ECLI:NL:RBDHA:2022:8621
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) door het CBR
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) aan eiser. De EMG werd opgelegd naar aanleiding van gedragingen van eiser die door de politie waren gerapporteerd, waaronder het rijden met een lege legitimatiehouder, rechts inhalen en het overschrijden van de maximumsnelheid. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze maatregel, maar het CBR verklaarde zijn bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 9 augustus 2022 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat hij niet herhaaldelijk onveilige verkeersgedragingen had vertoond en dat hij niet in staat was om adequaat te anticiperen op het gedrag van andere weggebruikers, omdat hij werd achtervolgd door verbalisanten in een niet herkenbaar voertuig. Hij voerde ook aan dat de snelheid niet correct was gemeten, omdat de verbalisanten gebruik hadden gemaakt van een navigatieapp in plaats van een gekalibreerde snelheidsmeter.
De rechtbank oordeelde dat het CBR in beginsel mag uitgaan van de juistheid van het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van de politie. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de gedragingen van eiser en dat de EMG terecht was opgelegd. De rechtbank stelde vast dat er geen sprake was van een uitzonderlijke situatie die rechtvaardigde dat de dwingendrechtelijke regels van de Regeling buiten toepassing zouden blijven. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.