ECLI:NL:RBDHA:2022:8289

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/629178 / FA RK 22-2953
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging voogdij en herstelling ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van de voogdij van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats], Suriname. De moeder van de minderjarige, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Lindhout, verzocht de rechtbank om haar opnieuw te belasten met het ouderlijk gezag. De minderjarige was ten tijde van zijn geboorte in Suriname, waar de vader het gezag uitoefende, aangezien de ouders niet gehuwd waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige later naar Nederland is verplaatst, waardoor de moeder van rechtswege mede het gezag heeft verkregen.

De rechtbank heeft de relevante feiten en eerdere beschikkingen in acht genomen, waaronder de ondertoezichtstelling van de minderjarige en de voogdij die aan de gecertificeerde instelling was toegewezen. De rechtbank heeft ook de schriftelijke uitlatingen van de minderjarige en de voogdes in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat het herstel van het gezag van de moeder in het belang van de minderjarige is, gezien de positieve ontwikkeling van de minderjarige en de stabiliteit van de thuissituatie bij de moeder en stiefvader.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van de moeder toegewezen en de voogdij beëindigd, waarbij de moeder met de uitoefening van het ouderlijk gezag is belast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-2953
Zaaknummer: C/09/629178
Datum beschikking: 18 augustus 2022

Beëindiging voogdij

Beschikking op het op 20 april 2022 ingekomen verzoek van:

[X]

de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. M. Lindhout.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
de voogdes.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met als bijlage een brief van de voogdes van 14 april 2022.
De minderjarige [minderjarige] heeft zich schriftelijk uitgelaten over het verzoek.

Feiten

- Uit de moeder is geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
Suriname (hierna: [minderjarige] ).
- [Y] (de vader) heeft [minderjarige] erkend.
- Bij beschikking van 19 maart 2014 van rechtbank Amsterdam is [minderjarige]
onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, als
laatst tot 25 maart 2019.
- Bij beschikking van rechtbank Amsterdam van 25 maart 2014 is [minderjarige] uit huis
geplaatst bij een pleeggezin.
- Bij beschikking van rechtbank Amsterdam van 20 juni 2018 is de vader uit het
ouderlijk gezag ontheven. Bij dezelfde beschikking is de William Schrikker
Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met de voogdij over
[minderjarige] belast.
- Bij beschikking van 4 juni 2019 heeft het gerechtshof van Amsterdam de
beschikking van 20 juni 2018 van rechtbank Amsterdam bekrachtigd.
- [minderjarige] verblijft bij zijn moeder en stiefvader.

Verzoek

De moeder verzoekt de voogdij van de gecertificeerde instelling over na te melden minderjarige te beëindigen en de moeder zelf te belasten met het ouderlijk gezag.

Beoordeling

Uit de feiten leidt de rechtbank af dat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] ten tijde van zijn geboorte in Suriname was. Op grond van het bepaalde in artikel 16 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is voor de vraag wie destijds het gezag over [minderjarige] heeft verkregen daarom Surinaams recht van toepassing. Omdat de ouders van [minderjarige] niet gehuwd waren, was naar Surinaams recht alleen de vader met het gezag over [minderjarige] belast.
Nadien is de gewone verblijfplaats van [minderjarige] kennelijk verplaatst naar Nederland. Gelet op het bepaalde in artikel 16 leden 3 en 4 van het HKBV 1996 jo 1:253b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de moeder vanaf het moment dat [minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland kreeg, van rechtswege mede het gezag verkregen.
De rechtbank stelt vast dat zowel de rechtbank Amsterdam als het gerechtshof Amsterdam er bij hun beslissingen van 20 juni 2018 respectievelijk 4 juni 2019 van uit zijn gegaan dat de vader het gezag over [minderjarige] ten tijde van die beschikkingen alleen uitoefende. Kennelijk werd het gezag van de moeder op grond het bepaalde in artikel 1:253r lid 1 BW als geschorst beschouwd vanwege de (tijdelijke) onmogelijkheid van de moeder het gezag uit te oefenen of de onbekendheid met de verblijfplaats van de moeder.
Op grond van artikel 1:253q jo 1:253r BW kan de moeder, wanneer de grond voor die schorsing is vervallen, de rechtbank verzoeken haar opnieuw te belasten met het gezag. Op grond van artikel 253r lid 2, tweede volzin, BW kan het gezag van de moeder in dat geval alleen worden hersteld als voldaan is aan de voorwaarden van artikel 1:277 BW, dus als herstel van het gezag van de moeder in het belang van de minderjarige is èn de moeder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat is te dragen.
Uit hetgeen naar voren is gebracht blijkt dat [minderjarige] tot [datum] 2018 bij het pleeggezin verbleef. De moeder woonde aanvankelijk nog in Suriname en is in 2017 naar Nederland verhuisd. Sinds [datum] 2018 verblijft [minderjarige] bij zijn moeder. [minderjarige] is heel gelukkig bij moeder en ontwikkelt zich ook goed. [minderjarige] heeft nog goed contact met het pleeggezin, waar hij af en toe verblijft in de vakanties. De huidige voogdes heeft in haar brief van 14 april 2022 aangegeven dat het gezag van [minderjarige] weer terug kan naar zijn moeder, omdat [minderjarige] voldoende veilig is bij moeder en stiefvader. Hij ontwikkelt zich goed op alle levensgebieden.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het herstel van het gezag van de moeder in het belang van de minderjarige is èn de moeder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat is te dragen. De rechtbank zal het verzoek van de moeder daarom toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt de voogdij van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering over de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
Suriname;
belast de moeder met de uitoefening van het ouderlijk gezag over voormelde minderjarige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. A. Emmens, kinderrechter, bijgestaan door E. Verweij-Steen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2022.