Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 mei 2022, tegen de eerste rolzitting van 20 juli 2022, met producties 1 tot en met 20;
- het ter rolzitting van 27 juli 2022 tegen gedaagde verleende verstek.
2.De beoordeling
bis-Verordening. [1] Op grond van de hoofdregel in artikel 4 lid 1 Brussel I
bis-Verordening moet gedaagde in beginsel worden opgeroepen voor een gerecht in Bulgarije, nu zij aldaar – gelet op het bepaalde in artikel 62 Brussel I
bis-Verordening gelezen in combinatie met artikel 1:10 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) – woonplaats heeft. Dit laat onverlet dat de Nederlandse rechter bevoegd kan zijn op basis van één van de alternatieve bevoegdheidsregels van de Brussel I
bis-Verordening.
bis-Verordening kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat in een andere lidstaat worden opgeroepen ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, namelijk voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. De verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt in deze kwestie betreft – ondanks de publiekrechtelijke achtergrond daarvan – de (verplichting tot) betaling van een geldsom. De plaats van uitvoering is niet aangewezen in de overeenkomst van geldlening.
bis-Verordening.
bis-Verordening zal aan dit vonnis worden gehecht. De rechtbank merkt voor de volledigheid op dat het certificaat niet in de Bulgaarse taal wordt afgegeven, met verwijzing naar het bepaalde in artikel 37 van de Brussel I
bis-Verordening.
€ 721,00(1 punt × tarief III à € 721)