Uitspraak
rechtbank DEN HAAG
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
[de vrouw]
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclasseringhierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
[gezinshuisouders]
Het procesverloop
Feiten
[de man]
Verzoek en verweer
-samengevat en zakelijk weergegeven- het volgende naar voren gebracht.
De moeder kan zich verenigen met (herhaalde) verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing omdat zij inziet dat zij onvoldoende in staat is de volledige verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] zelf te dragen vanwege zijn complexe gedragsproblematiek. Het feit dat de moeder zich berust in de huidige situatie, waarbij [minderjarige 1] in een gezinshuis opgroeit, maakt dat er voor [minderjarige 1] geen onzekerheid of onduidelijkheid bestaat over zijn opvoedperspectief. Een gezagsbeëindigende maatregel zal daarom geen extra duidelijkheid creëren. Daarnaast is de moeder van mening dat door de Raad onvoldoende is gemotiveerd dat een gezagsbeëindigende maatregel noodzakelijk is, omdat de moeder immers volledige medewerking verleent aan de hulpverlening, geen gezagsbeslissingen heeft tegengehouden en in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Beoordeling
- in het bijzonder wanneer het kind op zeer jeugdige leeftijd in een perspectief biedend pleeggezin is geplaatst, dient duidelijkheid te bestaan over het opvoedings- en ontwikkelingsperspectief van het kind;
- als thuisplaatsing niet meer tot de mogelijkheden behoort, blijft bij een jaarlijkse verlenging van de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onzekerheid over het opvoedingsperspectief voortduren. Verlenging over een reeks van jaren is daarbij in beginsel geen juiste maatregel;
- in die gevallen dient aan het belang van het kind bij continuïteit van de opvoedingssituatie en een ongestoord hechtingsproces zwaarwegende betekenis te worden toegekend; en
- de enkele bereidheid van de ouder met gezag om zich niet te verzetten tegen de uithuisplaatsing van het kind mag niet doorslaggevend zijn bij de beoordeling van het verzoek tot beëindiging van het gezag.
Een kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit, voorspelbaarheid, ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief. Die duidelijkheid verdraagt zich in beginsel moeilijk met een voortduring van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, alleen al omdat deze maatregelen jaarlijks moeten worden verlengd waartoe een uitspraak van de rechter vereist is (vgl. ook ECLI:NL:GHARL:2016:5119 en ECLI:NL:GHARL:2022:5720).
Gelet op de leeftijd van [minderjarige 1] zou achterwege blijven van een gezagsbeëindigende maatregel betekenen dat er nog vele malen verlenging van die maatregelen verzocht moet worden, en naarmate hij ouder wordt zal hij daarbij ook meer betrokken worden. Vanaf zijn twaalfde jaar zal hij ook bij ieder verlengingsverzoek worden uitgenodigd voor een kindgesprek met de rechter. De onzekerheid en onduidelijkheid voor [minderjarige 1] wordt daarmee niet weggenomen. Mede gelet op zijn hechtingsstoornis en complexe gedragsproblematiek is dat niet in zijn belang. De door de moeder voorgestane constructie zal aan de voor [minderjarige 1] zo noodzakelijke rust, helderheid en zekerheid over zijn opvoedomgeving in de weg staan. Een gezagsbeëindiging dient het beoogde doel wel, en de rechtbank vindt die maatregel daarom noodzakelijk.
Beslissing
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;