ECLI:NL:RBDHA:2022:8933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
09-242878-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en openlijk geweld op terras met messen

Op 7 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 september 2021 samen met een medeverdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers op een terras in ’s-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot diefstal met geweld. Tijdens de zitting zijn de feiten besproken, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte met messen naar het terras zijn gegaan met de intentie om een ketting te stelen. De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], werden aangevallen, waarbij [slachtoffer 1] werd geschopt en [slachtoffer 2] met een mes in de linkerzij werd gestoken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijk geweld en medeplegen van poging tot doodslag, maar sprak hem vrij van de poging tot moord. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 09-242878-21
Datum uitspraak : 7 juli 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 17 december 2021, 11 maart 2022 en 19 mei 2022 (alle pro forma) en 23 juni 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.J. Ros en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C. Crince Le Roy naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van
17 december 2021 - ten laste gelegd dat:
1.
Primair:
hij op of omstreeks 9 september 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe brengen
- met een mes/messen en/of gezichtsbedekking naar [cafe] is gegaan en/of
- direct in de richting van [slachtoffer 1] is gelopen en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen met kracht tegen het (bovenlichaam) heeft geslagen/gestompt en/of met een flesje frisdrank tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- een “low-kick” dan wel een schop tegen de linkerzij althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gegeven en/of
- met een mes voor zich uit in de richting van die [slachtoffer 1] is gelopen en/of
- zwaaiende en/of stekende bewegingen met het mes/de messen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] ;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 9 september 2021 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten op het terras van [cafe] gelegen aan [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door:
- met een mes/messen en/of gezichtsbedekking naar [cafe] te gaan en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen met kracht tegen het (bovenlichaam) te slaan/stompen en/of met een flesje frisdrank tegen het hoofd te slaan en/of/
- een “low-kick" dan wel een schop tegen de linkerzij althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te
geven en/of
- met een mes voor zich uit in de richting van die [slachtoffer 1] te lopen en/of
- zwaaiende en/of stekende bewegingen met het mes/de messen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] ;
2.
Primair:
hij op of omstreeks 9 september 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven
- met een mes/messen en/of gezichtsbedekking naar [cafe] is gegaan en/of
- met kracht met een mes heeft gestoken in de linkerzij van die [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 9 september 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekverwonding in zijn linker flank en/of een fractuur costa 10 links (gebroken rib), heeft toegebracht door:
- met een mes/messen en/of gezichtsbedekking naar [cafe] te gaan en/of
- met kracht met een mes te steken in de linkerzij van die [slachtoffer 2] ;
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 9 september 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes/messen en/of gezichtsbedekking naar [cafe] is gegaan en/of
- met kracht met een mes heeft gestoken in de linkerzij van die [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meest subsidiair:
hij op of omstreeks 9 september 2021 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten op het terras van [cafe] gelegen aan [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door met kracht met een mes te steken in de linkerzij van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op of omstreeks 9 september 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe teeigenen en deze poging tot diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een mes/messen en/of gezichtsbedekking naar [cafe] is gegaan en/of
- direct in de richting van [slachtoffer 1] is gelopen en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen met kracht tegen het (bovenlichaam) heeft geslagen/gestompt en/of met flesje frisdrank tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- een “low-kick” dan wel een schop tegen de linkerzij althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gegeven en/of
- met een mes voor zich uit in de richting van die [slachtoffer 1] is gelopen en/of
- zwaaiende en/of stekende bewegingen met het mes/de messen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of
- met kracht met een mes heeft gestoken in de linkerzij althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 9 september 2021, omstreeks 16:30 uur, bevonden de aangevers [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] zich op het terras van [cafe] ', gevestigd aan [adres]
. Op dat moment liepen twee personen het terras op, die aangever [slachtoffer 1] aanvielen. Dit bleken later te zijn: de verdachte en [medeverdachte] .
[slachtoffer 1] werd geschopt. Ook hadden beide verdachten op het terras een mes in hun handen. Aangever [slachtoffer 2] kwam tussenbeide om de partijen uit elkaar te halen en werd hierop eveneens belaagd. De verdachten sloegen vervolgens op de vlucht.
[slachtoffer 1] liep licht letsel op aan zijn lichaam en [slachtoffer 2] bleek een steekwond te hebben opgelopen aan zijn zij en werd opgenomen in het ziekenhuis.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de poging tot moord c.q. doodslag onder feit 1 primair tenlastegelegd.
Zij heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van:
  • feit 1 primair (poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] , in vereniging)
  • feit 2 primair (poging tot doodslag van [slachtoffer 2] , in vereniging)
  • feit 3 (poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld, in vereniging).
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van de tenlastegelegde feiten onder 1 en 2 bepleit. Daarbij is ten aanzien van feit 1 naar voren gebracht dat het gepleegde geweld tegen [slachtoffer 1] uitsluitend heeft bestaan uit het geven van een low-kick; van andere geweldshandelingen is onvoldoende gebleken. Ook is van het ‘in vereniging’ geweld plegen door de verdachten geen sprake geweest.
Ten aanzien van feit 2 is betoogd dat de beschikbare informatie over de aard en ernst van het letsel onvoldoende is om te concluderen tot een poging doodslag dan wel zwaar lichamelijk letsel. Ook is geen sprake geweest van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachten. Van opzet bij de verdachte om [slachtoffer 2] te steken is evenmin gebleken, ook niet in voorwaardelijke zin. Feit 3 kan volgens de verdediging, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, bewezen worden verklaard, met uitzondering van de geweldshandelingen die de verdachte heeft ontkend. Dit zou moeten leiden tot een partiële vrijspraak van feit 3.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2021264506, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, basisteam Beresteinlaan, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 209), en drie aanvullende processen-verbaal (ongenummerde pagina’s).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 9 september 2021, voor zover inhoudende (p. 49 e.v.):
Ik zat vandaag 9 september 2021 omstreeks 13 uur op het terras van [cafe] , gevestigd aan [adres] . Dit Koffiehuis is van mijn vriendin [naam 1] . Ik weet niet meer precies hoe laat het was, ik heb namelijk nu geen tijdsindicatie, maar ik denk tussen 16.00 uur en 16.30 uur moet zijn geweest, kwamen er twee mannen het terras op lopen. Ik kende deze mannen niet. De mannen waren ongeveer 20 jaar oud. (...)
De mannen kwamen het terras op lopen en voordat ik het wist kreeg ik van de voorste man een zogenoemde lowkick op mijn linkerzij. Ik heb een schram op mijn linkerzij hiervan en u heeft hiervan een foto gemaakt. Hierdoor viel ik met mijn stoel naar achteren, maar ik viel niet op de grond want ik kwam tegen een andere stoel aan. Ik stond vervolgens op, want ik dacht dit is serieus. Ik heb vervolgens een stoel gepakt, want ik wilde de jongens met een stoel slaan. Ik hield het zitgedeelte van de stoel in de richting van mijn buik en de poten gericht naar de mannen die voor mij stonden. Ik zag vervolgens dat de twee mannen allebei een mes in hun handen hadden.
De voorste man had een groot zwart mes in zijn rechterhand. De achterste man had een Stanley mes in zijn rechterhand, die hij nog moest uitklappen toen hij voor mij stond. Ik dacht vervolgens ik ga het met deze stoel niet redden dus ik heb de stoel in de richting van de mannen gegooid. Vervolgens heb ik een tafel van het terras gepakt. Deze tafel heb ik vervolgens met het platte gedeelte tegen mijn buik aan gehouden en met de poten in de richting van de mannen. Ik duwde de tafel in hun
richting om afstand te creëren. Volgens mij heb ik vervolgens de tafel ook naar de mannen gegooid.
Toen ik dat deed kwam een vriend van mij, die binnen in het koffiehuis was, naar buiten om mij te helpen. Drie vriend heet [naam 2] . [naam 2] pakte ook een stoel en gooide deze in de richting van de mannen. Hierdoor gingen de mannen nog verder achteruit en uiteindelijk kozen ze het hazenpad. (...)
Ik en [naam 2] zijn vervolgens nog achter de mannen aangerend, maar dit was maar een kort stukje. Wij zijn de mannen toen uit het oog verloren. [naam 2] en ik zijn vervolgens teruggegaan naar het koffiehuis. Daar hoorde ik iemand zeggen 'bel 112', 'bel de politie'. Ik begreep toen later dat dit was omdat Tim was gestoken. Tim had tegenover mij aan het tafeltje op het terras gezeten, maar ik had niet gezien dat hij gestoken was.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , op 10 januari 2022 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
(...)
19. U vraagt naar het eerste moment dat ik een mes zag. Ik heb het mes niet echt gezien. Degene die voor mij stond, met het grijze trainingspak, zag ik wel prutsen en daar zag ik een stanleymes uit zijn zak of vanaf de zijkant van zijn lichaam komen.
20. U, rechter-commissaris, vraagt wat er gebeurde toen die twee heren met een snelle wandelpas aan kwamen lopen. De voorste kwam op mij aanlopen. Volgens mij had hij een grijs trainingspak aan. Ik kreeg een lowkick tegen mijn borst. Ik ging een beetje naar achter, tegen het raam, en ik veerde daardoor terug. Toen deed hij een stap achteruit en gaf hij weer een schop, en hij raakte mij tussen mijn borst en mijn buik. (....)
Toen zag ik de jongen stuntelen, hij pakte iets uit zijn zak. Hij pakte
vanaf de zijkant iets, dat was een stanleymes. Hij wilde het mes openmaken, maar dat ging niet. U, rechter-commissaris, vraagt of ik heb gezien dat het mes op enig moment open was. Nee, dat heb ik niet gezien, de vergrendeling zat er nog op. (...)
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 10 september 2021, voor zover inhoudende (p. 53 e.v.)
Ik bevond mij op het terras naast de deur. Ik kom daar vaak en maak er vaak een praatje. Ik teken een plattegrond met waar ik zat en waar de eigenaar zat, die later in het verhaal ook slachtoffer werd door geduwd te worden. Ik zag dat twee mannen, vanaf de cirkel op de plattegrond, het terras op kwamen
rennen. (...)
Zover ik kon zien was de eigenaar alleen aan het afweren. Ik probeerde de eigenaar te helpen door man 1 en 2 van de eigenaar af te duwen. Ik zag dat de man met de rode trui, man 1, naar mij toe liep en met het mes naar mijn linkerzij sloeg. Ik zag dat man 1 en 2 direct wegrenden uit de richting waar ze vandaan kwamen.
Ongeveer 30 seconden later voelde de plek waar het mes mijn lichaam raakte, warm aan en zag ik bloed. Na 5 minuten voelde ik pas dat de plek pijn deed. Ik ben kort daarna met de ambulance vervoerd naar het ziekenhuis. Ik heb de afgelopen nacht in het ziekenhuis moeten verblijven ter observatie. (...)
In het ziekenhuis hoorde ik dat de wond ongeveer 10 centimeter diep is en 4 centimeter breed. Mijn organen zijn niet geraakt, maar ik heb wel een gebroken rib. Mijn l0e rib zeiden ze in het ziekenhuis. De gebroken rib bevindt zich bij de woning. Ik vermoed dat dit door de steekbeweging is gekomen, want ik ben niet meerdere keren geraakt.
4. Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , opgemaakt op 1 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 175 e.v.)
(….)
A: Toen reden we langs, toevallig daarzo. Toen zag ik die man met die ketting en toen dacht ik, misschien is dat een oplossing. (...)
Vanaf welk punt bespreek je met elkaar dat je die ketting gaat pakken?
A: Toen we langs reden en die man zagen met die ketting.
V: Hoe gaat dat? Wat zeg je dan tegen elkaar?
A: Ik heb hem alleen gezegd dat dat de oplossing zou zijn. Gewoon proberen.(...)
V: Weet je nog wat voor ketting het was?
A: Volgens mij gewoon een gouden ketting. (...)
V: Je verklaarde dat je die meneer bang wilde maken. Waarom wilde je dat?
A: Zodat alles rustig zou gaan. (…)
A: Dat als ik wegga, dat ze niet achter mij aankomen.
V: Wanneer kwam het idee om het bang te maken?
A: Er was eigenlijk geen idee. Het was gewoon toen we daar reden.
V: Hoe ging dat vanaf dat je je auto parkeert?
A: We gingen daarheen. Ze begonnen met tafels te gooien enzo. Ik was ook in paniek geraakt. Toen had ik het stanleymes gepakt, zodat ze niet achter mij aan zouden rennen. (…)
V: Welk geweld heb jij gebruikt?
A: Alleen die twee trappen. Voor de rest niks. (…)
V: Jullie hebben daarna samen in de auto gezeten. Wat heeft hij hierover tegen jou gezegd?
A: Ja, dat het niet was gelukt. (….)
V: Je verklaarde dat je een stanleymes bij je had. Waar kwam dat mes vandaan?
A: Van mijn werk. Van mijn oude werk.
V: Waarvoor had je hem dan nog in je bezit?
A: Het was gewoon nog in mijn auto gebleven. (…)
V: Waarom heb je hem meegenomen het terras op?
A: Dat heb ik al gezegd. Om te zorgen dat als ik wegga dat ze niet achter mij
aankomen. (…)
V: In de auto is ook een stanleymes aangetroffen. Is dit het mes wat door jou
gebruikt is?
A: Ja. (…)
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 23 juni 2022, voor zover inhoudende:
Ik had een stanleymes bij me om mensen op afstand te houden en zodat ze niet achter mij aan zouden komen rennen. Het was een uitschuifbaar mes en dichtgeklapt. (....)
Ik heb het aan de mensen die daar stonden laten zien. Ze begonnen met tafels en stoelen te gooien. (....)
Ik zei tegen [medeverdachte] : “We moeten gaan”. Toen zijn we weggegaan. Ik zei dat het niet was gelukt en toen reden we weg.
[medeverdachte] heeft mij later in de auto verteld dat die [slachtoffer 2] een klein wondje in zijn buik had. (...)
6. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , op 14 september 2021 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:
Ik was daar, mijn rol was om mensen rustig te houden. Het was niet de bedoeling om mensen te steken, laat staan dood te maken. Het mes was om mensen rustig te houden, maar door die reactie heb ik per ongeluk gestoken. Het
klopt dat ik daar was. (…)
U vraagt mij of ik wel samen met een ander persoon was. Ja. U vraagt mij of ik een mes bij mij had. Ja. U vraagt mij wat voor mes het was. Een keukenmes. U vraagt mij waarom ik daar op het terras was. Om een ketting af te pakken. U vraagt mij van wie die ketting was. Van een meneer daar. U vraagt mij hoe dat ging, of ik een plan had gemaakt. Ja, dat we die ketting zouden pakken. U vraagt mij hoe het verder ging. Mijn rol was om de mensen rustig te houden, maar door de reactie is er gestoken. (….)
U vraagt mij welke persoon die ketting had. Dat weet ik niet uit mijn hoofd. Volgens mij de meneer die in de hoek zat. U vraagt mij hoe ik heb geprobeerd de mensen rustig te houden. Dat ze niet bij de andere verdachte konden komen, zodat hij de ketting kon stelen, en dan schreeuwen en ze met het mes rustig houden. U vraagt mij wat ik precies met het mes gedaan heb. Gewoon rustig bij mij houden (…)
U zegt mij dat er een andere persoon een steekwond heeft opgelopen. U vraagt mij of dat van mijn mes is geweest. Ja, dat klopt. U vraagt mij hoe dat gebeurd is. Die kwam te dichtbij naar mij en wilde een beweging maken naar de andere verdachte en toen uit actie-reactie heb ik gestoken. Ik deed mijn mes naar voren en toen heb ik hem geraakt, hij stond te dichtbij mij. (….)
U vraagt mij of ik samen met de andere verdachte het plan heb gemaakt maar dat ik niet wil zeggen wie dat is. Ja, klopt.
7. Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , opgemaakt op 29 september 2021, voor zover inhoudende (p. 165 e.v.)
A: Gewoon toen wij langsreden zagen wij die Nederlandse man met die ketting. Wij zagen hem alleen dus..
V: Dus je ziet die man met die ketting. En wat wordt er dan in de auto besproken neem ons eens mee.
A: Gewoon het plan was dat ik die mensen rustig zou houden, er was verder geen plan ofzo. We hadden zo iets van: "We zien wel".
(...)
V: Je hebt verklaard dat je dus een mes bij je had om mensen rustig te houden. Waar heb je dit mes vandaan?
A: Die lag in de auto. (…)
V: Tijdens je aanhouding is er een mes aangetroffen in de auto waarin je zat op dat moment. Is dit hetzelfde mes als degene die je hebt gebruikt op die dag?
A: Ja.
(...)
V: (…)Wat heb je met elkaar besproken?
A: Gewoon dat hij die ketting zou pakken en dat ik de mensen rustig zou houden. (…)
8. Een geschrift, een letselverklaring d.d. 10 september 2021 (p. 163)
Spoedeisende Hulp
Locatie: HagaZiekenhuis Leyweg
Betreft: [slachtoffer 2]
[geboortedatum 2]
Aankomst SEH: 09-09-2021 17:11
Reden van komst: steekwond linker flank
Steekverwonding linker flank 8cm boven spina iliaca anterior superior, dorsaal hiervan.
3.5.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank is betrekking tot de onder 1 primair ten laste gelegde poging moord dan wel doodslag op [slachtoffer 1] met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
Verder stelt de rechtbank op basis van de aangehaalde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op [slachtoffer 1] is afgelopen en hem twee schoppen heeft gegeven. Ook heeft hij op het terras een stanleymes tevoorschijn gehaald en heeft hij deze aan [slachtoffer 1] getoond. De verdachte heeft daarbij verklaard dat het stanleymes was dichtgeklapt en deze verklaring wordt bevestigd door aangever, die over het mes verklaarde dat de verdachte hiermee stond te ‘prutsen’, maar dat het niet opengeklapt is geweest.
Gelet op het voorgaande zal de verdachte ook van het onder 1 impliciet meer subsidiair
ten laste gelegde worden vrijgesproken: de poging tot zware mishandeling. De
aanmerkelijke kans dat aangever door de hiervoor beschreven handelingen zwaar
lichamelijk letsel zou oplopen vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het
bewijs. Uit de bewijsmiddelen is niet gebleken dat de verdachte met een mes
voor zich uitin
de richting van [slachtoffer 1] is gelopen of dat hij hiermee stekende bewegingen in de richting
van [slachtoffer 1] heeft gemaakt.
3.6.
Bewijsoverwegingen feit 1 subsidiair
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het tenlastegelegde openlijk in vereniging geweld plegen moet worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is geweest van medeplegen. Voor medeplegen moet immers worden vastgesteld dat er een gezamenlijke, nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte was.
Juridisch kader openlijk geweld
Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Overwegingen
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte is samen met de medeverdachte naar het terras gegaan, waar aangever [slachtoffer 1] zich bevond. Zij hadden allebei een mes bij zich, waarmee werd gedreigd en aangever [slachtoffer 1] is door de verdachte meermalen geschopt.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte en zijn medeverdachte door te handelen als hiervoor vermeld, opzet hebben gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan allebei een voldoende significante en wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Zij hebben de openlijke geweldpleging derhalve tezamen en in nauwe en bewuste samenwerking gepleegd. Het verweer dat geen sprake zou zijn van medeplegen wordt daarom verworpen en de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
3.7.
Bewijsoverwegingen feit 2 primair
Uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde onder 2 het volgende. De verdachten zijn gezamenlijk met messen naar een terras gegaan, waar zich meerdere mensen bevonden, met het vooraf afgesproken plan een ketting weg te nemen. De messen hadden zij volgens de verdachte bij zich om omstanders op afstand te houden. Tijdens de aanval van de verdachten op aangever [slachtoffer 1] schoot aangever [slachtoffer 2] hem te hulp en is daarbij door de medeverdachte gestoken. De medeverdachte heeft het steken bij de politie bekend.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat er sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van aangever [slachtoffer 2] . Door met een (groot) mes te steken in de linkerzij van het slachtoffer wordt de aanmerkelijke kans aanvaard op het toebrengen van dodelijk letsel. Het is algemeen bekend dat in het bovenlichaam zich vitale organen en (slag)aders bevinden die bij het steken geraakt kunnen worden waardoor iemand dodelijk verwond kan worden, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op het doden van het slachtoffer. Dat daarbij met kracht is gestoken, leidt de rechtbank af aan de omstandigheid dat aangever [slachtoffer 2] ook een gebroken rib had als gevolg van dit steken.
Medeplegen
Door de verdediging is bepleit dat geen sprake is geweest van medeplegen. De raadsman stelt dat het steken een solo-actie van de medeverdachte betrof.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De verdachte heeft verklaard dat hij samen met de medeverdachte het plan had om een ketting te stelen van een persoon die op een vol terras zat. Zij hebben daarvoor messen meegenomen en hun gezichten bedekt. Het was de taak van de medeverdachte om de mensen ‘rustig te houden’ en hiervoor had de medeverdachte een groot keukenmes uit de auto van de verdachte meegenomen. Dit mes was vanaf het begin af aan duidelijk zichtbaar in de hand van de medeverdachte aanwezig. Gelet hierop, maar ook gelet op het gezamenlijke plan en de omstandigheid dat de verdachten zich zowel vooraf als tijdens de aanval in de directe nabijheid van elkaar bevonden kan het niet anders dan dat de verdachte wist dat de medeverdachte – net als de verdachte zelf – een mes bij zich had. Uiteindelijk is tijdens de uitvoering van het gezamenlijke plan van de verdachten één van de aangevers geschopt en de andere aangever met kracht in zijn linkerzij gestoken. De verdachten zijn vervolgens samen weggevlucht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de geweldshandelingen, waaronder het met kracht steken met een mes. Gelet hierop kan het medeplegen bewezen worden verklaard en acht de rechtbank de verdachte schuldig aan het medeplegen van een poging tot doodslag.
Partiële vrijspraak ten aanzien van de voorbedachte rade
De rechtbank overweegt dat niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat de verdachte deze poging tot doodslag met voorbedachte rade heeft gepleegd.
De messen waren meegenomen om de omstanders op afstand te houden, aldus de verdachte. Vervolgens is de medeverdachte geconfronteerd met aangever [slachtoffer 2] en heeft hij het mes ‘als actie-reactie’ tegen hem gebruikt, zo blijkt uit de door de medeverdachte bij de politie afgelegde verklaringen. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat er is gehandeld na kalm beraad en rustig overleg, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
3.8.
Bewijsoverwegingen feit 3
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de poging tot diefstal met geweld heeft bekend.
Ten aanzien van dit feit heeft de verdediging bepleit dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken voor de geweldshandelingen die niet of niet door de verdachte zelf zijn gepleegd.
Op basis van de bewijsmiddelen kan niet genoegzaam worden vastgesteld dat aangever [slachtoffer 1]
(met een flesje) is geslagen en evenmin, zoals hiervoor reeds is overwogen onder
3.5, dat dat de verdachte met een mes
voor zich uitin de richting van [slachtoffer 1] is gelopen
of dat hij hiermee stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 1] heeft gemaakt. Voor
deze onderdelen van de tenlastelegging zal dan ook partiële vrijspraak volgen.
Wel zal het met kracht steken in de linkerzij van aangever [slachtoffer 2] bewezen worden verklaard.
De rechtbank volstaat hierbij met een verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 3.7 is
vastgesteld met betrekking tot de feitelijke handelingen en hetgeen is geoordeeld ten aanzien
van het ‘medeplegen’. Het verweer wordt op dit punt dan ook verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging gepleegd.
3.9.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. Subsidiair
hij op 9 september 2021 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten op het terras van [cafe] gelegen aan [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door:
- met messen en gezichtsbedekking naar [cafe] te gaan en
- een “low-kick" tegen de linkerzij van die [slachtoffer 1] te geven;
2. Primair
hij op 9 september 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven
- met messen en gezichtsbedekking naar [cafe] is gegaan en
- met kracht met een mes heeft gestoken in de linkerzij van die [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 9 september 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ketting, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging tot diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en
eenandere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met messen en gezichtsbedekking naar [cafe] is gegaan en
- direct in de richting van [slachtoffer 1] is gelopen en
- een “low-kick” een schop tegen de linkerzij van die [slachtoffer 1] heeft gegeven en
- met kracht met een mes heeft gestoken in de linkerzij van die [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Aan die proeftijd dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld: een meldplicht, een gedragsinterventie, begeleid wonen/maatschappelijke opvang en meewerken aan schuldhulpverlening. Zij heeft tevens gevorderd dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat aan de verdachte op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr.) voor een periode van twee jaar wordt opgelegd:
- een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] ;
- een locatieverbod voor [cafe] met een straal van 100 meter;
en dat deze maatregelen eveneens dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
Bij bewezenverklaring van één of meer feiten heeft de raadsman bepleit dat kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
6.3.1
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en een poging tot diefstal met geweld.
De verdachte heeft samen met een ander het plan opgevat om snel geld te verkrijgen door iemand van zijn gouden ketting te beroven. Zij zijn met messen en gezichtsbedekking naar een terras gegaan om hun brutale plan ten uitvoer te brengen. Hierbij is geweld gebruikt. Het slachtoffer is meerdere keren geschopt en heeft zich verweerd tegen de voorgenomen beroving door met meubilair te gooien. Een andere aangever kwam tussenbeide en is vervolgens gestoken met een mes. Het is een gelukkige omstandigheid dat dit tweede slachtoffer niet aan zijn verwondingen is komen te overlijden.
Dat de verdachte zich vooraf geen rekenschap heeft gegeven van het te verwachten verzet blijkt wel uit het feit dat zij direct daarop hun plan hebben afgebroken en zijn gevlucht. De verdachte heeft slechts aan zijn eigen geldelijke gewin gedacht en niet stil gestaan bij de gevolgen die zijn handelen heeft gehad voor de aangevers. Dit neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
Bovendien vond het geweld overdag plaats op een vol terras, dat zich langs de openbare weg bevond, waardoor meerdere mensen onwillekeurig deelgenoot van het geweld werden gemaakt. De ervaring leert dat dit soort situaties gevoelens van angst in de samenleving en in het bijzonder bij de slachtoffers opleveren.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 juni 2022.
Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke geweldsfeiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van
29 november 2021, waaruit volgt dat sprake is van problematiek op het gebied van wonen, dagbesteding en financiën. Daarnaast is het volgens dit advies van belang dat de verdachte leert op een adequate manier om te gaan met tegenslagen en hulp vraagt wanneer hij dit nodig heeft. Een cognitieve vaardigheidstraining kan hierbij helpen.
Er is sprake van een laag-gemiddeld recidiverisico.
6.3.3
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
De rechtbank zal een deel van die straf - te weten 6 maanden - voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
De rechtbank legt een lagere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie geëist omdat de rechtbank minder feiten dan de officier van justitie bewezen heeft verklaard, en zij in belangrijke mate rekening houdt met de jeugdige leeftijd van de verdachte.
De rechtbank acht het daarbij van belang dat de verdachte zijn schoolgang op termijn weer kan continueren en de noodzakelijke begeleiding door de reclassering kan worden opgestart.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren af. Enerzijds kunnen de feiten worden aangemerkt als een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De verdachte heeft anderzijds een beperkt strafblad, en er is volgens de reclassering sprake van een laag-gemiddeld recidiverisico.
Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat er
ernstigrekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom dergelijke misdrijven zal begaan.
Tot slot wijst de rechtbank ook de vordering van de officier van justitie om een locatie- en contactverbod op te leggen af. De slachtoffers en de locatie lijken een willekeurige keuze van de verdachte en de rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat de slachtoffers opnieuw zullen worden benaderd door de verdachte. Bovendien is het de bedoeling dat de verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden verhuist naar een begeleide woonvoorziening in Tilburg, zodat ook daardoor de kans dat hij de slachtoffers toevallig tegenkomt verwaarloosbaar is.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 4] heeft zich ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 3 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 8.578,22 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 1] heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 3 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 11.078,22, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 8.578,22 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich ten aanzien van feit 2 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.072,41, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 572,41 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot:
- gehele hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- gedeeltelijke hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] ter zake van de gevorderde immateriële schade voor een bedrag van
€ 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op de materieel gevorderde schade;
- gehele hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak van de feiten en subsidiair omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskostenveroordeling benadeelde partij
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.3.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1 subsidiair en 3 bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 1.500,- aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van
9 september 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijk
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 subsidiair en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 september 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .
7.3.3
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op materiële schade, is namens de verdachte onvoldoende (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag, te weten € 572,41.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.500,- .
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 3.072,41, bestaande uit € 572,41 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van
9 september 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.072,41, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 september 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 55, 57, 63, 141, 287, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, subsidiair, 2, primair, en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.9 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 2 primair
medeplegen van poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 3
poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
meldplicht
- zich gedurende de proeftijd meldt bij het Leger des Heils op het adres Conradkade 53 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;

opname in instelling voor begeleid wonen

- gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht verblijft in een instelling voor begeleid wonen, te weten Jan Arends te Tilburg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;

gedragsinterventie

- gedurende de proeftijd deelneemt aan een gedragsinterventie, te weten de gedragsinterventie CoVa (Cognitieve Vaardigheden) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, die nog nader bepaald wordt door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan hem worden gegeven;

meewerken aan schuldhulpverlening

- gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan het Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
ten aanzien van feiten 1 subsidiair en 3
bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 4]niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij tevens in de proceskosten van de verdachte, begroot op nihil;
ten aanzien van feiten 1 subsidiair en 3
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.500,- (immateriële schade) en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 september 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan
[slachtoffer 1];
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 september 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van
[slachtoffer 1];
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
ten aanzien van feit 2 primair
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 3.072,41, bestaande uit een bedrag van € 572,41 aan materiële schade en een bedrag van
€ 2.500,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 september 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan
[slachtoffer 2];
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.072,41, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 september 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van
[slachtoffer 2];
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Martinez-Hammer, voorzitter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
mr. A.M. Gruschke, rechter,
in tegenwoordigheid van R. van Ast-Natadiningrat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2022.