ECLI:NL:RBDHA:2022:8224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/630090 / FA RK 22-3422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over tijdelijke verplichte zorg en crisismaatregel in de geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan over een klacht van een verzoekster betreffende de toepassing van tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel en de daaropvolgende verplichte zorg. De verzoekster, geboren in 1993, had op 31 mei 2022 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank, waarin zij haar klachten uiteenzette over de zorgverlening door GGZ Delfland en de burgemeester van Delft. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij het verzoekster niet lukte om haar klachten gegrond te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de zorgverleners in redelijkheid konden besluiten tot het toepassen van verplichte zorg, gezien de zorgen over de geestelijke gezondheid van verzoekster en het vermoeden van suïcidaliteit. De rechtbank verklaarde de klachten van verzoekster ongegrond, met uitzondering van enkele klachten die niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank benadrukte dat de Wvggz een limitatieve opsomming geeft van beslissingen waartegen een klacht kan worden ingediend, en dat de overige klachten van verzoekster niet onder deze opsomming vielen. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat de zorgverlening als proportioneel en noodzakelijk werd beschouwd. De beschikking is gegeven door mr. D.G.J. Dop, bijgestaan door B.M. Muller-van Leeuwen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer
Zaak-/rekestnummer: C/09/630090 / FA RK 22-3422
Datum beschikking: 28 juni 2022
Beslissing over klacht ex artikel 10:7 lid 1 en schadevergoeding ex art 10:12 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Beschikking op het op 31 mei 2022 ingediende verzoekschrift van:

[de vrouw]

hierna te noemen: verzoekster,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. van Olffen te Nootdorp,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoekster ingediend bij de Klachtencommissie Cliënten GGZ Delfland (hierna: klachtencommissie) op 28 maart 2022.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- zorgaanbieder GGZ Delfland;
- de [zorgverantwoordelijke 1] en de [zorgverantwoordelijke 2]
.

Feiten en procesverloop

Op 27 november 2020 is ten aanzien van verzoekster de volgende tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel toegepast:
- beperken bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- opnemen in een accommodatie;
- ontnemen van de vrijheid en onverwijld overbrengen naar een plaats die geschikt is voor
tijdelijk verblijf.
De toepassing van voormelde tijdelijke verplichte zorg is neergelegd in de schriftelijke beslissing d.d. 27 november 2020 van psychiater tevens zorgverantwoordelijke [zorgverantwoordelijke 1]
Op 27 november 2020 (19:41 uur) heeft de burgemeester van de gemeente Delft verzoekster een crisismaatregel tot 30 november 2020 (19:41 uur) opgelegd met de volgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Gedurende de crisismaatregel is ten aanzien van verzoekster de volgende verplichte zorg toegepast:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- opnemen in een accommodatie.
De toepassing van voormelde verplichte zorg gedurende de crisismaatregel is neergelegd in de schriftelijke beslissing d.d. 27 november 2020 van de arts tevens zorgverantwoordelijke [zorgverantwoordelijke 2] .
Bij beslissing d.d. 30 november 2020 van waarnemend [geneesheer-directeur] is de toepassing van de verplichte zorg op grond van de crisismaatregel ingaande
30 november 2020 beëindigd.
Verzoekster is op 30 november 2020 aan het einde van de middag met ontslag gegaan.
Bij brief van 17 maart 2022 heeft mr. Van Olffen namens verzoekster bij de klachtencommissie klachten ingediend:
- tegen de ingevolge de Wvggz klachtwaardige toepassing van tijdelijke verplichte zorg voorafgaande aan de crisismaatregel en gedurende de crisismaatregel;
- tegen ingevolge de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) klachtwaardige gedragingen van de zorgaanbieder, te weten het ongevraagd pakken van spullen van de grond, het kijken in kasten en het de verzoekster onthouden van (de toegang tot) bijstand van een advocaat;
- over de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel.
De klachtencommissie heeft op 22 april 2022 de beslissing op de klachten mondeling medegedeeld en deze beslissing schriftelijk op 9 mei 2022 toegestuurd. De klachten tegen de toepassing van verplichte zorg voorgaand en gedurende de crisismaatregel werden ongegrond verklaard. De Wkkgz-klachten werd gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard. De klacht over de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel werd niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekster heeft de rechtbank bij verzoekschrift, voorzien van schriftelijke bijlagen en een usb-stick met video- en audiobestanden, verzocht de door haar ingediende klachten alsnog gegrond te verklaren.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de rechtbank van 21 juni 2022.
Verschenen zijn:
- de verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
- de waarnemend [geneesheer-directeur]
- de zorgverantwoordelijke, [zorgverantwoordelijke 1]
Beëdigd [tolk] heeft verzoekster ter zitting bijgestaan als tolk Duitse taal.

Klacht

Verzoekster stelt zich op het standpunt dat er op 27 november 2020 géén sprake was van ernstig nadeel dat noopte tot interventie door de Ggz. Anders dan de zorgverleners stellen was er op dat moment geen sprake van suïciderisico. Voor de aan de crisismaatregel voorafgaande en nadien toegepaste verplichte zorg bestond geen grondslag.
De zorgverleners hadden er niet toe mogen overgaan tegen haar wil haar woning te betreden, haar over te brengen naar en gedwongen op te nemen in de accommodatie en haar ook nog eens in te sluiten in de EBK. Verzoekster was op 27 november 2020 nietsvermoedend in haar woning aan haar werk, toen de zorgverleners en de politie haar woning betraden, nadat zij zich met een bij de verhuurder verkregen sleutel de toegang tot haar woning hadden verschaft. Er is daarbij op een uiterst agressieve manier op de deur en later op de ramen gebonkt. Van het opbouwen van een gesprek door de zorgverleners was geen sprake. Men is de kasten van verzoekster ingegaan, heeft spullen bijeengepakt en haar te kennen gegeven dat ze mee moest komen. In de accommodatie is zij uitgekleed, is haar haar telefoon afgenomen, heeft zij een scheurpak moeten aantrekken, en is zij geplaatst in de separeer.
Door ongefundeerde veronderstellingen over verzoekster, misinterpretaties in de communicatie met verzoekster en de vele onjuistheden in de medische verklaring en andere schriftelijke verslaglegging, is een tot nadeel van verzoekster strekkende sfeer gecreëerd.
Zo is als zorg benoemd dat verzoekster suïcidaal zou zijn geweest. In de medische verklaring staat dat zij begin november 2020 op het station liep met suïcidale gedachten en de politie belde om hulp. maar dat is feitelijk onjuist. Verzoekster liep niet op het station. Zij liep bij de fietsenstalling bij het station. Ze was niet suïcidaal, maar eenzaam en heeft daar de politie over gebeld. Ook is als zorg benoemd dat verzoekster het contact met de ambulante behandelaars afhield door de op 23 november 2020 voor 27 november 2020 gemaakte afspraak af te zeggen en door in gesprek met de ambulante behandelaars te hebben doen voorkomen alsof zij zich in Duitsland bevond. In werkelijkheid heeft verzoekster slechts aangekondigd voor familiebezoek naar Duitsland te zullen afreizen. Zij heeft niet het contact met de ambulante zorgverlener willen afhouden. Men kon haar door de taalbarrière niet goed volgen. Dit was merkbaar voor verzoekster. Zij heeft hen in het laatste gesprek daarom duidelijk gemaakt hen niet meer in het Duits te woord te zullen staan en te woord gestaan te willen worden, nu de zorgverleners de Duitse taal overduidelijk niet beheersten. Tussen 23 november 2020 en 27 november 2020 is er helemaal geen contact geweest met de Ggz; het kan dan niet zo zijn dat er dan op 27 november 2020 acuut moet worden ingegrepen. Verder is als zorg benoemd dat gedurende het huisbezoek op 27 november 2020 werd gezien dat verzoekster katatoon was. Maar zoals de overgelegde video- en audiobestanden uitwijzen was verzoekster geenszins katatoon. Zij was actief, heeft duidelijk gemaakt dat zij geen prijs stelde op de plotselinge aanwezigheid in haar woning van zorgverleners en politie. Zij heeft hen meermaals gevraagd haar huis te verlaten en zij heeft ook meermaals en tevergeefs gevraagd om een advocaat.
De schriftelijke beslissing van de burgemeester d.d. 27 november 2020 waarbij haar een crisismaatregel is opgelegd is haar pas op 27 januari 2020 (na het opvragen van haar medisch dossier) onder ogen gekomen. De beroepstermijn was toen verstreken en verzoekster heeft geen beroep meer ingesteld. Verzoekster heeft de beroepstermijn voor de procedure ex artikel 7:6 van de Wvggz gemist omdat de beslissing haar niet meteen is overhandigd, maar slechts in haar medisch dossier is gevoegd. Verzoekster heeft daardoor niet kunnen klagen over onder meer de gebrekkige manier waarop zij in het kader van de crisismaatregel is gehoord. Maar op basis van de nu niet meer aantastbare doch ten onrechte opgelegde crisismaatregel zijn er allerlei vergaande maatregelen getroffen, waaronder separatie. Als beklag in de onderhavige procedure over de crisismaatregel niet mogelijk is, klaagt verzoekster over de inhoud en wijze van totstandkoming van de medische verklaring.
Verzoekster vraagt de rechtbank alsnog gegrond te verklaren haar klacht tegen de haar voorafgaand aan de crisismaatregel tijdelijk verleende verplichte zorg, alsmede de haar na de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel verleende verplichte zorg.
Verder legt verzoekster de rechtbank voor als klacht dat de zorgverantwoordelijke in weerwil van de in artikel 1:5 Wvggz neergelegde verplichting geen wils(on)bekwaamheidsbeoordeling heeft verricht.
Voorts legt verzoekster de rechtbank voor als klacht dat gedurende haar verblijf in de EBK haar telefoon is afgenomen, zonder daartoe van de burgemeester gevraagde of verkregen toestemming.
Ook vraagt zij het oordeel van de rechtbank over de dossiervorming, de uitvoering van de crisismaatregel, het ontbreken van een beslissing ten aanzien van het veiligheidsrisico en het ontbreken van de ondertekening van besluiten in het medisch dossier van verzoekster.
Ten slotte vraagt verzoekster de rechtbank haar een schadevergoeding ten laste van Ggz Delfland toe te kennen van €1.200,00 (zijnde €400,00 per opnamedag)

Verweer

Ter zitting hebben de waarnemend [geneesheer-directeur] en psychiater [zorgverantwoordelijke 1] in aanvulling op het bij de klachtencommissie gevoerde verweer nog het volgende – hieronder samengevat weergegeven – verklaard:
Verzoekster heeft een heel ingrijpende situatie meegemaakt. Zorgverleners van de Ggz en politiebeambten zijn op 27 november 2020 bij haar aan de deur gekomen, zijn haar huis ingekomen, hebben haar spullen gepakt, haar overgebracht naar Ggz Delfland, waar zij de eerste nacht in de EBK is verpleegd en daarna nog twee dagen gedwongen opgenomen is gehouden. Deze interventies, hoe ingrijpend ook, waren alle noodzakelijk om haar voor ernstig gevaar te behoeden en zijn weloverwogen genomen. Verzoekster was vanaf begin november 2020 bij GGZ Delfland in beeld met naar werd vermoed depressieve stemmingsstoornissen. De inzet van een gedwongen opname werd overwogen. Daar is van afgezien omdat verzoekster zich wilde committeren aan intensieve ambulante behandeling (Intensive Home Treatment). Toen werd bemerkt dat verzoekster zorg afhield, het niet goed met haar ging en zij vertraagd sprak (in telefonische contacten) is er dossierstudie en collegiaal overleg gepleegd met als uitkomst het besluit van psychiater [zorgverantwoordelijke 1] en [sociaal psychiatrisch verpleegkundige] om op onaangekondigd huisbezoek bij verzoekster te gaan. De politie heeft daarbij voor de veiligheid geassisteerd, maar bleef in de woning op afstand. Toen verzoekster, na bellen en kloppen, de deur niet opendeed, hebben zij zich de toegang tot de woning verschaft. Er is uitgebreid geprobeerd om met haar in gesprek te komen. Maar verzoekster bleef vrijwel onbewogen op haar stoel achter haar bureau zitten en reageerde niet op vragen. Zij gaf slechts dan dat zij een advocaat wilde en kwam niet uit haar stoel. De psychiater is toen, gehurkt bij verzoekster, blijven proberen om een gesprek op gang te brengen en haar uitleg te geven over wat er gebeurde. Bij het huisbezoek werd een acute indicatie voor opname en behandeling gezien bij het vermoeden van een ernstige depressie met katatonie en een als hoog ingeschat risico op suïcidaliteit. Zij is bij GGZ Delfland in de EBK verpleegd. Het was voor haar en voor de andere patiënten niet veilig om haar op de afdeling te verplegen. Verzoekster wilde niet meewerken. Het risico bestond dat verhoogde spanning haar tot gevaarlijk gedrag zou brengen. Gedurende de opname bood verzoekster meer openheid over haar gedachten en kon het suïciderisico lager worden ingeschat. De EBK-verpleging is beperkt gebleven tot de eerste nacht.
De opname kon op 30 november 2020 worden beëindigd.

Beoordeling

Tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan crisismaatregel
Ingevolge artikel 7:3, eerste lid, van de Wvggz kan, indien redelijkerwijs mag worden verondersteld dat een crisismaatregel zal worden genomen, gedurende korte tijd verplichte zorg aan een persoon worden verleend. Ingevolge het derde lid van artikel 7:3 Wvggz kan deze verplichte zorg, teneinde te laten onderzoeken of een crisismaatregel moet worden genomen en in afwachting van het nemen van de crisismaatregel, tevens inhouden dat een persoon zijn vrijheid wordt ontnomen en hij onverwijld wordt overgebracht naar een plaats die geschikt is voor tijdelijk verblijf. De rechtbank is van oordeel dat de zorgverlener, gelet op de in de loop van november 2020 over het welzijn van verzoekster ontstane zorgen, de vermoede psychische stoornis en het bij het huisbezoek als verhoogd ingeschatte suïciderisico, in redelijkheid heeft kunnen besluiten verzoekster voorafgaand aan de crisismaatregel tijdelijk verplichte zorg te verlenen. De rechtbank kan zich goed voorstellen dat de zorgverlener zich, alles bijeengenomen, ernstige zorgen maakte over verzoekster.
De door verzoekster aangehaalde feitelijke onjuistheden en hetgeen zij hier verder tegenin heeft gebracht, hebben de rechtbank er niet van overtuigd dat de zorgverlener onzorgvuldig heeft gehandeld.
Verplichte zorg gedurende de crisismaatregel
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium voor het toepassen van verplichte zorg, te weten dat het vermoeden bestaat van een psychische stoornis waar ernstig nadeel uit voortvloeit, is voldaan. Uit de overgelegde medische verklaring van onafhankelijk [psychiater] d.d. 27 november 2020 is gebleken dat er ten aanzien van verzoekster werd vermoed dat een psychische stoornis, te weten depressieve stemmingsstoornissen en overige DSM-5 stoornissen, leidde tot het ernstig nadeel van levensgevaar voor verzoekster zelf. Op die grond heeft de burgemeester een crisismaatregel genomen en heeft de zorgverantwoordelijke besloten tot verplichte zorg gedurende de crisismaatregel.
Gelet op het ernstig nadeel dat werd gezien door zorgverleners, is de toepassing van verplichte zorg naar het oordeel van de rechtbank proportioneel en noodzakelijk geweest en voldoet dit ook aan de beginselen van subsidiariteit en doelmatigheid. Door de zorgen over de toestand van verzoekster gedurende een langere periode en de afwerende houding van verzoekster naar de hulpverlening is voldoende onderbouwd waarom uiteindelijk gekozen is voor een opname, nadat er geen minder bezwarende alternatieven meer voorhanden bleken te zijn. Er waren geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg. De zorgverlener had verzoekster dan, in mogelijk katatone toestand, zonder afspraken over behandeling en zonder te weten of verzoekster beschikte over een steunsysteem, in de woning moeten achterlaten.
Na de opname is in eerste instantie geprobeerd om verzoekster op de afdeling te laten verblijven. Pas toen bleek dat het voor haar veiligheid niet anders kon is tot insluiting in de EBK overgegaan en zodra het kon is de insluiting weer beëindigd. De rechtbank overweegt dat zij er ambtshalve van op de hoogte is dat bij separatie uit veiligheidsoverwegingen voorwerpen, waaronder telefoons, kunnen worden afgenomen. Getuige de door verzoekster gemaakte opname is haar telefoon overigens ook weer teruggegeven.
Wilsbekwaamheid
De rechtbank stelt, gezien het bepaalde in artikel 2:1, zesde lid, van de Wvggz, vast dat de situatie dat de wensen en voorkeuren van betrokkene dienen te worden gehonoreerd wegens wilsbekwaam verzet zich niet voordoet nu er sprake is geweest van ernstig onmiddellijk dreigend nadeel gelegen in levensgevaar voor verzoekster zelf. De klacht over het ontbreken van een wils(on)bekwaamheidsbeoordeling als bedoeld in artikel 1:5, van de Wvggz treft daarom– nog daargelaten dat deze niet bij de klachtencommissie is ingediend - naar het oordeel van de rechtbank geen doel.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de klachten van verzoekster in zoverre ongegrond moeten worden verklaard.
De Wvggz geeft in artikel 10:3 een limitatieve opsomming van beslissingen waartegen een klacht kan worden ingediend. De overige klachten van verzoekster hebben geen betrekking op een beslissing die valt onder deze limitatieve opsomming. Gelet hierop zal de rechtbank verzoekster in deze klachten niet-ontvankelijk verklaren.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er op 27 november 2020 sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, en een ernstig vermoeden dat dit nadeel werd veroorzaakt door gedrag dat voortvloeide uit een psychische stoornis van verzoeker. Eveneens is gebleken dat het ernstig nadeel enkel door een crisismaatregel kon worden weggenomen, en dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.

Beslissing:

De rechtbank:
verklaart de klacht tegen het toepassen van verplichte zorg ingevolge artikel 7:3 van de Wvggz ongegrond;
verklaart de klacht tegen het toepassen van verplichte zorg ingevolge artikel 8:7 van de Wvggz ongegrond;
verklaart verzoekster in de overige klachten niet-ontvankelijk;
wijst af het verzoek tot schadevergoeding door de zorgaanbieder Ggz Delfland.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.G.J. Dop, bijgestaan door B.M. Muller-van Leeuwen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juni 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 augustus 2022.
Tegen de beslissing op de klacht staat het rechtsmiddel van cassatie open.
Tegen de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot toekenning van schadevergoeding staat het rechtsmiddel van hoger beroep open.