ECLI:NL:RBDHA:2022:8258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.7136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag met betrekking tot ernstige misdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de bepaling dat de eiser Nederland onmiddellijk moest verlaten en een inreisverbod van tien jaar kreeg opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een verzoek om voorlopige voorziening, waarbij de voorzieningenrechter had bepaald dat de eiser niet mocht worden uitgezet totdat op het beroep was beslist.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser betrokken was bij ernstige misdrijven, waaronder meervoudige moord, tijdens zijn lidmaatschap van de politieke partij Peoples Democratic Party (PDP) en de criminele organisatie The Black Axe. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser tijdens het eerste gehoor en het nader gehoor inconsistent waren, en dat de staatssecretaris terecht artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag op de eiser van toepassing achtte. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico liep op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer:

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. G.E. Jans),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Izaks).

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en aan hem een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer NL21.7137).
De voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats heeft het verzoek bij uitspraak van 8 juni 2021 toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat eiser niet mag worden uitgezet totdat op het beroep is beslist.
De enkelvoudige kamer heeft deze zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is met bericht niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.1
Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1987.
1.2
Eiser heeft op 4 maart 2019 een asielaanvraag ingediend, die aanvankelijk buiten behandeling zou worden gesteld omdat Italië daarvoor verantwoordelijk was. Wegens eisers aangifte van mensenhandel is de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. Eiser is in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier op tijdelijke humanitaire gronden die later met terugwerkende kracht is ingetrokken, omdat de straf?zaak is geseponeerd.
In februari 2021 hebben het eerste gehoor en het nader gehoor plaatsgevonden. Na het voornemen dat daarop volgde, heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Eisers asielrelaas
2.1
Eiser heeft tijdens het eerste gehoor het volgende verklaard. Eiser is in juni 2011 gedwongen lid geworden van The Black Axe. Hij heeft als lid vergaderingen bijgewoond, maar uit hoofde van The Black Axe geen strafbare feiten gepleegd. In 2012 is hij lid geworden van de politieke partij Peoples Democratic Party (verder: PDP). Tijdens de provinciale verkiezingen van 14 juli 2012 heeft hij samen met andere leden van de partij stembussen opgehaald om de uitslag van de verkiezingen in het voordeel van de PDP te beïnvloeden. Aangekomen op diverse stemlocaties werd de aanwezige menigte door hen onder vuur genomen. Eiser geeft aan dat zij op die dag heel veel mensen hebben vermoord, per stemlocatie zo’n zeven en naar schatting 35 in totaal. In de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor heeft eiser nog bevestigd dat zij op de menigte moesten schieten, omdat die mensen volgens hem stembusfraude wilden plegen.
2.2
In het nader gehoor heeft eiser het volgende verklaard. Eiser studeerde in [plaats] . Daar kreeg hij een telefoontje van zijn zus op 17 juni 2011, waarin zij vertelde dat hun ouders waren overleden. Eiser is teruggegaan naar huis om zijn ouders te begraven. Eiser en zijn zus hebben de doodsoorzaak laten achterhalen en kwamen erachter dat hun ouders vergiftigd waren. Eiser verdenkt zijn oom hiervan, omdat hij de erfenis heeft ingepikt. Omdat eiser geen geld meer had, is hij gestopt met studeren en voor de verkiezingen lid geworden van de PDP. Op die bewuste dag in juli 2012 heeft eiser alleen als chauffeur van gewapende leden van de PDP gefungeerd. Hij heeft zelf geen wapen voorhanden gehad en ook geen schot gelost. Dit in tegenstelling tot de gewapende leden die hij moest vervoeren. Eiser heeft op die dag wel iemand aangereden met zijn voertuig. Over het lot van die persoon is niets bekend. De PDP verloor de verkiezingen. De winnende partij was daarna op zoek naar de leden van de PDP die betrokken waren geweest bij de gevechten tijdens de verkiezingen. Eiser is daarom ondergedoken en is met hulp van een vriend naar Italië gereisd. Eiser vreest verder voor zijn familie, omdat hij inmiddels is bekeerd tot het christendom.
Het bestreden besluit
3.1
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond en hem een inreisverbod opgelegd van tien jaar, omdat er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdrijven als bedoeld in artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag (Vv). Eiser wordt op grond van zijn eigen verklaringen tijdens het eerste gehoor in verband gebracht met meervoudige moord dan wel doodslag op 35 mensen. Verweerder heeft deze gedragingen aangemerkt als ernstige, niet-politieke misdrijven als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder b, van het Vv. In het geval van eiser is sprake van “knowing en personal participation”. Eisers verklaringen tijdens het nader gehoor staan haaks op zijn eerdere, niet gecorrigeerde verklaringen uit het eerste gehoor, terwijl deze hetzelfde feitencomplex betreffen alsook de specifieke rol van eiser daarin. Omdat eiser onder de reikwijdte van artikel 1(F), aanhef, en onder b, van het Vv valt, kan hij geen aanspraak maken op de bescherming die de overige artikelen van het Vluchtelingenverdrag bieden. Eiser heeft verder op grond van zijn persoonlijke situatie dan wel individuele asielrelaas niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria.
3.2
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit en nationaliteit;
- bekering tot het christendom en de daaraan gerelateerde problemen;
- vergiftiging van zijn ouders en de problemen met zijn oom;
- problemen met de tegenpartij van de PDP;
- problemen met Black Axe en rivaliserende fraternities/cults.
Verweerder acht de identiteit en nationaliteit en de bekering geloofwaardig. Dat is echter geen reden voor vergunningverlening. De overige elementen vindt verweerder ongeloofwaardig.
Wat is er in geschil?
4. De gronden van eisers beroep zien op de toepassing van artikel 1(F) van het Vv en eisers vrees voor terugkeer naar Nigeria. Eiser heeft geen inhoudelijke beroepsgronden ingediend tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, anders dan in verband met de toepassing van artikel 1(F) van het Vv. Het beroep op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft eiser ter zitting laten vallen.
Is artikel 1(F) van toepassing?
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte artikel 1(F) van het Vv op hem van toepassing heeft geacht. Verweerder interpreteert de verklaringen tijdens het eerste gehoor anders dan eiser deze heeft bedoeld. Daarom heeft eiser deze verduidelijkt tijdens het nader gehoor. Dit geldt met name voor eisers betrokkenheid tijdens de verkiezingen van 14 juli 2012 en het geweld dat daarmee gepaard ging. Het feit dat eiser heeft gesteld “wij waren betrokken bij de incidenten bij de stembureaus” wil nog niet zeggen dat eiser daarmee bedoeld heeft te verklaren “ik was degene die op de gewapende APC-leden heeft geschoten”. Daar waar eiser over “wij” heeft gesproken tijdens het eerste gehoor, heeft hij gesproken over de beweging PDP waar hij deel van uitmaakte. Tijdens het nader gehoor zijn de verklaringen geïndividualiseerd. Toen is eisers rol als chauffeur en als niet gewapend lid duidelijk geworden. Verweerder heeft dit ten onrechte niet onderkend.
5.1
Ter zitting is gebleken dat eiser niet betwist dat verweerder bij de beoordeling van de asielaanvraag een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling dient te maken en daarbij al zijn verklaringen, dus ook de verklaringen tijdens het eerste gehoor, mag betrekken. [1] Evenmin betwist eiser de juistheid van de weergave van zijn verklaringen in het verslag van het eerste gehoor.
5.2
In het kader van zijn integrale geloofwaardigheidsbeoordeling heeft verweerder terecht verwezen naar de niet gecorrigeerde verklaringen van eiser tijdens het eerste gehoor.
Op pagina 13 van het rapport van eerste gehoor staat:
“Bent u zelf verantwoordelijk geweest voor het vermoorden van andere mensen van andere groeperingen of betrokkene geweest bij gewelddadige acties?Ja. Ik heb mensen vermoord.
En hoeveel mensen heeft u dan vermoord?Sinds ik lid ben van de Black Axe heb ik niemand vermoord.
Ik snap het niet meer. Eerst vraag ik u of u verantwoordelijk bent geweest voor het moorden van mensen. U geeft vervolgens aan dat u mensen heeft vermoord. Nu geeft u aan dat niemand heeft vermoord.Vanuit mijn lidmaatschap van de Black Axe heb ik niemand vermoord. Vanuit mijn lidmaatschap bij de PDP wel.
Op pagina 14 van het eerste gehoor staat:

Uiteraard. Als ik het goed begrijp bent u mede verantwoordelijk geweest voor het overlijden van 35 onschuldige mensen?Ja, dat heb ik inderdaad gedaan.”
5.3
Voorts heeft verweerder in zijn beoordeling terecht betrokken de verklaring tijdens het eerste gehoor zoals gecorrigeerd bij de correcties en aanvullingen van 10 februari 2021:
“-Blad 13, derde vraag vanonder: Wij moesten op de mensen schieten want die lieten ons niet toe en wilde stembusfraude plegen.”
5.4
Anders dan eiser stelt, blijkt uit deze verklaringen ondubbelzinnig dat hij heeft verklaard dat hij vanuit zijn betrokkenheid bij en lidmaatschap van de PDP mensen heeft vermoord. Verweerder heeft eisers latere verklaringen tijdens het nader gehoor dat hij alleen als chauffeur heeft opgetreden niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht nu deze strijdig zijn met zijn eerdere verklaringen en eiser geen plausibele opheldering heeft gegeven voor de discrepantie tussen die verklaringen. Daarbij heeft verweerder terecht betrokken dat aan eiser tijdens het eerste gehoor de open vraag is gesteld welke werkzaamheden hij verrichtte en eiser van chauffeurswerkzaamheden in het geheel geen gewag heeft gemaakt. Eiser heeft dat ook niet gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen van 10 februari 2021.
5.5
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser voert verder aan dat verweerder er ten onrechte van uitgaat dat in zijn geval sprake is van ‘knowing participation’ en ‘personal participation’. Eiser werd overvallen door de gebeurtenissen tijdens de verkiezingen en kon zich daar niet aan onttrekken. Het was een geweldsspiraal en in die situatie had eiser geen andere keuze dan als chauffeur van stembureau naar stembureau te rijden. Voor zowel de leden van de PDP als de leden van de APC was het een levensgevaarlijke situatie. Beide partijen waren bewapend en schoten over en weer. Er was een onvoorzienbare situatie. Van een bewuste schending van mensenrechten was dus geen sprake. Verweerder gaat hier onterecht aan voorbij en trekt uit het feit dat er geschoten is de conclusie dat eiser daar (mede) verantwoordelijk voor is. Eiser was daar alleen als bestuurder. Uit de verklaringen tijdens het eerste gehoor blijkt dat de werkelijke toedracht van de gebeurtenissen zeer onduidelijk is. Dat bij elk stembureau politie aanwezig was maar dat de politie niet heeft ingegrepen blijft onbegrijpelijk. Bovendien is in de correcties op het eerste gehoor aangeven dat “wij” op de mensen moesten schieten. Hieruit blijkt al dat er sprake was van een noodweersituatie. Eiser heeft tijdens het nader gehoor met zijn verklaringen de situatie verduidelijkt. Verweerder had van die verklaringen uit moeten gaan.
6.1
Hiervoor is reeds geoordeeld dat verweerder kon uitgaan van eisers verklaringen tijdens het eerste gehoor over zijn aandeel in het geweld tijdens de verkiezingen en dat hij eisers latere verklaringen tijdens het nader gehoor dat hij alleen als chauffeur heeft opgetreden ongeloofwaardig heeft mogen achten.
6.2
Verweerder heeft in openbare bronnen bevestiging gevonden van eisers verklaringen dat de verkiezingen medio juli 2012 gepaard gingen met veel geweld, met als gevolg dodelijke slachtoffers. Op basis van de hiervoor aangehaalde eigen verklaring van eiser dat hij tijdens die verkiezingen onschuldige burgers heeft vermoord om bij de stembussen te komen, heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser handelingen heeft gepleegd waarvan hij wist of had moeten weten dat het misdrijven zijn zoals bedoeld in artikel 1(F) van het Vv. Reeds hieruit volgt dat er bij eiser sprake was van ‘knowing participation’en ‘personal participation’.
6.3
Op basis van diezelfde verklaring van eiser heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet met toepassing van paragraaf C2/7.10.2.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 kan worden gevrijwaard van zijn verantwoordelijkheid wegens een noodweersituatie. Dat eiser en zijn partijgenoten volgens de correcties en aanvullingen van 10 februari 2021 ‘moesten’ schieten was immers niet onder dwang of omdat eiser en zijn partijgenoten zich niet aan de situatie konden onttrekken, maar omdat zij anders niet werden toegelaten tot de stembussen.
6.4
Deze beroepsgrond slaagt ook niet.
Heeft eiser zijn vrees voor terugkeer aannemelijk gemaakt?
7. Eiser voert aan dat hij bij gedwongen terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eiser is na de verkiezingen meteen ondergedoken omdat hij van zijn buren had gehoord dat de politie in opdracht van de partij die de verkiezingen heeft gewonnen naar hem heeft gezocht in zijn ouderlijk huis. Vrienden van eiser die ook lid waren van de PDP werden opgepakt. Eiser is daarom tot zijn vertrek ondergedoken gebleven.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser de gestelde negatieve belangstelling niet heeft onderbouwd met arrestatiebevelen of anderszins. Voorts heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat eiser in de zienswijze zijn verklaring dat hij tien maanden ondergedoken heeft gezeten, heeft genuanceerd. Verweerder heeft dan ook kunnen concluderen dat de omstandigheid dat eiser na de verkiezingen bijna een jaar in Nigeria ongemoeid is gelaten, niet duidt op enige concrete negatieve belangstelling voor eiser van welke zijde dan ook.
7.2
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Het terugkeerbesluit en het inreisverbod
8. Eiser voert tot slot aan dat nu artikel 1(F) van het Vv niet op hem van toepassing is, er geen grond was voor afwijzing van zijn aanvraag als kennelijk ongegrond. Dat betekent dat hem ten onrechte een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod is opgelegd.
8.1
Deze beroepsgrond slaagt niet omdat de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat verweerder artikel 1(F) van het Vv op eiser van toepassing kon achten.
Conclusie
9. Verweerder heeft eisers aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Zijn beroep is daarom ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Battjes, voorzitter, en mr. E.P.W. van de Ven en mr. M. Kraefft, leden, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2459.