ECLI:NL:RBDHA:2022:8206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/582380 / FA RK 19-7811
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en omzetting van een Thaise adoptie naar Nederlands recht met betrekking tot meerderjarige kinderen

In deze zaak hebben twee meerderjarige kinderen verzocht om adoptie door hun stiefvader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wet geen mogelijkheid biedt voor meerderjarigenadoptie, waardoor het verzoek niet op basis van de wet kan worden toegewezen. De verzoekers hebben een beroep gedaan op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar ook dit beroep werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er een goede band bestaat tussen de verzoekers en de stiefvader, er onvoldoende bijzondere omstandigheden zijn om de adoptie juridisch te kunnen vastleggen.

De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder verzoekschriften en correspondentie van de ambtenaar van de burgerlijke stand. De zaak is behandeld op 24 juni 2022, waarbij de jong-meerderjarige een reactie op het verzoek heeft gegeven. De rechtbank heeft de rechtsmacht beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtssfeer, gezien de Nederlandse nationaliteit van de verzoeker.

De rechtbank heeft vervolgens de erkenning van de Thaise adoptie beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving. Het Haags Adoptieverdrag was niet van toepassing, aangezien het hier gaat om een binnenlandse adoptie naar Thais recht. De rechtbank concludeerde dat de Thaise adoptie rechtskracht heeft gekregen door inschrijving in het familieregister en dat aan de voorwaarden voor erkenning is voldaan. Echter, de omzetting van de adoptie naar Nederlands recht kon niet worden toegewezen, omdat de jong-meerderjarige haar gewone verblijfplaats in Thailand heeft en niet in Nederland. Het verzoek tot inschrijving van de geboorteakte werd eveneens afgewezen, omdat de jong-meerderjarige niet de Nederlandse nationaliteit heeft en niet rechtmatig in Nederland verblijft.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-7811
Zaaknummer: C/09/582380
Datum beschikking: 22 juli 2022

Erkenning adoptie en inschrijving geboorteakte

Beschikking op het op 29 oktober 2019 ingekomen verzoekschrift van:

[Y] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats 1] , Thailand,
advocaat: mr. H.G.J. Ligtenberg te Utrecht,
waarin als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam jong-meerderjarige] ,

de jong-meerderjarige,
wonende te [woonplaats 2] , Thailand.
Als belanghebbende ten aanzien van het verzoek tot inschrijving van de geboorteakte wordt daarnaast aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ‘s-Gravenhage,
hierna: de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 25 november 2019 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
  • het F9-formulier van 27 november 2019 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
  • de brief van 28 november 2019 van de ambtenaar;
  • de brief van 30 december 2019 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
  • de brief van 12 augustus 2020 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
  • de brief van 11 december 2020 van de ambtenaar;
  • de brief van 6 januari 2021 van de zijde van verzoeker;
  • de brief van 12 januari 2021 van de ambtenaar;
  • het e-mailbericht van 22 juni 2022 met bijlage van de zijde van verzoeker.
Op 24 juni 2022 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • mr. Ligtenberg;
  • de ambtenaar in de persoon van [naam ambtenaar] .
De jong-meerderjarige heeft bij e-mailbericht van 22 juni 2022 een reactie op het verzoek gegeven, welke reactie door de advocaat van verzoeker is overgelegd.

Verzoek

Het verzoek zoals dat na aanvulling luidt, strekt ertoe dat de rechtbank:
  • voor recht verklaart dat de adoptie naar Thais recht van 30 januari 2014 van de jong-meerderjarige door verzoeker wordt erkend;
  • de adoptie naar Thais recht van 30 januari 2014 van de jong-meerderjarige door verzoeker omzet in een adoptie naar Nederlands recht;
  • de geboorteakte van [naam kind] van 24 januari 2003 vaststelt en doet inschrijven in het register van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag, waarbij aan de geboorteakte wordt gehecht de akte wijziging voornaam en de akte wijziging achternaam.

Feiten

  • Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit.
  • Verzoeker woont sinds 2008 in Thailand.
  • Op 18 december 2008 is verzoeker getrouwd met [X]
  • De moeder heeft de Thaise nationaliteit.
  • De moeder is eerder gehuwd geweest met [naam YY] (hierna: de vader).
  • Uit het huwelijk van de moeder en de vader is op [huwelijksdatum] 2003 te [huwelijksplaats] Thailand, geboren [naam kind]
  • Op [datum 1] 2003 is de vader in Thailand overleden.
  • Op verzoek van de moeder is op 29 oktober 2009 de voornaam van de
  • Op 26 december 2013 heeft ‘The Department of Social Development and Welfare’ toestemming gegeven aan verzoeker om de adoptie door hem van de toen nog minderjarige te laten inschrijven in de daartoe bestemde registers.
  • Op 30 januari 2014 is de adoptie door verzoeker van de toen nog minderjarige [naam jong-meerderjarige] ingeschreven in de daartoe bestemde registers. Blijkens het addendum bij deze registratie is de geslachtsnaam van de geadopteerde door de adoptie gewijzigd in [geslachtsnaam Y] .
  • De jong-meerderjarige heeft de Thaise nationaliteit.
  • Verzoeker en de jong-meerderjarige hebben hun gewone verblijfplaats in Thailand.
  • Op [huwelijksdatum] 2021 is de jong-meerderjarige meerderjarig geworden.

Beoordeling

Verklaring voor recht tot erkenning Thaise adoptie
Rechtsmacht
De rechtbank acht voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer aanwezig om op grond van artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van het onderhavige verzoek kennis te nemen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verzoeker de Nederlandse nationaliteit heeft en dat hij wenst dat het Nederlanderschap van de jong-meerderjarige wordt vastgesteld.
Erkenning Thaise adoptie
De rechtbank dient te toetsen of de naar Thais recht tot stand gekomen adoptie van de
jong-meerderjarige van rechtswege in Nederland wordt erkend of voldoet aan de voorwaarden voor erkenning, hetzij op grond van het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (Trb. 1993, 197, hierna: Haags Adoptieverdrag), hetzij, als dat verdrag niet van toepassing is, op grond van artikel 10:108 van het Burgerlijk Wetboek.
Het Haags Adoptieverdrag, voor Nederland in werking getreden op 1 oktober 1998 en voor Thailand op 29 april 2004, is niet van toepassing nu hier geen sprake is van een interlandelijke adoptie maar van een binnenlandse adoptie naar het interne recht van Thailand. Het verzoek om tot erkenning van deze Thaise adoptie over te gaan dient daarom te worden beoordeeld aan de hand van de vereisten van artikel 10:108 BW. Dit artikel bepaalt in lid 1 dat een in het buitenland gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen in Nederland van rechtswege wordt erkend indien zij is uitgesproken door:
een ter plaatse bevoegde autoriteit van de staat waar de adoptiefouder(s) en het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden of
een ter plaatse bevoegde autoriteit van de staat waar de adoptiefouder(s), hetzij het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden.
Het tweede lid bepaalt dat aan een beslissing houdende adoptie erkenning wordt onthouden indien:
an die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of
in het geval, bedoeld in lid 1 onder b, de beslissing niet is erkend in de staat waar het kind onderscheidenlijk de staat waar de adoptiefouder(s) zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden of
de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
Lid 3 bepaalt dat op de in lid 2 onder c genoemde grond aan een beslissing houdende adoptie in elk geval erkenning wordt onthouden indien de beslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft. Lid 4 bepaald dat de erkenning van de beslissing, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet op de in lid 2 onder c genoemde grond kan worden geweigerd enkel omdat daarop een ander recht is toegepast dan uit de bepalingen van afdeling 2 van Boek 10 zou zijn gevolgd.
Op de in Thailand gegeven adoptiebeslissing zijn de Thaise Adoptiewet en § 1598/19 tot en met 1598/37 van het Thais Burgerlijk en Handelswetboek van toepassing. Volgens § 1598/27 van het Thais Burgerlijk en Handelswetboek verkrijgt de Thaise adoptie rechtskracht door inschrijving in het familieregister. Gelet op de door verzoeker overgelegde Registration of Adoption van [datum 2] 2014 met nummer [nr.] , voorzien van de benodigde legalisaties, gaat de rechtbank ervan uit dat de adoptie in Thailand is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit en dat de beslissing rechtskracht heeft gekregen door inschrijving in het familieregister. Nu voorts vast staat dat verzoeker en de toen nog minderjarige zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de beslissing de gewone verblijfplaats in Thailand hadden, is de rechtbank van oordeel dat aan het vereiste van artikel 10:108 lid 1 BW is voldaan.
Nu voorts niet is gebleken dat één van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 10:108 lid 2 of lid 3 BW zich voordoet, komt de rechtbank tot het oordeel dat aan de voorwaarden voor erkenning als bedoeld in voornoemd artikel is voldaan. De rechtbank zal het verzoek, voor recht te verklaren dat de Thaise adoptie wordt erkend, daarom toewijzen.
Omzetting van de adoptie naar Nederlands recht
Ingevolge artikel 10:110 BW houdt de erkenning van een buitenslands gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen tevens in de erkenning van de familierechtelijke betrekking tussen de adoptiefouders en het kind en het gezag van de adoptiefouders over het kind. Ingeval de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, mist de adoptie ook in Nederland dat gevolg; het gaat dan om een zogenoemde zwakke adoptie. Ingevolge artikel
10:111 BW kan in die situatie een verzoek tot omzetting van de buitenslands tot stand gekomen adoptie in een adoptie naar Nederlands recht worden ingediend, indien het kind gewone verblijfplaats heeft in Nederland en daar voor permanent verblijf bij de adoptiefouders is toegelaten.
Zoals de rechtbank ook op de zitting heeft medegedeeld, blijkt uit de rechtsliteratuur over de Thaise adoptie dat deze niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken. Daarom is de Thaise adoptie een zwakke adoptie. Dat, zoals verzoeker stelt, er enkel nog een erfrechtelijke betrekking kan bestaan tussen de vader en de jong-meerderjarige, is niet juist. Alle familierechtelijke betrekking blijven na de adoptie in stand. Dat de vader al jong is overleden en daarmee geen feitelijke relatie tussen hem en de jong-meerderjarige tot stand is gekomen doet daaraan niet af.
Het verzoek tot omzetting van de adoptie kan niet worden toegewezen omdat de jong-meerderjarige haar gewone verblijfplaats in Thailand heeft en niet in Nederland. Evenmin is de jong-meerderjarige voor permanent verblijf bij verzoeker als adoptiefouder in Nederland toegelaten. Ook verzoeker heeft zijn gewone verblijfplaats in Thailand.
Verkrijging van het Nederlanderschap
Het verzoekschrift is ingediend om op de voet van artikel 5b, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) het Nederlanderschap van de jong-meerderjarige te verkrijgen. Omdat de Thaise adoptie niet naar een adoptie in Nederland in overeenstemming met artikel 9 van de Wet conflictenrecht adoptie (hiermee wordt bedoeld in overeenstemming met artikel 10:111 BW) wordt omgezet, heeft de jong-meerderjarige het Nederlanderschap niet door deze adoptie verkregen.
Inschrijving geboorteakte
Op basis van artikel 1:25, eerste lid, BW kan iedere belanghebbende een verzoek doen tot inschrijving van een buitenlandse akte van geboorte. Volgens de toelichting van dit wetsartikel is deze bevoegdheid niet beperkt tot degene op wie de akte betrekking heeft.
Het verzoek is niet toewijsbaar omdat de jong-meerderjarig niet de Nederlandse nationaliteit heeft en evenmin een persoon is die rechtmatig in Nederland verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000, zodat de rechtsgrond voor inschrijving van de buitenlandse geboorteakte ontbreekt. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat wordt erkend de beslissing zoals vermeld op het formulier ‘Registration of Adoption’ met nummer [nr.] , opgemaakt op [datum 2] 2014 te
[plaatsnaam] waarbij de (zwakke) adoptie tot stand is gekomen van de thans jong-meerderjarige [naam jong-meerderjarige] , geboren op [huwelijksdatum] 2003 te [plaatsnaam] , Thailand als [naam kind] , door [Y] , geboren op [geboortedatum] 1942 te [geboorteplaats] ;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, J.T.W. van Ravenstein en A. Emmens, kinderrechters, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2022.