ECLI:NL:RBDHA:2022:9117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
09-767037-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan hennepteelt en veroordeling wegens gewoontewitwassen

Op 12 september 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1954, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan bedrijfsmatige hennepteelt en gewoontewitwassen. Tijdens de zitting op 29 augustus 2022 heeft de officier van justitie, mr. J.M. Eelman, vrijspraak van enkele feiten gevorderd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.G.D. Rutten, pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in drie panden hennepkwekerijen zijn aangetroffen, maar onvoldoende bewijs aanwezig was om de verdachte te veroordelen voor de medeplichtigheid aan de hennepteelt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 1 t/m 4 subsidiair, maar oordeelde dat hij zich wel schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen van contante en girale geldbedragen en voertuigen in de periode van 1 juli 2016 tot en met 30 september 2018. De verdachte had een faciliterende rol gespeeld door zich op te werpen als bestuurder van vennootschappen die bedoeld waren om de illegale geldstroom te verhullen. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767037-19
Datum uitspraak: 12 september 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1954 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 augustus 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Eelman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.G.D. Rutten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de
tenlastelegging is als bijlage A aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
In drie panden, gelegen aan [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] , in Wassenaar zijn een hennepkwekerijen aangetroffen. De verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • medeplichtigheid aan hennepteelt en het opzettelijk aanwezig hebben van een aantal hennepplanten in voornoemde panden (feiten 1, 2 en 3);
  • medeplegen van ofwel medeplichtigheid tot diefstal van elektriciteit (feiten 4 primair en 4 subsidiair) en;
  • medeplegen van gewoontewitwassen (feit 5).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 4 primair en tot bewezenverklaring van feiten 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verweren die de raadsman ten aanzien van de tenlastegelegde feiten heeft gevoerd, zal de rechtbank, voor zover relevant, hierna bespreken.
3.4.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er weliswaar aanwijzingen in het dossier te vinden zijn die zouden kunnen wijzen op wetenschap bij de verdachte van de henneppanden, maar dat er onvoldoende bewijs aanwezig is om vast te kunnen stellen dat de verdachte ten tijde van de feiten 1, 2, 3, 4 primair en 4 subsidiair, ook daadwerkelijk wist dat er in deze panden hennepkwekerijen waren gevestigd.
Gelet hierop, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de medeplichtigheid tot de hennepteelt die in deze panden heeft plaatsgevonden, en van medeplichtigheid tot het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplanten die in de panden zijn aangetroffen (feiten 1 t/m 3). Ook zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het medeplegen van en de medeplichtigheid tot diefstal van elektriciteit in deze panden (feiten 4 primair en 4 subsidiair).
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage B opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.6.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 5
3.6.1.
Inhoud van de verdenking
Kort samengevat wordt de verdachte beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen van contante geldbedragen, girale geldbedragen en twee voertuigen, te weten een Bentley en een Fiat.
3.5.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich namens de verdachte ook ten aanzien van het witwasfeit op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de verdachte niet wist en ook niet redelijkerwijs moest vermoeden dat de in de tenlastelegging genoemde witwasvoorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf. De raadsman heeft ten aanzien van dit feit in het bijzonder nog het volgende naar voren gebracht. De verdachte dacht dat de in de tenlastelegging genoemde contante geldbedragen legale opbrengsten betroffen van [bedrijf 1] in Roosendaal van [medeverdachte] . De verdachte had geen reden om hieraan te twijfelen. De verdachte had geen kennis van de hennepkwekerijen waarbij [medeverdachte] betrokken is geweest. De Fiat 500 heeft de verdachte als vriendendienst op zijn naam gezet. De Bentley is door middel van een legale leaseconstructie verkregen.
3.6.3.
Overwegingen van de rechtbank
3.6.3.1. Contante geldbedragen en girale geldbetalingen
Uit onderzoek is gebleken dat in de periode vanaf 1 januari 2013 tot en met 30 september 2018 in totaal € 1.679,979,31 aan contante gelden is gestort op zes verschillende bankrekeningen:
  • € 43.103,91 op het rekeningnummer NL80RABO0154064297 ten name van [naam 1] ,
  • € 908.493,65 op het rekeningnummer NL23RABO0128174471 ten name van [bedrijf 2] ;
  • € 164.195,- op het rekeningnummer NL881NGB0007568122 ten name van [bedrijf 2] ;
  • € 86.552,46 op het rekeningnummer NL031NGB0701986832 ten name van [medeverdachte] ;
  • € 10.242,- op het rekeningnummer NL86RAB00128174307 ten name van [bedrijf 3] en
  • € 467.392,29 op het rekeningnummer NL83JNGB0007610989 ten name van [bedrijf 3]
Periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2016, de privérekening van de verdachte [medeverdachte] en de privérekening van de zoon van [medeverdachte]
De verdachte is op 1 juli 2016 bestuurder en eigenaar geworden van de holding [bedrijf 2] . Omdat hij pas sinds 1 juli 2016 formeel verantwoordelijk is voor de transacties die via de rekeningen van de holding en de deelnemingen zijn verlopen en niet is gebleken dat de verdachte in de tenlastegelegde periode enige bemoeienis heeft gehad met de rekening van de zoon van [medeverdachte] en de privérekening van [medeverdachte] , acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte als medepleger een rol heeft gespeeld bij het gewoontewitwassen van:
- contante geldbedragen en girale geldbetalingen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2016;
- contante geldbedragen die op de privérekening van [medeverdachte] en op de rekening van [naam 1] , de zoon van [medeverdachte] , zijn gestort en de girale betalingen die met deze rekeningen zijn verricht.
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op het voornoemde.
Periode van 1 juli 2016 tot en met 30 september 2018
De verdachte heeft via zijn [bedrijf 4] , [medeverdachte] sinds 2007 geholpen met de financiën. Aanvankelijk als verzekerings- en hypotheekadviseur, in de loop der jaren is die dienstverlening uitgebreid tot het punt dat [bedrijf 4] voornamelijk werkzaamheden verrichtte voor [medeverdachte] . De verdachte is voorts gaan optreden als bestuurder in vennootschappen van [medeverdachte] toen faillissement dreigde dan wel onafwendbaar was. Daarnaast heeft de verdachte een energiecontract en auto’s van [medeverdachte] op zijn naam laten zetten.
Toen de verdachte op 1 juli 2016 bestuurder werd van de holding, was er volgens de verdachte sprake van een zeer slechte financiële situatie van [bedrijf 2] . De verdachte heeft de schuldenlast in die tijd op zo’n € 500.000,00 tot € 600.000,00 geschat. Voor betalingen die werden verricht vond voorafgaand eerst een contante storting plaats.
Uit onderzoek is gebleken dat in de periode vanaf 1 juli 2016 tot en met september 2018 diverse contante geldstortingen hebben plaatsgevonden op eerdergenoemde rekeningen van [bedrijf 2] en de deelnemingen en dat in die periode in totaal een bedrag van ruim
€ 700.000,00 aan contante gelden is gestort op die rekeningen.
De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat voornoemde contante geldbedragen de opbrengsten van [bedrijf 1] in Roosendaal waren omdat [medeverdachte] dit tegen hem had gezegd. Verdere vragen omtrent de herkomst van het geld zou de verdachte niet hebben gesteld. Uit de verklaring van [naam 2] blijkt dat [medeverdachte] het bedrijf (waaronder [bedrijf 1] in Roosendaal viel) in 2016 had verlaten en [medeverdachte] vanaf dat moment geen inkomsten meer had uit dat restaurant. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit wist. Gelet hierop in combinatie met de omstandigheid dat [medeverdachte] ondanks de slechte financiële situatie van [bedrijf 2] meerdere (ook grote) contante geldbedragen bleef storten op de rekeningen van [bedrijf 2] en deelnemingen acht de rechtbank bewezen dat hij wist dat de contante geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig waren. Met deze bedragen zijn vervolgens girale betalingen verricht.
Gelet op de hiervoor beschreven rol die de verdachte en [medeverdachte] hebben gehad bij het witwassen van contante geldbetalingen en girale geldbetalingen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van deze voorwerpen vanaf het moment dat [verdachte] bestuurder van de holding is geworden (1 juli 2016) tot en met 30 september 2018.
3.6.3.2. Fiat 500
De tenlastegelegde Fiat 500 heeft onder meer op naam gestaan van de [medeverdachte] en [bedrijf 2] Op enig moment heeft [medeverdachte] aan de verdachte gevraagd om dit voertuig op zijn naam te zetten. De verdachte heeft ingestemd met dit voorstel en het voertuig is vervolgens op 9 februari 2018 op zijn naam gezet. Op dat moment verkeerde [bedrijf 2] in (dreigende) staat van faillissement. [verdachte] wist dat. Door deze constructie toe te passen werd dit voertuig onttrokken aan de boedel, kon [medeverdachte] gebruik blijven maken van dit voertuig en bleef hij dit voertuig voorhanden houden. [medeverdachte] en de verdachte verhulden dus wie daadwerkelijke rechthebbende was op dit voertuig.
Gelet op het voornoemde, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van de Fiat 500.
3.6.3.3. Bentley
Ook ten aanzien van dit voertuig acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het voorwerp is witwassen. De leaseovereenkomst van dit voertuig is op 28 augustus 2018 afgesloten tussen [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en/of [bedrijf 5] en [bedrijf 6] [naam 3] heeft de leaseovereenkomst ondertekend, evenals de verdachte, als bestuurder van [bedrijf 5] Op verzoek van [medeverdachte] heeft de verdachte deze [bedrijf 5] opgericht en is hij bestuurder van deze [bedrijf 5] geworden. De directeur van voornoemde leasemaatschappij had gezegd dat er een nieuwe [bedrijf 5] moest komen voor de leaseauto’s nadat hij erachter was gekomen dat [bedrijf 2] failliet was verklaard. [medeverdachte] had volgens de verdachte feitelijk de touwtjes in handen bij deze nieuw opgerichte [bedrijf 5]
De leasebedragen werden vanaf de rekening van [naam 3] betaald aan [bedrijf 6] . [naam 3] heeft verklaard dat zij het geld voor deze betalingen contant van [medeverdachte] heeft ontvangen.
Bij het afsluiten van deze leaseovereenkomst, is de Porsche met het [kenteken] ingebracht. Deze auto stond op dat moment op naam van [bedrijf 5] , terwijl [medeverdachte] de feitelijke gebruiker van dit voertuig was. Ten tijde van het afsluiten van deze leaseovereenkomst verkeerde [bedrijf 2] in staat van faillissement.
Uit de verklaring die de verdachte en [medeverdachte] bij de rechter-commissaris hebben afgelegd, blijkt dat [medeverdachte] de feitelijke rechthebbende en gebruiker van de Bentley was.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van de Bentley.
3.6.3.4. Gewoontewitwassen
Reeds gelet op het grote totale contante geldbedrag dat de verdachte tezamen met [medeverdachte] heeft witgewassen, de hoeveelheid contante stortingen die hiermee gepaard zijn gegaan en de vele girale geldbetalingen die zijn verricht met rekeningen waarop deze geldbedragen waren gestort, concludeert de rechtbank dat sprake is geweest van gewoontewitwassen.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
5.
hij in de periode 1 juli 2016 tot en met 30 september 2018 te Wassenaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van voorwerpen, te weten:
- contante en/of girale geldbedragen en
- voertuigen
de werkelijke aard en de herkomst heeft verhuld en die voorwerpen voorhanden
heeftgehad overgedragen en omgezet, terwijl hij wist, dat al die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, van welk handelen hij, verdachte en zijn mededader een gewoonte hebben gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de strafoplegging.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan witwassen van twee auto’s en een aanzienlijk geldbedrag (ruim € 700.000,000). De verdachte heeft hierbij een belangrijke facilitaire rol gehad door zich op te werpen als bestuurder van meerdere rechtspersonen, welke rechtspersonen enkel waren bedoeld om de illegale geldstroom de schijn van legale zakelijke activiteiten te geven. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor bovendien aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen kan worden gezien als een misdrijf dat andere misdrijven faciliteert.
Bij bepaling van de strafduur heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten die van toepassing zijn op fraudemisdrijven waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt geldt.
De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte er rekening mee dat de verdachte blijkens zijn strafblad van 29 juli 2022, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en hij met name een faciliterende rol heeft gehad bij het geheel. De feiten dateren bovendien van geruime tijd terug.
Alles overwegende acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met een bijkomende, maar geheel voorwaardelijke, gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden. Het voorwaardelijk strafdeel heeft met name tot doel om recht te doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, maar dient ook als extra stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals in te laten met frauduleuze praktijken.
Redelijke termijn
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Ten aanzien van de verdachte is deze termijn aangevangen op 16 januari 2019, te weten de dag waarop de verdachte voor het eerst als verdachte is gehoord. Nu op 12 september 2022, uitspraak wordt gedaan in deze zaak, betekent dit dat de redelijke termijn met 1 jaar en ruim 7 maanden is overschreden. Ook in aanmerking genomen dat het onderzoek langer heeft geduurd als gevolg van onderzoekswensen van de verdediging, zijn er geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die deze termijnoverschrijding rechtvaardigen.
De rechtbank houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn door een strafkorting van drie maanden toe te passen en zal, rekening houdend met de strafkorting, aan de verdachte, naast eerdergenoemde taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat
die straf niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en een
taakstrafvoor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.C. Bannink, voorzitter,
mr. F.M. Guljé, rechter,
mr. A. Dantuma Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2022.
Mr. Dantuma Hieronymus is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage A: Tekst tenlastelegging
1.
een of meer (onbekend) (gebleven) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 15 september 2015 tot en met 30 september 2018 te Wassenaar,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand gelegen [adres 2] ) een groot aantal hennepplanten, te weten ongeveer 1062 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 15 september 2015 tot en met 30 september 2018 te Wassenaar en/of Delft, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door de rekeningen te beheren vanaf welke de maandelijkse huur en/of elektriciteitsrekeningen ten behoeve van voornoemd pand werden betaald;
2.
een of meer (onbekend) (gebleven) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 30 september 2018 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand gelegen [adres 3] ) een groot aantal hennepplanten, te weten ongeveer 1503 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 december 2017 tot en met 30 september 2018 te Wassenaar en/of Delft, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door de rekeningen te beheren vanaf welke de maandelijkse huur en/of elektriciteitsrekeningen ten behoeve van voornoemd pand werden betaald;
3.
een of meer (onbekend) (gebleven) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 23 januari 2014 tot en met 2 oktober 2018 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand gelegen [adres 4] ) een groot aantal hennepplanten, te weten ongeveer 1700 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 23 januari 2014 tot en met 2 oktober 2018 te Wassenaar en/of Delft, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door de rekeningen te beheren vanaf welke de maandelijkse huur en/of elektriciteitsrekeningen ten behoeve van voornoemd pand werd betaald;
4.
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2014 tot en met 30 september 2018 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de desbetreffende netbeheerder(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend) (gebleven) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 30 januari 2014 tot en met 30 september 2018 te Wassenaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die een of meer (onbekend) (gebleven) perso(o)n(en) en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan netbeheerder(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 30 januari 2014 tot en met 30 september 2018 te Wassenaar en/of Delft, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het
desbetreffende contract met de netbeheerder(s) op zijn naam te zetten en door de rekeningen te beheren vanaf welke de maandelijkse huur en/of elektriciteitsrekeningen ten behoeve van voornoemd pand werden betaald;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2013 tot en met 30 september 2018 te Wassenaar en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) en/of alleen, van een of meer voorwerpen, te weten:
- contante en/of girale geldbedragen en/of
- een of meer voertuigen
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbende op het voorwerp is en/of die voorwerpen heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat (al) die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waren uit enig misdrijf, van welk handelen hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte hebben gemaakt.