Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het verzoekschrift van 14 februari 2022 met producties 1 tot en met 8;
- het verweerschrift van 4 mei 2022 met producties 1 tot en met 4;
- de mondelinge behandeling van 12 mei 2022. Hierbij zijn verschenen:
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inhoudelijke beoordeling
overdie middenberm met de trambanen. Dat duidt er al op dat de middenberm met de trambanen geen voetgangersoversteekplaats is. Verder geldt dat artikel 64 RVV 1990 bepaalt dat verkeers
lichtenboven verkeers
tekensgaan die voorrang regelen en dat artikel 70 lid 1 sub a RVV 1990 bepaalt dat wit licht voor een tram betekent ‘doorgaan’. Zoals de rechtbank hierna zal vaststellen, zijn op het moment dat de tram naderde, voor [verzoekster] als voetganger belsignalen af- en verkeerslichten aangegaan (rood licht voor kruisende voetgangers en overig verkeer, tegelijk met wit licht voor de tram). Ook dit impliceert dat [verzoekster] geen voorrang had ten opzichte van de naderende tram en dat zij deze tram had moeten laten voorgaan.
wit licht had” (2.7). De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring. Ervan uitgaande dat de verkeersregelinstallatie goed werkte en dat de trambestuurder wit licht had, moeten er voor [verzoekster] waarschuwingssignalen te zien (een rood knipperend licht) en te horen (belsignalen) zijn geweest. Daarbij komt dat de trambestuurder kort na het ongeval in het ongevalsrapport heeft laten optekenen dat hij, toen hij [verzoekster] zag naderen, ook zelf heeft gebeld (2.3). Die verklaring heeft hij later herhaald (2.7). De rechtbank gaat er dan ook van uit dat er op straat waarschuwingssignalen waren en dat de tram waarschuwend heeft gebeld, maar dat [verzoekster] daar niet op heeft gereageerd. Daar komt bij dat als onvoldoende weersproken vast staat dat [verzoekster] zichzelf het zicht op het verkeer heeft belemmerd door met een opgestoken paraplu over te steken, terwijl zij zelf ook heeft gewezen op het gevaar van een drukke ochtendspits en een onoverzichtelijke kruising en het belang van oplettendheid van verkeersdeelnemers in een zo’n situatie. Kortom, [verzoekster] had de tram op tijd kunnen horen en zien en had ook voorrang aan de tram moeten verlenen. In plaats daarvan is zij zonder te kijken en met belemmerd zicht door rood gelopen en de trambaan overgestoken. Dit komt voor haar rekening en risico.
5.De beslissing
.