ECLI:NL:RBDHA:2022:9277

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
NL22.12229
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens vertrek zonder bekend adres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. van Hoof, had een asielaanvraag ingediend die op 22 juni 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 september 2022 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken, zoals blijkt uit een bericht van 5 september 2022. De gemachtigde van eiser heeft op 6 september 2022 aangegeven geen actueel contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar hij zich bevindt. Gezien deze omstandigheden en de vaste jurisprudentie, concludeert de rechtbank dat eiser niet langer prijs stelt op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Hierdoor heeft eiser geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12229
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

gemachtigde: mr. E. van Hoof.

ProcesverloopBij besluit van 22 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.12230, op 8 september 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met een voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland. Bij bericht van 5 september 2022 heeft verweerder laten weten dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. Bij bericht van 6 september 2022 heeft gemachtigde van eiser laten weten dat hij geen actueel contact meer heeft met eiser en ook niet weet waar eiser momenteel verblijft.
2. Gelet op vaste jurisprudentie [2] en de reactie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Eiser heeft dan ook geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2022 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 september (2019 ECLI:NL:RVS:2019:579).