In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De moeder, die alleen belast was met het gezag, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Gelderland aangevochten, waarin haar gezag over de minderjarige was beëindigd. Het hof oordeelde dat het belang van de minderjarige, die in een pleeggezin verblijft, voorop staat. De moeder had ingestemd met de plaatsing van haar kind in het pleeggezin, maar verzocht het hof om haar gezag te behouden. Het hof overwoog dat de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van de minderjarige essentieel zijn voor zijn ontwikkeling. De moeder had grieven ingediend tegen de eerdere beschikking, maar het hof concludeerde dat de zorgen over de relatie tussen de moeder en de vader, en de impact daarvan op de minderjarige, nog steeds aanwezig waren. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij het gezag van de moeder werd beëindigd, en benadrukte dat de belangen van de minderjarige voorop staan. De pleegouders waren nog niet bereid om de voogdij op zich te nemen, wat het hof ook in zijn beslissing meenam.