ECLI:NL:RBDHA:2022:9520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
AWB 22/3675
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van Emancipatiewet en mvv-vereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Surinaamse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft een beroep gedaan op de Emancipatiewet en de Proclamatie van 3 oktober 1862, in de hoop vrijstelling te krijgen van het mvv-vereiste voor een verblijfsvergunning. Eiser had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, die was afgewezen, en kreeg een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden moeten leiden tot vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser heeft betoogd dat het mvv-vereiste onevenredig hard voor hem is en dat hij recht heeft op welzijn op basis van de Emancipatiewet. De rechtbank oordeelt echter dat de stelling van eiser niet kan worden gevolgd, omdat de wet geen recht op welzijn garandeert dat leidt tot een verblijfsrecht. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris in dit geval niet verplicht was om eiser te horen in bezwaar, omdat er geen nieuwe feiten waren die een ander besluit konden rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, met de overweging dat eiser niet in het bezit is van een geldige mvv en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die vrijstelling van het mvv-vereiste rechtvaardigen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3675

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: drs. F.W. King),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Franke).

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen en is aan eiser een inreisverbod [1] voor twee jaar opgelegd.
Bij besluit van 3 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1990 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Eisers eerdere aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel “humanitair niet tijdelijk [2] ’ is afgewezen. Dit besluit staat in rechte vast. Nu heeft eiser opnieuw eenzelfde aanvraag ingediend. Hij meent dat uitzetting in strijd is met het recht op privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM [3] .
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet in het bezit is van een mvv [4] en ook niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste [5] . Eiser heeft geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die zouden moeten leiden tot vrijstelling van het mvv-vereiste.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Er zijn bijzondere omstandigheden die tot vrijstelling van het mvv-vereiste moeten leiden. Het is in dit geval onevenredig hard voor eiser om vast te houden aan het mvv-vereiste, en bovendien is dit ook in strijd met het doel van het mvv-vereiste. Ook is het besluit in strijd is met de Emancipatiewet van 26 augustus 1862 [6] en de bijbehorende Proclamatie van 3 oktober 1862. Volgens eiser is in deze wet geregeld dat de slavenbevolking van Suriname en hunn erfdragers vanwege hun jarenlange bijdragen aan de schatkist van het koninkrijk aanspraak maken op een grondrecht, namelijk het recht op welzijn. Dit is een absoluut recht. Op zitting heeft eiser nog aangevoerd dat hij ten onrechte niet gehoord is in bezwaar, nu artikel 8 van het EVRM een rol speelt. [7] Hij merkt daarbij op dat hij sinds kort een baan heeft in Nederland.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank overweegt dat wat in beroep is aangevoerd tegen het bestreden besluit, een herhaling is van wat eiser in bezwaar tegen het primaire besluit naar voren heeft gebracht. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit hierop gemotiveerd is ingegaan. Omdat eiser niet heeft aangegeven waarom de weerlegging van die bezwaren onjuist is dan wel op welke andere wijze het bestreden besluit de toets in rechte niet kan doorstaan, kan een enkele herhaling van zetten niet tot enig resultaat leiden. [8]
Alleen daarom al is het beroep ongegrond.
5. Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. Niet in geschil is dat eiser niet in het bezit is van een geldige mvv. De vraag die voorligt is of verweerder eiser had moeten vrijstellen van het mvv-vereiste.
6. Verweerder kan een vreemdeling vrijstellen van het mvv-vereiste als toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. [9] Dit wordt de hardheidsclausule genoemd. Verweerder beoordeelt pas of iemand voldoet aan de materiële vereisten voor gezinshereniging, als de vreemdeling bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden aanvoert die maken dat het onevenredig bezwarend zou zijn om vast te houden aan het mvv-vereiste. [10] Verweerder heeft in dit geval tot het oordeel kunnen komen dat eiser geen bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat het voor hem onevenredig bezwarend zou zijn om vast te houden aan het mvv-vereiste. De enkele stelling dat het tegenwerpen in zijn geval onevenredig hard is en in strijd is met het doel, wordt dan ook niet gevolgd.
7. De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn betoog dat hij op grond van de Emancipatiewet en de Proclamatie daarbij van 3 oktober 1862 als erfdrager van de slavenbevolking van Suriname aanspraak maakt op een grondrecht, namelijk het ‘recht op welzijn’. Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de tekst niet op te maken dat eiser een ‘recht op welzijn’ heeft, laat staan dat dit tot een verblijfsrecht voor eiser zou moeten leiden.
8. Het betoog van eiser ter zitting dat hij privéleven heeft op grond van artikel 8 EVRM en dat verweerder, gelet op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter [11] , hem daarom had moeten horen in bezwaar, slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat horen een essentieel onderdeel is van de bezwaarprocedure. Toch heeft verweerder in dit geval kunnen afzien van het horen. Eiser heeft zowel bij de aanvraag als in bezwaar geen feiten en omstandigheden aangevoerd die zien op zijn privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft daarom met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mogen afzien van horen in bezwaar, nu op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Verweerder heeft ter zitting opgemerkt dat indien eiser, gelet op zijn nieuwe baan in Nederland, meent recht te hebben op een verblijfsvergunning, hij hiervoor een nieuwe aanvraag kan indienen.
Wat is de conclusie?
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.
(de griffier is verhinderd te ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 66a, eerste lid, onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 3.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
4.Machtiging tot voorlopig verblijf.
5.Op grond van artikel 17 van de Vw.
6.Wetten ter opheffing der slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen van 26 augustus 1862.
7.Eiser heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:601.
9.Artikel 3.71, derde lid van het Vb.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1095.
11.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.