ECLI:NL:RBDHA:2022:9252
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verlies van de Nederlandse nationaliteit en de gevolgen voor de paspoortaanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag voor een nationaal paspoort beoordeeld. Eiser, die bij geboorte de Nederlandse nationaliteit verkreeg, heeft zijn aanvraag ingediend op 25 juli 2018. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser van rechtswege de Nederlandse nationaliteit zou hebben verloren. Dit verlies zou zijn ingetreden op [dag] 2016, omdat eiser vanaf zijn meerderjarigheid in de Verenigde Staten woont en geen documenten heeft ingediend die de verliestermijn zouden stuiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet op de hoogte was van het verlies van zijn nationaliteit en dit als onwettig en onredelijk beschouwt. Eiser heeft een brief van zijn werkgever overgelegd waarin wordt gesteld dat hij een Nederlandse nationaliteit nodig heeft voor zijn werk in de EU. De rechtbank oordeelt echter dat de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) limitatief bepaalt in welke gevallen het Nederlanderschap kan worden verkregen of verloren. De rechtbank concludeert dat de minister een deugdelijke evenredigheidsbeoordeling heeft gemaakt en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij substantieel gebruik maakte van zijn recht van vrij verkeer in de EU ten tijde van het verlies van zijn nationaliteit.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.