ECLI:NL:RBDHA:2022:8352

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.17171 en 17168
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering van Britse eisers op basis van Schengengrenscode

In deze zaak hebben twee Britse eisers, geboren op [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2], beroep ingesteld tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hen toegang te verlenen tot Nederland. De toegang werd geweigerd op basis van artikel 14 in samenhang met artikel 6 van de Schengengrenscode (SGC), omdat de eisers niet beschikten over de juiste documentatie en als een gevaar voor de openbare orde werden beschouwd. De rechtbank heeft op 3 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigden, mr. T. Pourjalili en mr. J.E. Groenenberg.

De rechtbank oordeelde dat de registratie van de toegangsweigering in een register geen vereiste is voor de geldigheid van de weigering. Dit volgt uit eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak. De rechtbank merkte op dat de eisers ten onrechte aanvoerden dat de toegangsweigering onrechtmatig was omdat er geen stempel in hun paspoort was geplaatst. De rechtbank concludeerde dat de inhoud van het formulier van de toegangsweigering voldeed aan de eisen van de SGC, ondanks enige afwijkingen in de opmaak.

De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. van Putten, in aanwezigheid van griffier mr. drs. S.R.N. Parlevliet. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eisers hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.17171 en NL21.17168

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , eisers

V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Procesverloop

Bij besluiten van 6 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft de ambtenaar belast met de grensbewaking eisers de toegang geweigerd op grond van artikel 14, gelezen in samenhang met artikel 6 van de Schengengrenscode [1] (hierna SGC).
Eisers hebben hiertegen een administratief beroepschrift ingediend. Bij besluiten van 17 oktober 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de administratieve beroepen ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2022 op zitting behandeld. Eisers en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eisers hebben de Britse nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum 1] respectievelijk [geboortedatum 2] .
2. Verweerder heeft eisers de toegang geweigerd, omdat eisers niet in het bezit waren van passende documentatie waaruit het doel en de omstandigheden van het verblijf blijken, niet in het bezit waren van toereikende bestaansmiddelen voor de duur en de vorm van het verblijf of de terugkeer naar het land van herkomst of doorreis. Ook werden eisers beschouwd als een gevaar voor de openbare orde en de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten van de Europese Unie. Niet in geschil is dat verweerder de toegang om deze redenen mocht weigeren.
3. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers aangegeven de beroepsgrond dat zij niet zijn gehoord met behulp van een tolk Engels op B2-niveau niet te handhaven. De rechtbank zal deze grond dan ook niet bespreken.
4. Eisers hebben, kortgezegd, aangevoerd dat verweerder in strijd met artikel 14, zesde lid, SGC geen stempel in hun paspoort heeft geplaatst en de toegangsweigering niet heeft opgenomen in een register. Daardoor is de toegangsweigering onrechtmatig.
4.1
De rechtbank volgt eisers hierin niet. De Afdeling [2] heeft in haar uitspraak van 16 april 2021 [3] geoordeeld dat, hoewel de weigering van toegang moet worden opgenomen in een register of lijst, deze registratie geen vereiste is voor de geldigheid van de toegangsweigering. De toegangsweigering is namelijk onmiddellijk van toepassing zonder dat het vereiste van registratie is gesteld. Dit volgt uit artikel 14, tweede lid, derde volzin, SGC. De rechtbank ziet in wat eisers hebben aangevoerd geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Ditzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor de voorschriften die zijn genoemd in Bijlage V. De vraag of verweerder een inreisstempel heeft geplaatst in de paspoorten van eisers en het inreisstempel vervolgens heeft doorgehaald, is daarom evenmin relevant voor de rechtsgeldigheid van de toegangsweigering.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank ziet geen reden om prejudiciële vragen te stellen, zoals eisers hebben verzocht, omdat het naar het oordeel van de rechtbank gaat om een zogenoemde acte claire. [4] In dat kader is nog van belang dat de gemachtigde van eisers heeft erkend dat de uitspraken die tot op heden op dit punt zijn gedaan eensluidend zijn en de door eisers voorgestane uitleg niet volgen.
4.2
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat de toegangsweigering wel wordt geregistreerd. Niet in het EES [5] systeem, omdat dat nog niet bestaat, maar in het nationale register VBS [6] . Dit is conform de Europese regelgeving als vastgelegd in Verordening (EU) 2017/226 en Verordening (EU) 2017/225. Verder is volgens verweerder in deze specifieke gevallen abusievelijk afgezien van het plaatsen en doorhalen van een inreisstempel.
5. Eisers hebben verder aangevoerd dat het formulier van de toegangsweigering niet overeenkomt met het formulier dat als bijlage bij de SGC is opgenomen. Daarom is het bestreden besluit in strijd met de SGC tot stand gekomen.
5.1
Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers erkend dat de informatie in het formulier van de toegangsweigering overeenkomt met het standaardformulier zoals opgenomen in Bijlage V, deel B, SGC, maar dat in de SGC staat dat dát formulier gebruikt moet worden.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de opmaak wellicht op één of meerdere punten verschilt van het standaardformulier, geen aanleiding vormt om de toegangsweigering onrechtmatig te achten. Het gaat om de inhoud van het formulier en het door verweerder gebruikte formulier wijkt inhoudelijk niet af van het genoemde standaardformulier, waarbij vooral van belang is dat de aangekruiste weigeringsgronden in het gebruikte formulier exact hetzelfde zijn als in het standaardformulier.
De beroepsgrond slaagt niet.
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroep indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 562/2006 van 16 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Zie het arrest van het Hof van Justitie van 6 oktober 1982, CILFIT, ECLI:EU:C:1982:335
5.Entry/exit system
6.Vreemdelingenbasissysteem