ECLI:NL:RVS:2021:810
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- J.Th. Drop
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Weigering van toegang tot het Schengengebied en de vereisten van registratie
In deze zaak gaat het om de weigering van toegang tot het Schengengebied voor een vreemdeling, die op 10 augustus 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgelegd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 10 september 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 16 april 2021 de vraag behandeld of de Schengengrenscode vereist dat een weigering van toegang wordt opgenomen in een register of lijst voor de geldigheid van die weigering. De rechtbank had overwogen dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat deze inschrijving noodzakelijk was voor de geldigheid van de weigering. De Raad van State bevestigde deze overweging en oordeelde dat, hoewel registratie in een register of lijst vereist is volgens de Schengengrenscode, dit geen voorwaarde is voor de geldigheid van de weigering zelf. De weigering van toegang is onmiddellijk van toepassing, ongeacht de registratie.
De Raad van State oordeelde dat de eerste grief van de vreemdeling, die betrekking had op de bewijslast, niet kon leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De tweede grief had geen zelfstandige betekenis. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd, met verbetering van de gronden. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.