ECLI:NL:RBDHA:2022:9137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
NL22.15193 en NL22.15194
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan nieuwe feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ghanese nationaliteit, had op 27 juni 2022 een opvolgende asielaanvraag ingediend, nadat zijn eerdere aanvraag op 21 maart 2022 als kennelijk ongegrond was afgewezen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de opvolgende aanvraag op 6 augustus 2022 niet-ontvankelijk, omdat eiser geen nieuwe relevante feiten of omstandigheden had aangedragen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 23 augustus 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord. Eiser stelde dat hij ten onrechte geen rechtsbijstand had gehad in de eerste asielprocedure en dat het eerdere besluit vernietigd diende te worden. Hij voerde aan dat de afwijzing van zijn huidige aanvraag op onjuiste gronden was gebaseerd en dat hij bij terugkeer naar Ghana vreest voor vervolging door de politie, wat in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank overwoog dat er geen relevante wijziging van het recht was en dat eiser geen nieuwe elementen had aangedragen die de eerdere afwijzing konden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.15193 en NL22.15194

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hogendoorn-Matthijssen).

ProcesverloopBij besluit van 6 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.15194, op 23 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F.C. Thiel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1997 en heeft de Ghanese nationaliteit. De
asielaanvraag is bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen nieuwe relevante feiten of omstandigheden zijn aangedragen door eiser. Verweerder heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Wat ging vooraf aan het bestreden besluit?
2. Eiser heeft 7 augustus 2021 zijn eerste asielaanvraag ingediend in Nederland. Bij
besluit van 21 maart 2022 is deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.
Eiser heeft op 27 juni 2022 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 6 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de (opvolgende) asielaanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder de
aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Omdat eiser ten onrechte geen rechtsbijstand heeft gehad in de eerste asielprocedure, dient het besluit (van 21 maart 2022) uit de eerste asielprocedure te worden vernietigd. Dat geldt dus ook voor het toen opgelegde terugkeerbesluit. De huidige opvolgende asielaanvraag is op onjuiste gronden afgewezen, waardoor ook het inreisverbod ten onrechte is opgelegd. Verder is van een veilig land van herkomst geen sprake. Eiser vreest bij terugkeer naar Ghana voor de politie. Om deze reden is gedwongen terugkeer in strijd met artikel 3 van het EVRM. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verwijzing naar de zienswijze
4. Voor zover eiser verzoekt om zijn zienswijze in zijn gronden van beroep als
herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de rechtbank dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat eiser in zijn zienswijze heeft aangevoerd. Het enkel verwijzen naar de zienswijze leidt daarom niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
5. De rechtbank stelt voorop dat als er geen relevante wijziging van het recht is, de
rechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of verweerder de aanvraag niet ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 22 juni 2016. [2] Nieuwe elementen of bevindingen zijn feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en dus moesten worden aangevoerd. Daaronder vallen ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van dat eerdere besluit konden en dus moesten worden overgelegd.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het
standpunt heeft gesteld dat eiser geen relevante nieuwe elementen of bevindingen naar voren heeft gebracht die af kunnen doen aan het eerdere besluit en de overwegingen waarop het besluit rust. Verder is niet gebleken van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende, feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 83.0a van de Vw 2000.
De stelling van eiser, dat hij geen juridische bijstand heeft gehad in zijn vorige asielprocedure, is geen nieuw element of bevinding, als hiervoor bedoeld onder 5. Tussen partijen staat vast, dat eiser tijdens de vorige procedure een advocaat toegewezen heeft gekregen (mr. Hagg), aan wie verweerder de relevante stukken heeft gezonden, zoals het rapport van het gehoor van eiser en het voornemen. Ook staat vast, dat deze advocaat destijds geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 21 maart 2022. Dat dit, naar eiser nu stelt, ten onrechte niet is gebeurd, komt naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van eiser.
Conclusie
7. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
Omdat hiermee op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep (NL22.15193) ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening (NL22.15194) af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak op het beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.