ECLI:NL:RBDHA:2022:8215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
AWB 21/4696 (beroep) en AWB 21/4697 (vovo)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsdocument aanvraag op basis van schijnrelatie en voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser uit Turkije tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat er sprake was van een schijnrelatie tussen de eiser en zijn Hongaarse partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser en zijn partner tijdens de hoorzitting tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over essentiële aspecten van hun relatie, zoals het moment waarop de relatie is begonnen en de omstandigheden van hun gezamenlijke woning. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op redelijke gronden kon baseren op deze tegenstrijdigheden om de aanvraag af te wijzen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen noodzaak was voor nader onderzoek in de vorm van een huisbezoek, omdat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de eiser en zijn partner voldoende waren om de afwijzing te rechtvaardigen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden had afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/4696 (beroep) en AWB 21/4697 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter van 19 juli 2022 in de zaken tussen

[eiser] , uit Turkije, eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van een verblijfsdocument waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 29 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (AWB 21/4696). Ook heeft eiser een verzoek om voorlopige voorziening (AWB 21/4697) ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft alleen het beroep op 14 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder was, met voorafgaand bericht van verhindering, niet aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1966 en heeft de Turkse nationaliteit. Eiser wenst verblijf bij referente, zijn gestelde partner, [A] , die de Hongaarse nationaliteit heeft.
2. Verweerder stelt dat sprake is van een schijnrelatie, omdat eiser en referente tijdens de hoorzitting uiteenlopende en tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over essentiële onderdelen van hun relatie. Eiser is daardoor verplicht om de Europese Unie te verlaten. Hij heeft op 22 maart 2021 een terugkeerbesluit gekregen.

Wat vindt eiser in beroep?

3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Voor zover er vage en tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd, heeft eiser in bezwaar een nadere toelichting gegeven waaruit alsnog blijkt dat eensluidende verklaringen zijn afgelegd. Verder is niet voldaan aan de onderzoeksplicht, omdat geen nader huisbezoek is verricht. Het besluit is daarom in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Toetsingskader
4. In geschil tussen partijen is of tussen eiser en referente sprake is van een schijnrelatie. Uit artikel 35 van Richtlijn 2004/38/EG (de Verblijfsrichtlijn) volgt dat lidstaten effectieve en noodzakelijke maatregelen mogen nemen om een in de richtlijn neergelegd recht in het geval van misbruik of fraude, zoals schijnhuwelijken of schijnrelaties, te ontzeggen, te beëindigen of in te trekken. Uit COM(2009) 313 (de Richtsnoeren) volgt dat een lidstaat, in individuele gevallen een onderzoek mag instellen wanneer een gegrond vermoeden van misbruik of fraude bestaat. Dit artikel is geïmplementeerd in artikel 8.25 van het Vb 2000. [1] Het is aan verweerder om aan te tonen dat er gegronde redenen zijn voor nader onderzoek en dat sprake is van een schijnrelatie. [2]
Nader onderzoek
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er verschillende indicatoren aanwezig zijn die een onderzoek naar de relatie van eiser en referente rechtvaardigen. Verweerder heeft van belang mogen achten dat eiser vier eerdere pogingen heeft gedaan om een verblijfsvergunning te verkrijgen. Daarnaast is eiser Nederland illegaal ingereisd en verblijft hij al twee jaar onrechtmatig in Nederland. Uit ervaring blijkt dat deze factoren zich vaker voordoen bij schijnrelaties. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat het onduidelijk is of eiser en referente dezelfde taal spreken. Verweerder heeft de twijfel over het delen van een gezamenlijke taal ook als indicator mogen aanmerken, omdat deze omstandigheid direct is te herleiden naar de genoemde indicatoren in de Richtsnoeren. Verder heeft verweerder, in onderlinge samenhang bezien, mogen betrekken dat de combinatie van nationaliteiten van referente en eiser niet voor de hand ligt.
Schijnrelatie
6.1.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser en referente tijdens het gehoor over essentiële en belangrijke gebeurtenissen tegenstrijdige en uiteenlopende verklaringen hebben afgelegd. Zo hebben eiser en referente hebben een tegenstrijdige verklaring afgelegd over het moment waarop de relatie is begonnen. In beginsel hebben eiser en referente beide verklaard dat de relatie is ontstaan op het moment dat eiser terug naar Nederland kwam, op 18 maart 2019. Eiser heeft zijn verklaring daarna aangepast en verklaard dat er sinds 2013 sprake is van een romantische relatie met referente. Verweerder heeft geen waarde hoeven hechten aan de verklaring van eiser dat hij bedoelde te zeggen dat de liefdesrelatie pas is ontstaan in 2019, nu het een verklaring achteraf betreft.
Verder hebben eiser en referente een tegenstrijdige verklaring afgelegd over het huis waarin eiser en referente inmiddels drie jaar wonen. Referente heeft verklaard dat er drie deuren in het huis zijn die naar het balkon leiden en dat één van die deuren in hun gezamenlijke slaapkamer is. Eiser heeft daarentegen aangegeven dat er slechts twee deuren zijn die naar het balkon leiden en dat geen van die deuren zich in hun gezamenlijke slaapkamer bevindt. Dit heeft verweerder terecht opmerkelijk mogen achten, nu eiser en referente hebben gesteld dat ze samenwonen.
Eiser en referente hebben ook een tegenstrijdige verklaring afgelegd over de rol van de zoons van referente in de huishouding. Eiser heeft verklaard dat de zoons alleen maar computerspelletjes spelen en geen bijdrage leveren aan het huishouden, terwijl referente het tegenovergestelde heeft aangegeven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen verwachten dat eiseres en referent een gelijkluidende verklaring op dit punt kunnen afleggen, omdat het betrekking heeft het dagelijks huishouden en de uitoefening van het familie- en gezinsleven.
6.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een schijnrelatie. Dit betekent dat de overige door verweerder tegengeworpen tegenstrijdigheden en de reactie daarop van eiser geen bespreking behoeven. Het feit dat eiser en referente op sommige onderdelen wel gelijkluidende verklaringen hebben afgelegd leidt niet tot een ander oordeel. Deze wegen namelijk niet op tegen de geconstateerde duidelijke tegenstrijdigheden.
Huisbezoek
7. Nu de verklaringen van eiser en referente op essentiële punten afwijken, kon verweerder volstaan met het afgenomen gehoor en hoefde verweerder geen nader onderzoek in de vorm van een huisbezoek te verrichten. Een eventueel huisbezoek had immers de naar aanleiding van het gehoor geconstateerde tegenstrijdigheden niet weg kunnen nemen. Van een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek is daarom geen sprake.
Wat is de conclusie?
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond.
9. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [3]
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.W. Craanen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), 28 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX0615, r.o. 2.4.3.
3.Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.