In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging tot schenking. De bewindvoerder, die ook optreedt namens de testamentair bewindvoerder, heeft verzocht om toestemming om een schenking van € 27.231,00 te doen aan de zoon van de betrokkene, die samen wil gaan wonen. De betrokkene heeft eigen vermogen en een erfdeel uit de nalatenschap van haar moeder, dat onder testamentair bewind staat, beheerd door haar zus.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder het verzoek met bijlagen en e-mails van de bewindvoerder. De rechter heeft vastgesteld dat de schenking zal worden voldaan uit het vermogen dat onder testamentair bewind staat. In het testament van de moeder van de betrokkene is een testamentair bewind ingesteld, waarbij de zus van de betrokkene als bewindvoerder is aangesteld. De bewindvoerder kan echter niet zonder machtiging van de kantonrechter een schenking doen, tenzij dit expliciet in het testament is geregeld.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de wens van de betrokkene om de schenking te doen niet in strijd is met de bepalingen van het testament. Aangezien de betrokkene instemt met de schenking, is er geen noodzaak voor een machtiging van de kantonrechter. Het verzoek om machtiging is daarom afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. D. de Loor en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na betekening.