3.6.3.Overwegingen van de rechtbank
3.6.3.1. Contante geldbedragen en girale geldbetalingen
Uit onderzoek is gebleken dat in de periode vanaf 1 januari 2013 tot en met 30 september 2018 in totaal € 1.679,979,31 aan contante gelden is gestort op zes verschillende bankrekeningen:
- € 43.103,91 op het rekeningnummer NL80RABO0154064297 ten name van [naam 1] ,
- € 908.493,65 op het rekeningnummer NL23RABO0128174471 ten name van [bedrijf 2] ;
- € 164.195,- op het rekeningnummer NL881NGB0007568122 ten name van [bedrijf 2] ;
- € 86.552,46 op het rekeningnummer NL031NGB0701986832 ten name van [medeverdachte] ;
- € 10.242,- op het rekeningnummer NL86RAB00128174307 ten name van [bedrijf 3] en
- € 467.392,29 op het rekeningnummer NL83JNGB0007610989 ten name van [bedrijf 3]
Periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2016, de privérekening van de verdachte [medeverdachte] en de privérekening van de zoon van [medeverdachte]
De verdachte is op 1 juli 2016 bestuurder en eigenaar geworden van de holding [bedrijf 2] . Omdat hij pas sinds 1 juli 2016 formeel verantwoordelijk is voor de transacties die via de rekeningen van de holding en de deelnemingen zijn verlopen en niet is gebleken dat de verdachte in de tenlastegelegde periode enige bemoeienis heeft gehad met de rekening van de zoon van [medeverdachte] en de privérekening van [medeverdachte] , acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte als medepleger een rol heeft gespeeld bij het gewoontewitwassen van:
- contante geldbedragen en girale geldbetalingen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2016;
- contante geldbedragen die op de privérekening van [medeverdachte] en op de rekening van [naam 1] , de zoon van [medeverdachte] , zijn gestort en de girale betalingen die met deze rekeningen zijn verricht.
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op het voornoemde.
Periode van 1 juli 2016 tot en met 30 september 2018
De verdachte heeft via zijn [bedrijf 4] , [medeverdachte] sinds 2007 geholpen met de financiën. Aanvankelijk als verzekerings- en hypotheekadviseur, in de loop der jaren is die dienstverlening uitgebreid tot het punt dat [bedrijf 4] voornamelijk werkzaamheden verrichtte voor [medeverdachte] . De verdachte is voorts gaan optreden als bestuurder in vennootschappen van [medeverdachte] toen faillissement dreigde dan wel onafwendbaar was. Daarnaast heeft de verdachte een energiecontract en auto’s van [medeverdachte] op zijn naam laten zetten.
Toen de verdachte op 1 juli 2016 bestuurder werd van de holding, was er volgens de verdachte sprake van een zeer slechte financiële situatie van [bedrijf 2] . De verdachte heeft de schuldenlast in die tijd op zo’n € 500.000,00 tot € 600.000,00 geschat. Voor betalingen die werden verricht vond voorafgaand eerst een contante storting plaats.
Uit onderzoek is gebleken dat in de periode vanaf 1 juli 2016 tot en met september 2018 diverse contante geldstortingen hebben plaatsgevonden op eerdergenoemde rekeningen van [bedrijf 2] en de deelnemingen en dat in die periode in totaal een bedrag van ruim
€ 700.000,00 aan contante gelden is gestort op die rekeningen.
De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat voornoemde contante geldbedragen de opbrengsten van [bedrijf 1] in Roosendaal waren omdat [medeverdachte] dit tegen hem had gezegd. Verdere vragen omtrent de herkomst van het geld zou de verdachte niet hebben gesteld. Uit de verklaring van [naam 2] blijkt dat [medeverdachte] het bedrijf (waaronder [bedrijf 1] in Roosendaal viel) in 2016 had verlaten en [medeverdachte] vanaf dat moment geen inkomsten meer had uit dat restaurant. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit wist. Gelet hierop in combinatie met de omstandigheid dat [medeverdachte] ondanks de slechte financiële situatie van [bedrijf 2] meerdere (ook grote) contante geldbedragen bleef storten op de rekeningen van [bedrijf 2] en deelnemingen acht de rechtbank bewezen dat hij wist dat de contante geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig waren. Met deze bedragen zijn vervolgens girale betalingen verricht.
Gelet op de hiervoor beschreven rol die de verdachte en [medeverdachte] hebben gehad bij het witwassen van contante geldbetalingen en girale geldbetalingen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van deze voorwerpen vanaf het moment dat [verdachte] bestuurder van de holding is geworden (1 juli 2016) tot en met 30 september 2018.
De tenlastegelegde Fiat 500 heeft onder meer op naam gestaan van de [medeverdachte] en [bedrijf 2] Op enig moment heeft [medeverdachte] aan de verdachte gevraagd om dit voertuig op zijn naam te zetten. De verdachte heeft ingestemd met dit voorstel en het voertuig is vervolgens op 9 februari 2018 op zijn naam gezet. Op dat moment verkeerde [bedrijf 2] in (dreigende) staat van faillissement. [verdachte] wist dat. Door deze constructie toe te passen werd dit voertuig onttrokken aan de boedel, kon [medeverdachte] gebruik blijven maken van dit voertuig en bleef hij dit voertuig voorhanden houden. [medeverdachte] en de verdachte verhulden dus wie daadwerkelijke rechthebbende was op dit voertuig.
Gelet op het voornoemde, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van de Fiat 500.
Ook ten aanzien van dit voertuig acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het voorwerp is witwassen. De leaseovereenkomst van dit voertuig is op 28 augustus 2018 afgesloten tussen [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en/of [bedrijf 5] en [bedrijf 6] [naam 3] heeft de leaseovereenkomst ondertekend, evenals de verdachte, als bestuurder van [bedrijf 5] Op verzoek van [medeverdachte] heeft de verdachte deze [bedrijf 5] opgericht en is hij bestuurder van deze [bedrijf 5] geworden. De directeur van voornoemde leasemaatschappij had gezegd dat er een nieuwe [bedrijf 5] moest komen voor de leaseauto’s nadat hij erachter was gekomen dat [bedrijf 2] failliet was verklaard. [medeverdachte] had volgens de verdachte feitelijk de touwtjes in handen bij deze nieuw opgerichte [bedrijf 5]
De leasebedragen werden vanaf de rekening van [naam 3] betaald aan [bedrijf 6] . [naam 3] heeft verklaard dat zij het geld voor deze betalingen contant van [medeverdachte] heeft ontvangen.
Bij het afsluiten van deze leaseovereenkomst, is de Porsche met het [kenteken] ingebracht. Deze auto stond op dat moment op naam van [bedrijf 5] , terwijl [medeverdachte] de feitelijke gebruiker van dit voertuig was. Ten tijde van het afsluiten van deze leaseovereenkomst verkeerde [bedrijf 2] in staat van faillissement.
Uit de verklaring die de verdachte en [medeverdachte] bij de rechter-commissaris hebben afgelegd, blijkt dat [medeverdachte] de feitelijke rechthebbende en gebruiker van de Bentley was.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van de Bentley.
3.6.3.4. Gewoontewitwassen
Reeds gelet op het grote totale contante geldbedrag dat de verdachte tezamen met [medeverdachte] heeft witgewassen, de hoeveelheid contante stortingen die hiermee gepaard zijn gegaan en de vele girale geldbetalingen die zijn verricht met rekeningen waarop deze geldbedragen waren gestort, concludeert de rechtbank dat sprake is geweest van gewoontewitwassen.