ECLI:NL:RBDHA:2022:8352
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toegangsweigering van Britse eisers op basis van Schengengrenscode
In deze zaak hebben twee Britse eisers, geboren op [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2], beroep ingesteld tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hen toegang te verlenen tot Nederland. De toegang werd geweigerd op basis van artikel 14 in samenhang met artikel 6 van de Schengengrenscode (SGC), omdat de eisers niet beschikten over de juiste documentatie en als een gevaar voor de openbare orde werden beschouwd. De rechtbank heeft op 3 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigden, mr. T. Pourjalili en mr. J.E. Groenenberg.
De rechtbank oordeelde dat de registratie van de toegangsweigering in een register geen vereiste is voor de geldigheid van de weigering. Dit volgt uit eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak. De rechtbank merkte op dat de eisers ten onrechte aanvoerden dat de toegangsweigering onrechtmatig was omdat er geen stempel in hun paspoort was geplaatst. De rechtbank concludeerde dat de inhoud van het formulier van de toegangsweigering voldeed aan de eisen van de SGC, ondanks enige afwijkingen in de opmaak.
De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. van Putten, in aanwezigheid van griffier mr. drs. S.R.N. Parlevliet. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eisers hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.