In de zaak tussen [naam eiser] en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris op 21 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op de zitting van 18 augustus 2022 in Breda zijn beide partijen niet verschenen. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven geen contact te kunnen krijgen met eiser, die op 15 juli 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland.
De rechtbank overweegt dat, gezien het ontbreken van contact en de afwezigheid van eiser, er geen rechtens te beschermen belang meer is bij de beoordeling van het bestreden besluit. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en mr. J. de Winter, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.