ECLI:NL:RBDHA:2022:9252

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
21/4703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verlies van de Nederlandse nationaliteit en de gevolgen voor de paspoortaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag voor een nationaal paspoort beoordeeld. Eiser, die bij geboorte de Nederlandse nationaliteit verkreeg, heeft zijn aanvraag ingediend op 25 juli 2018. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser van rechtswege de Nederlandse nationaliteit zou hebben verloren. Dit verlies zou zijn ingetreden op [dag] 2016, omdat eiser vanaf zijn meerderjarigheid in de Verenigde Staten woont en geen documenten heeft ingediend die de verliestermijn zouden stuiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet op de hoogte was van het verlies van zijn nationaliteit en dit als onwettig en onredelijk beschouwt. Eiser heeft een brief van zijn werkgever overgelegd waarin wordt gesteld dat hij een Nederlandse nationaliteit nodig heeft voor zijn werk in de EU. De rechtbank oordeelt echter dat de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) limitatief bepaalt in welke gevallen het Nederlanderschap kan worden verkregen of verloren. De rechtbank concludeert dat de minister een deugdelijke evenredigheidsbeoordeling heeft gemaakt en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij substantieel gebruik maakte van zijn recht van vrij verkeer in de EU ten tijde van het verlies van zijn nationaliteit.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4703

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] (USA), eiser

en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigden: I.S. Ijserinkhuijsen en mr. M.S. Krikhaar).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandeling stelling van de aanvraag van eiser.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 23 augustus 2018 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 15 juni 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij zijn besluit gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2022 op zitting behandeld via een beeldverbinding. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft bij geboorte op [geboortedag] 1988 de Nederlandse nationaliteit verkregen. Eiser verblijft vanaf zijn geboorte tot het moment dat hij op [dag] 2006 de meerderjarige leeftijd van 18 jaar heeft bereikt in [plaats buitenland] . Op 25 juli 2018 heeft eiser een Nederlands paspoort aangevraagd.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om een nationaal paspoort buiten behandeling gesteld, omdat hij van rechtswege de Nederlandse nationaliteit zou hebben verloren.
3. Verweerder heeft eiser in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verstrekken over de gevolgen van het verlies van het Nederlanderschap die van belang zijn in het licht van het evenredigheidsbeginsel uit het oogpunt van het Unierecht. Eiser heeft nadere informatie verstrekt. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND) heeft ook een advies uitgebracht. Daarin is geconcludeerd dat het verlies van het Unieburgerschap van eiser evenredig is geweest. Verweerder heeft het advies overgenomen. Nu het verlies geen onevenredige gevolgen heeft voor eiser, heeft hij volgens verweerder op [dag] 2016 het Nederlanderschap verloren. [1]
Wat is het standpunt van eiser?
4. Eiser wist niet dat hij zijn Nederlandse nationaliteit kon verliezen en vindt dit onwettig en onredelijk. Het gaat namelijk om een recht, verworven bij zijn geboorte, waaraan geen beperkingen aan moeten worden gesteld. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een brief ingebracht van zijn werkgever, waarin staat dat eiser een Nederlandse nationaliteit moet krijgen ten behoeve van het werk bij de dochterondernemingen in de Europese Unie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Vast staat dat eiser op [dag] 2006 meerderjarig was en dat hij naast de Nederlandse nationaliteit ook de Amerikaanse nationaliteit had. Vast staat ook dat eiser vanaf [dag] 1988 onafgebroken in de Verenigde Staten woont, zodat de verliestermijn van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN voor hem op dat moment is aangevangen.
6. Eiser heeft geen documenten ingebracht waardoor de verliestermijn moest worden gestuit. Hierdoor heeft hij in 2016 het Nederlanderschap van rechtswege verloren. Verweerder heeft enkel de bevoegdheid om een reisdocument af te geven als de aanvrager over een Nederlandse nationaliteit bezit. Gezien vorengenoemde feiten kon verweerder niet anders dan een negatieve beslissing nemen op de paspoortaanvraag van eiser door de aanvraag niet in behandeling te nemen nu eiser zijn nationaliteit van rechtswege heeft verloren.
7. De rechtbank is van oordeel dat volgens vaste rechtspraak de RWN limitatief bepaalt in welke gevallen het Nederlanderschap wordt verkregen, dan wel verloren. Dit betekent dat het Nederlanderschap niet kan worden verkregen en ook niet kan worden behouden door de werking van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. [2]
8. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder een deugdelijke Unierechtelijke evenredigheidsbeoordeling heeft gemaakt. Verweerder stelt terecht dat de evenredigheid moet worden beoordeeld naar het moment van het van rechtswege verliezen van het Nederlanderschap, en daarmee van het Unieburgerschap, met dien verstande dat niet alleen de gevolgen van het verlies van het Nederlanderschap die zich reeds op dat moment hadden gemanifesteerd dienen te worden betrokken, maar ook de gevolgen die op dat moment redelijkerwijs voorzienbaar waren. Eiser heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat hij ten tijde van het verlies van zijn Nederlanderschap substantieel gebruik maakte van het recht van vrij verkeer en verblijf in de Europese Unie.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Abdolbaghai, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RNW).
2.Uitspraak van 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:423.