In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Oranjevliet Nederland B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, met betrekking tot de Ziektewet (ZW) uitkering van een ex-werkneemster. De ex-werkneemster had vanaf 25 november 2019 geen recht meer op een ZW-uitkering volgens een eerder besluit van de verweerder. Echter, na bezwaar van de ex-werkneemster, werd dit besluit herzien en werd bepaald dat zij onverminderd recht had op de uitkering. Eiseres, Oranjevliet Nederland B.V., heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 14 juni 2022 werd de zaak digitaal behandeld. Eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en twee andere medewerkers, terwijl de verweerder en de derde-partij ook vertegenwoordigd waren. De rechtbank kon geen inhoudelijke weergave geven van de medische gegevens van de ex-werkneemster, omdat zij geen toestemming had gegeven voor het delen van deze informatie. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische situatie van de ex-werkneemster en de besluiten van de verzekeringsarts.
De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn onderzoek naar de medische situatie van de ex-werkneemster zorgvuldig had uitgevoerd en dat de conclusie dat zij ongeschikt was voor arbeid op de datum in geding, gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de ex-werkneemster recht heeft op haar ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.