ECLI:NL:RBDHA:2022:8589
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag had ingediend op 18 mei 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een waarnemer. Tijdens de zitting op 19 augustus 2022 in Breda heeft de rechtbank de zaak behandeld.
De rechtbank overweegt dat eiser op 13 oktober 2021 illegaal Italië is binnengekomen en dat Italië daarom verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Eiser betoogt dat er geen vertrouwen meer kan worden gesteld in de Italiaanse autoriteiten, verwijzend naar rapporten die wijzen op structurele tekortkomingen in de opvang van asielzoekers in Italië. De rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen en dat de rapporten die hij aanhaalt geen wezenlijk ander beeld schetsen dan eerder is vastgesteld.
De rechtbank oordeelt dat de verslechterde opvangsituatie in Nederland niet relevant is voor de beoordeling van de opvang in Italië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht naar Italië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.