gevallen die niet in de beleidsregels omschreven staan, is van strijd met de beleidsregels geen sprake. Verder ziet de voorzieningenrechter ook geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid met toepassing van de kruimelregeling de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Hierbij is in aanmerking genomen dat het nu vergunde bijgebouw slechts 15 cm hoger is dan het bijgebouw dat op basis van de in 2006 verleende vergunning mocht worden gebouwd. Gelet op de grootte van de percelen van eiser en vergunninghouder, de situering van het vergunde bijgebouw, de afstand tussen het bijgebouw en de woning van eiser, en de op beide percelen aanwezige begroeiing, heeft het college de omgevingsvergunning voor wat betreft het strijdig gebruiken van de gronden met de bestemming ‘natuur’ naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid kunnen verlenen.
7 april 2021 en 12 juli 2021 van de Commissie Welstand en Cultureel Erfgoed (hierna: commissie WCE) ten grondslag gelegd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het advies van de commissie WCE in het kader van de beoordeling of de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast een deskundigenadvies, vergelijkbaar met een welstandsadvies. Het college mag in beginsel op zo’n advies afgaan. [6]
12 juli 2021 heeft de commissie WCE toegelicht dat er bij realisering van het bouwplan geen cultuurhistorische- en landschappelijke waarden in het geding zijn, en dat deze waarden mogelijk zelfs worden versterkt. De commissie WCE heeft zich ervan vergewist dat er ten opzichte van de woning en het al eerder vergunde bijgebouw geen verdere verdichting plaatsvindt of aanzienlijke wijzigingen in de landelijke structuur worden aangebracht. Daarbij heeft de commissie WCE van belang geacht dat de historische eikenlaan niet alleen behouden zal blijven, maar zal worden hersteld als onderdeel van het inrichtingsplan en dat het bijgebouw niet zal leiden tot een vermindering van het bomenbestand. Daarnaast heeft de commissie WCE opgemerkt dat de eerder vergunde garage aanzienlijk breder was (8 meter) dan het nu aangevraagde bijgebouw (6,30 meter). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee voldoende gemotiveerd dat de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.