ECLI:NL:RBDHA:2022:8571
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in een familiezorgzaak
In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 juli 2022 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2011, en de afwijzing van een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen en om haar uit huis te plaatsen bij de moeder, vanwege zorgen over de psychische gesteldheid van de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige wanneer zij bij de vader is, die suïcidale uitspraken doet en onbereikbaar is voor hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten dat de minderjarige voorlopig onder toezicht wordt gesteld van Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, maar heeft het verzoek tot uithuisplaatsing bij de moeder afgewezen, omdat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige al bij de moeder is bepaald. De kinderrechter benadrukt dat voor wijziging van de zorgregeling een verzoek op grond van artikel 1:265g BW moet worden ingediend, en dat de huidige zorgregeling niet zomaar kan worden gewijzigd zonder rechterlijke goedkeuring. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.