ECLI:NL:RBDHA:2022:8704
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot verantwoordelijkheidscriteria en evenredigheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een onbekende nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. A. de Graaf, en een tolk, M.D.M. Metry. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld en eiseres heeft haar bezwaren tegen het bestreden besluit toegelicht.
De rechtbank overweegt dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat haar belangen zijn geschaad. De rechtbank stelt vast dat eiseres toegang had tot het digitale dossier en dat er geen schending van het verdedigingsbeginsel heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verweerder in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiseres in behandeling te nemen, ondanks haar argumenten over de hechte familiebanden met haar dochter en kleindochter. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden van eiseres niet zodanig zijn dat de overdracht aan Frankrijk als onevenredig hard zou moeten worden beschouwd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en geeft aan dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.