ECLI:NL:RBDHA:2022:8815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
2 september 2022
Zaaknummer
09/027735-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting met levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen

De rechtbank Den Haag heeft op 5 september 2022 een 52-jarige inwoner van Rijswijk veroordeeld voor opzettelijke brandstichting van een hotel in aanbouw, waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was. De verdachte gooide midden in de nacht meerdere brandende molotovcocktails tegen het hotel. Dankzij tijdig ingrijpen van de brandweer is erger voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 36 maanden. Tijdens de zitting op 22 augustus 2022 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die vrijspraak bepleitte. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen en camerabeelden, die de verdachte koppelden aan de brandstichting. De rechtbank benadrukte dat de brandstichting niet alleen gevaar voor het hotel met zich meebracht, maar ook voor omliggende woningen, vooral gezien het tijdstip van de brand. De verdachte had een strafblad en er waren zorgen over zijn psychische toestand, maar de rechtbank vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend gezien de ernst van het feit. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/027735-22
Datum uitspraak: 5 september 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 augustus 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Looijenstijn en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A. Aïssal naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 24 oktober 2021 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan de [adres 2] door open vuur in aanraking te brengen met één of meerdere flessen met daarin een brandbare vloeistof en/of textiel, althans met een brandbare stof en/of vervolgens deze (brandende) flessen (molotov-cocktails) te gooien in de richting van en/of in aanraking te brengen met het pand, ten gevolge waarvan (een deel van) de gevel en/of het dak van het betreffende pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het betreffende pand en/of de omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners en/of bezoekers van het betreffende pand en/of de omliggende woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en/of bezoekers van het betreffende pand en/of de omliggende woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
3. De bewijsbeslissing
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, de verweren van de raadsman zullen voor zover van belang bij de bewijsoverwegingen worden besproken.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de
bijlageopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Wie gooide de molotovcocktails?
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het de verdachte was die de molotovcocktails tegen de gevel en op het dak van het pand aan de [adres 2] (hierna: het hotel) heeft gegooid. De rechtbank komt hiertoe op basis van drie bewijsmiddelen.
Allereerst is het DNA-profiel van de verdachte (of dat van zijn tweelingbroer) aangetroffen op het textiel in de hals van twee verschillende molotovcocktailflessen die op het dak van het hotel zijn gegooid.
Ten tweede heeft het telefoontoestel van de verdachte rond het tijdstip van de brandstichting een zendmast aangestraald in de nabijheid van het hotel. Ook de telefoongegevens van de tweelingbroer zijn onderzocht, wat tot de conclusie heeft geleidt dat de tweelingbroer niet als verdachte is aangemerkt.
Tot slot is op de camerabeelden geconstateerd dat een persoon op een scooter rond het tijdstip van de brandstichting aan kwam rijden bij het hotel en zeer kort daarop molotovcocktails op het dak zijn gegooid. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een scooter ter beschikking had en zich altijd op een scooter verplaatst. Dit laatste bewijsmiddel sterkt de rechtbank louter in haar overtuiging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de bewijsmiddelen op zichzelf staand onvoldoende zijn voor een bewezenverklaring. De rechtbank benadrukt dan ook dat de bewijsmiddelen in samenhang en niet apart bezien moeten worden.
De verdachte stelt dat hij erin is geluisd door een persoon (dan wel meerdere personen) waarmee hij in het verleden onenigheid zou hebben gehad. De rechtbank merkt hierover op dat hieraan in het politieonderzoek aandacht is besteed, maar er geen concrete aanknopingspunten zijn gevonden..
Gemeen gevaar voor goederen
De rechtbank is van oordeel dat bij de brandstichting sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor personen te duchten was.
De politie heeft hierover geschreven dat de brand zonder tijdig ingrijpen van de brandweer het pand zou zijn ingeslagen en zich had kunnen uitbreiden naar nabijgelegen woningen aan de [straatnaam] . Hieruit volgt dat de brand gevaar opleverde voor de omliggende woningen en ook voor de goederen in deze woningen (inboedels) als de inboedel van het hotel.
De politie heeft in de ochtend van 24 oktober 2021een buurtonderzoek verricht en aangebeld bij de woningen die zich vlakbij het hotel bevinden, namelijk aan de [straatnaam] . Hierbij werd door meerdere personen opengedaan waaronder door een buurvrouw in de woning, die het dichtst bij het hotel staat ( [adres 3] ).
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de brand ook gevaar opleverde voor de personen die zich in de omliggende woningen bevonden, in de zin van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Daarbij overweegt de rechtbank dat de brandstichting in de midden van de nacht plaatsvond, op een tijdstip waarop de meeste mensen thuiszijn en plegen te slapen.
De raadsman stelt zich hier op het standpunt dat het gemeen gevaar voor goederen niet te duchten was, nu dit gevaar zich uit dient te strekken tot andere roerende en/of onroerende goederen (zaken) dan het goed waarin brand wordt gesticht. In onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat van dergelijk gevaar sprake is, nu de gevel en het dak van het hotel waar brand is gesticht los dienen worden gezien van de inboedel van het hotel of de (inboedel van de) panden die in de buurt staan. Het verweer van de raadsman slaagt dan ook niet.
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit dan ook van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 24 oktober 2021 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg
,opzettelijk brand heeft gesticht in een pand gelegen aan de [adres 2] door open vuur in aanraking te brengen met meerdere flessen met daarin een brandbare vloeistof en textiel en vervolgens deze brandende flessen (molotov-cocktails) te gooien in de richting van en in aanraking te brengen met het pand, ten gevolge waarvan een deel van de gevel en het dak van het betreffende pand gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor het betreffende pand en de omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners en de omliggende woningen, in elk geval levensgevaar voor anderen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en de omliggende woningen te duchten was.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat geen straf dient te volgen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsman dat de gevorderde straf gematigd dient te worden, mede gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting van een hotel, dat zich naast verschillende woningen bevindt. De verdachte heeft midden in de nacht meerdere brandende molotovcocktails op het dak en tegen de houten muur van het hotel gegooid. Dit moet een weloverwogen actie zijn geweest: het gebruik van meerdere molotovcocktails vergt immers voorbereiding en ook het tijdstip van de brandstichting moet van te voren gepland zijn geweest. Dat in dit geval de schade beperkt is gebleven, is niet aan de verdachte te danken maar aan het feit dat de brand tijdig is opgemerkt en aan het optreden van de brandweer.
Aan brandstichting verbindt de wet hoge straffen, omdat brand bijzonder grote gevaren meebrengt voor personen en goederen in de nabije omgeving. Dat is ook zo in dit geval. Het hotel (in aanbouw) was gelegen in de bebouwde kom en als de brand was uitgeslagen en was overgeslagen naar de nabijgelegen huizen dan zouden de schade en het leed aanzienlijk kunnen zijn geweest.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 juli 2022.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 17 augustus 2022, waaruit blijkt dat sinds 2018 bij de verdachte problemen zijn ontstaan. Zo kreeg hij toen financiële en relationele problemen en begon hij met het (overmatig) gebruik van alcohol en cocaïne. In 2020 is de echtscheiding uitgesproken en is hij failliet verklaard. De reclassering wil – mede naar aanleiding van het advies van het NIFP – onderzoeken of bij de verdachte tevens sprake is van psychische problematiek. De reclassering adviseert dan ook een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling, schuldhulpverlening en medewerking aan middelencontrole.
Hoewel de rechtbank oog heeft voor de problemen van de verdachte en het daarop toegesneden advies van de reclassering, acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel niet passend. De ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd vragen om een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf, van na te melden duur. Of de bijzondere voorwaarden zoals die nu zijn geadviseerd na ommekomst van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf nog geraden zijn, is ongewis. Daarbij overweegt de rechtbank dat de verdachte tijdens de voorwaardelijke invrijheidstelling de hulp kan krijgen die hij alsdan nodig heeft.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
de meerdaadse samenloop van:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
36 (ZESENDERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.C. Bannink, voorzitter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
mr. M. Garabitian, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Goldstoff, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2022.