ECLI:NL:RBDHA:2022:8259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.20024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en FMMU-advies in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse man, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van de staatssecretaris niet zorgvuldig was voorbereid en gemotiveerd. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend op basis van mishandeling op de koranschool en angst voor vervolging in zijn thuisland, Gambia. De rechtbank constateerde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de medische situatie van eiser, die door verschillende FMMU-adviezen was beoordeeld. De rechtbank merkte op dat de adviezen niet inzichtelijk en concludent waren, en dat verweerder niet aan zijn vergewisplicht had voldaan. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de FMMU opnieuw om advies moest worden gevraagd. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL21.20224
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 31 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum 1] , van Gambiaanse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
Aliassen:
[naam 1], geboren op [geboortedatum 2]
[naam 2], geboren op [geboortedatum 1]
[naam 3], geboren op [geboortedatum 1]
[eiser], geboren op [geboortedatum 3]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.G. Angela).

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig B.J. Kane als tolk in de taal Madinka. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiser stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op
[geboortedatum 1] in Gambia. Eiser stelt dat hij zijn ouders nooit heeft gekend. Hij is op onbekende datum vertrokken uit Gambia. Via Senegal zou hij naar Niger zijn gereisd. Vanuit Niger is hij naar Libië gegaan. Daar heeft hij naar eigen zeggen negen maanden in de gevangenis gezeten. Vervolgens is eiser via Italië in januari 2020 in Nederland aangekomen. Op 28 januari 2020 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend.
Asielrelaas
2. Eiser heeft – kort samengevat – het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser heeft Gambia verlaten omdat hij op de koranschool werd mishandeld en eiser dat leven niet langer wilde. Daarnaast is in de keuken op het complex waar hij verbleef brand ontstaan en eiser is bang dat hij daar de schuld van krijgt en men hem daarom wil vermoorden. Verder is eiser zich aan het oriënteren op zijn seksuele gerichtheid waarbij hij aangeeft van zowel vrouwen als mannen te houden. Eiser weet niet of hij in Gambia kan leven met zijn geaardheid en heeft daar geen informatie over.
Besluitvorming
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen op de koranschool.
Verweerder heeft het eerste relevante element geloofwaardig geacht, maar volgens verweerder heeft eiser wegens dit element geen gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in de zin van het Vluchtelingenverdrag [1] . Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in dit kader een reëel risico loopt op ernstige schade. Het tweede element heeft verweerder ongeloofwaardig geacht, omdat eiser vage, summiere en bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om aan te nemen dat eiser tijdens de gehoren niet goed heeft kunnen verklaren.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Op de door eiser aangevoerde beroepsgronden wordt hierna ingegaan.
FMMU [2] -adviezen / FMO [3] -advies
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de leeftijd die hij had ten tijde van de problemen op de koranschool en met de traumatische ervaringen die eiser heeft ondervonden, waardoor hij naar alle waarschijnlijkheid niet in staat is om meer te verklaren dan hij tot nu toe heeft kunnen doen. Eiser meent dat verweerder ten onrechte geen FMO heeft opgestart, ondanks dat in deze procedure voldoende aanknopingspunten zijn om een dergelijk onderzoek op te starten. In dit verband verwijst eiser naar verschillende signalen van de gehoorambtenaar, alsmede van de medewerker van Vluchtelingenwerk Nederland en zijn gemachtigde, en zijn medische gegevens in het overgelegde patiëntendossier. Het FMO had volgens eiser een relevante bijdrage kunnen leveren aan de beantwoording van de vraag of het asielrelaas van eiser geloofwaardig is.
6. De rechtbank begrijpt de beroepsgrond van eiser zo dat hij meent dat het meest recente FMMU-advies van 19 december 2020 onvoldoende inzichtelijk is, omdat daaruit niet blijkt waarom hij, in tegenstelling tot de twee eerdere FMMU-adviezen, kennelijk wel in staat is om te worden gehoord.
7. Het onderzoek van de FMMU is bedoeld om medische problemen die gevolgen kunnen hebben voor het gehoor en de interpretatie daarvan vroegtijdig op te sporen. Het is in beginsel aan de FMMU om te beoordelen of hiervan sprake is. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet verweerder zich, indien hij een FMMU-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, ervan vergewissen dat dit advies zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent tot stand is gekomen. [4]
8. In het dossier bevindt zich een FMMU-advies van 13 februari 2020, mede ondertekend door [de persoon 1] , arts. Uit dit advies blijkt dat eiser niet kan worden gehoord. In dit advies staat - voor zover van belang - het volgende:
(…)
Niet horen1.a. Indien uit uw onderzoek blijkt dat (nog) niet kan worden gehoord, op grond van welke beperkingen komt u tot dit oordeel?Betrokkene heeft klachten van dien aard, dat betrokkene eerst door een arts van de FMMU moet worden gezien alvorens er een oordeel kan worden gegeven.
1.b. Kunt u, indien er niet gehoord kan worden, uitspraken doen over de te nemen maatregelen en een termijn aangegeven waarop wel gehoord kan worden?Betrokkene moet eerst gezien worden door de FMMU arts voor een beoordeling. Mogelijkerwijs kan hierna een definitief oordeel worden gegeven. Gelieve betrokkene inplannen bij de arts van de FMMU over 4 weken.
1.c. Is het in dat geval wenselijk om voorafgaand aan het horen een nieuw medisch advies aan te vragen?Ja. Betrokkene moet eerst door een arts worden beoordeeld ten aanzien van de door de verpleegkundige geconstateerde klachten.(…)3b. Overige relevante opmerkingen al dan niet met betrekking tot de gezondheidssituatie van betrokkene, niet zijnde een beperking bij het Horen & Beslissen door de IND (bijvoorbeeld doorverwijzingen).Meneer is met klem geadviseerd om naar het GZA te gaan voor de door hem genoemde klachten.
Client is geadviseerd de huisarts van de GCA/JCS te bezoeken (Ja/Nee)Ja(…)
9. In het dossier bevindt zich tevens een FMMU-advies van 15 maart 2020, ondertekend door [de persoon 1] , arts. Uit dit advies blijkt dat eiser niet kan worden gehoord. In dit advies staat - voor zover van belang - het volgende:
(…)
Niet horen1.a. Indien uit uw onderzoek blijkt dat (nog) niet kan worden gehoord, op grond van welke beperkingen komt u tot dit oordeel?Betrokkene reageert op vragen nogal eens met ‘stil vallen’ en wezenloos voor zich uit gaan staren. Met name over zijn traumatische ervaringen kan en/of wil hij op dit moment niet verklaren. Betrokkene had gisteren (via de GZA) zijn eerste contact met de GGZ, waarna onder meer werd gestart met medicatie.
1.b. Kunt u, indien er niet gehoord kan worden, uitspraken doen over de te nemen maatregelen en een termijn aangegeven waarop wel gehoord kan worden?Effect GGZ-behandeling afwachten en betrokkene over 2 maanden laten herbeoordelen.
1.c. Is het in dat geval wenselijk om voorafgaand aan het horen een nieuw medisch advies aan te vragen?Ja. S.v.p. betrokkene over 2 maanden weer presenteren aan arts FMMU (en hem dan zo mogelijk relevante medische informatie van GZA en/of GGZ laten meenemen !!!).
(…)3a. Littekens
Betrokkene verklaart, littekens te hebben op de volgende plaatsen: bij rechteroog en op rechter duim.
Client is geadviseerd de huisarts van de GCA/JCS te bezoeken (Ja/Nee)nee(…)
10. In het dossier bevindt zich tenslotte een FMMU-advies van 19 december 2020, ondertekend door [de persoon 2] , arts. Uit dit advies blijkt dat eiser wel kan worden gehoord. In dit advies staat - voor zover van belang - het volgende:
(...)
Wel horen
2.a. Gegeven de medische klachten die tijdens het onderzoek zijn gebleken, zijn de volgende
beperkingen relevant voor het Horen & Beslissen:
Bij betrokkene kan tgv spanningen (als betrokkenen gaat vertellen over het verleden) nodig zijn de vragen te herhalen, verduidelijken of de vragen op een andere manier stellen. Betrokkene de tijd geven om te antwoorden en zonodig een pauze inlassen. Betrokkene heeft moeite en wordt emotioneel als ze haar persoonlijk verhaal verteld. Advies betrokkene op zijn gemak stellen en een eenvoudige vraagstelling hanteren, betrokkene de tijd geen om de gevraagde informatie terug te laten halen en de data zonodig bij benadering uitvragen.
(...)
3a. Littekens
Dhr geeft aan littekens te hebben op zijn lichaam : gezicht, re arm en li voet en op hoofdhuid.
(…)
Client is geadviseerd de huisarts van de GCA/JCS te bezoeken (Ja/Nee)
Nee
(...)
11. Eiser heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een beroep gedaan op zijn patiëntendossier van 10 september 2021. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting gewezen op hetgeen in de melding van 6 februari 2020 staat. Daar staat - voor zover van belang - het volgende:
(…)
O Dhr. is een jonge man met een normaal postuur. Hij is begeleid door [de persoon 3] . Het gesprek gin vooral tussen [de persoon 3] en mij, omdat hij geen oogcontact maakt, praat niet, beantwoord de vragen niet. Op persoonlijk gerichte vragen reageert hij met een stille hulling, met hoofd in zijn handen verstopt. Het is geen sprake van contactgroei, hoewel op het eind van het gesprek bij de afscheid heeft hij zijn hand gegeven. [de persoon 3] vertel dat hij in een 2-persoonskamer woont, met een andere jongen die ook net binnen het GZA is gekomen. In de gewone omgeving is hij meer ontspanned, praat met een de andere bewoners en begeleiders. Er is een jongen in zijn wooning uit dezelfde land en met hem praat hij in zijn taal. Vertoont sociaalgericht gedrag. In communicatie is hij heel duidelijk, alleen af en toe vertoont hij vreemd gedrag – zijn hoofd in een boom slaan, of rare dinen praten. Dit maakt de begeleiders zeer zorgelijk. Blijkt dhr. zeer creatief zijn, maakt muziek en is heel handig, maakt mooi gedecoreerde tassen.
E Het gaat om een jonge man die vreemd gedrag vertoont. In contact met de medewerkersuit GZA klapt dhr. dicht en het contact is verstoort. volgens de begeleiders vertoont dhr. een vreemd gedrag, slaat met zijn hooft tegen een boom, of praat soms rare dingen. Verder als hij zich veilig voelt communiceert goed en duidelijk in het Engels. Waarschijnlijk gaat het om een zeer getraumatiseerde man, die in contacxt met outoriteiten in weerstand schit en weigert te praten.
(…)
12. De rechtbank stelt vast dat eisers gemachtigde op 1 juni 2021 bij verweerder bijzondere aandacht heeft gevraagd voor de zaak van eiser vanwege een aantal constateringen. Zo wijst de gemachtigde erop dat eiser extreem emotioneel kan zijn bij het benoemen van zijn asielmotieven. Ook wijst de gemachtigde op het medische dossier van eiser, waaruit volgt dat er verschillende crisissituaties zijn geweest en eiser veelvuldig last heeft van herbelevingen waarbij hij een zeer vlakke gelaatsuitdrukking heeft en als het ware niet aanwezig lijkt te zijn. De gemachtigde heeft daarom sterke aanwijzingen dat er medische beperkingen bestaan bij eiser die van invloed zijn op het horen en beslissen. De gemachtigde heeft verweerder gevraagd zich hiervan bij de beoordeling voldoende rekenschap te geven, in het bijzonder van het medisch dossier, de verschillende FMMU-adviezen, alsmede van de zeer jonge leeftijd van eiser op het moment dat hij zijn land van herkomst verliet. De gemachtigde heeft ook gevraagd om een FMO op te starten.
13. Zoals hiervoor aangegeven moet verweerder, indien hij van de FMMU-adviezen uitgaat, zich ervan vergewissen dat deze adviezen zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent tot stand zijn gekomen. De rechtbank stelt vast dat in het derde FMMU-advies niet inhoudelijk wordt gerefereerd aan de eerdere adviezen. Uit het eerste advies volgt dat eiser niet kan worden gehoord, omdat hij eerst door een arts moet worden gezien. Uit het tweede advies volgt dat het effect van de medische behandeling moet worden afgewacht en dat de situatie van eiser daarna opnieuw moet worden beoordeeld. Uit het derde advies blijkt niet wat het effect is van de medische behandeling. In dit advies wordt in het geheel geen melding meer gemaakt van (het effect van) de noodzakelijk geachte medische behandeling. Juist nu in de eerdere adviezen is geconstateerd dat eiser niet kon worden gehoord, dat hij moet worden gezien door een arts en het effect van de noodzakelijke medische behandeling moest worden afgewacht, had in het derde advies tenminste moeten worden ingegaan op het effect van de medische behandeling en op het al dan niet (nog) bestaan van de medische klachten. Gelet op de ten tijde van de besluitvorming beschikbare medische informatie, waaronder de brief van eisers gemachtigde van 1 juni 2021 en de inhoud van het patiëntendossier, is niet inzichtelijk op grond waarvan de FMMU in het derde advies tot de conclusie is gekomen dat eiser wel kon worden gehoord en welk onderzoek daaraan is voorafgegaan. Het lag op de weg van verweerder om daar, in het kader van de vergewisplicht, nadere informatie over op te vragen bij de FMMU. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich er daarom onvoldoende van vergewist dat het laatste FMMU-advies van 19 december 2020 zorgvuldig tot stand is gekomen en inzichtelijk en concludent is. De rechtbank merkt daarbij op dat de tekst onder 2.a in het derde advies over de mogelijkheid om eiser te horen lijkt te zijn gekopieerd uit een andere tekst, wellicht een ander advies ten aanzien van een andere persoon, omdat daarin staat dat betrokkene emotioneel wordt als ze “haar” persoonlijk verhaal vertelt. De omstandigheid dat in deze procedure de FMMU drie keer is geraadpleegd, maakt nog niet dat sprake is van zorgvuldig tot stand gekomen adviezen. De beroepsgrond van eiser slaagt.
Conclusie
14. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze is voorbereid en gemotiveerd en dat verweerder niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Het bestreden besluit is dus in strijd met de artikelen 3:2, 3:9 en 7:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht. Al om deze reden dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Verweerder dient de FMMU opnieuw om advies te vragen en eiser eventueel opnieuw te horen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de overige beroepsgronden te bespreken. Deze gronden kunnen namelijk pas worden besproken nadat duidelijk is of er geen medische beperkingen zijn om eiser te kunnen horen over zijn asielmotieven.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding om het geschil definitief te beslechten, omdat verweerder de FMMU om opheldering zal moeten vragen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, in aanwezigheid van
E.P.W. Kwakman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag van Genéve betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954,88, zoals laatst gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 Trb. 1967,76).
2.Forensisch Medische Maatschappij Utrecht.
3.Forensisch medisch onderzoek.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2539.