Overwegingen omtrent het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
7. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde verkrachting. Volgens haar is de verklaring van aangeefster betrouwbaar. Daartoe heeft de officier van justitie erop gewezen dat aangeefster consequent en gedetailleerd heeft verklaard en dat zij de situatie niet groter heeft gemaakt dan deze was. Dit maakt de verklaring authentiek en oprecht. Daarbij komt dat twee getuigen, te weten [getuige 1] en [getuige 2] , hebben verklaard over emoties/gedragsverandering die zij bij aangeefster hadden waargenomen. Verder zijn er geen aanwijzingen dat aangeefster haar verklaring zou hebben verzonnen of dat zij een motief had om de verklaring te verzinnen. Volgens de officier van justitie wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door wat [vriendin ] en [getuige 4] bij de politie hebben verklaard. Zo heeft [vriendin ] verklaard dat de verdachte tegen haar had gezegd dat hij schrok toen hij naast aangeefster wakker werd. En [getuige 4] heeft verklaard dat de verdachte tegen hem had gezegd dat hij met aangeefster in één bed had geslapen. Gelet hierop kan volgens de officier van justitie worden uitgegaan van de verklaring van aangeefster en dus ook van het binnentreden in haar vagina en van de dwang die zij heeft beschreven, zoals tot uitdrukking is gebracht in de tenlastelegging. Dit maakt een verkrachting wettig en overtuigend bewezen, aldus de officier van justitie. Zij heeft hiervoor een gevangenisstraf geëist van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Het standpunt van de verdediging
8. De raadsman heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Volgens hem rammelt het strafdossier. Er is niet voldaan aan het bewijsminimum. Gelet op de vele vraagtekens die het strafdossier oproept, is een bewezenverklaring van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit uitgesloten.
De beoordeling van de tenlastelegging
9. Op basis van de inhoud van het strafdossier, zoals door de rechtbank ter terechtzitting is besproken, en op grond van de verklaring van de verdachte, overweegt de rechtbank als volgt.
10. Aangeefster heeft in het informatief gesprek met de politie op 29 september 2018 het volgende verklaard. Op 22 september 2018 omstreeks 12:00 uur werd zij wakker omdat zij iets in haar joggingbroek voelde. Aangeefster keek om en zag dat de verdachte achter haar lag. Zij voelde dat er een hand naar haar vagina ging en dat er een vinger in haar vagina ging. Zij gaf de verdachte een duw en zei dat ze dit niet wilde. De verdachte stopte, maar bleef wel achter haar liggen. Enkele seconden later zat de verdachte weer aan haar. Hij deed zijn hand onder haar shirt en zat aan haar borsten. Aangeefster zei weer dat zij dit niet wilde, dat hij op moest houden en dat hij moest stoppen. Ze was een beetje bang voor de verdachte, omdat hij groter is dan zij en veel alcohol op had. Ze vertrouwde de verdachte niet helemaal, daarom durfde ze niet te gillen. Ze voelde dat de verdachte uit bed ging en richting zijn eigen bed liep. Aangeefster is blijven liggen en vervolgens weer in slaap gevallen.
11. In de aangifte van 29 oktober 2018 heeft aangeefster het volgende verklaard. Op 22 september 2018 omstreeks 12:00 uur werd zij wakker en zag dat de verdachte achter haar lag. Toen zat hij met zijn handen onder haar kleren. Hier werd aangeefster wakker van. De verdachte zat aan haar borsten, kont en vagina. Hij ging met zijn linkerhand via haar rug naar haar borsten. Hij streelde en kneep een beetje in haar borsten, afwisselend van de ene naar de andere borst. Aangeefster voelde zijn hand op haar blote huid. De verdachte ging via de bovenkant van haar broek naar haar billen. Hij ging ook haar onderbroek in en zat met zijn hand aan haar blote billen. Vanaf de achterzijde van haar broek ging de verdachte met zijn hand naar haar vagina. Daar ging hij echt met zijn vinger naar binnen, verder niets. Aangeefster werd wakker omdat de verdachte haar been een beetje opzij of omhoog had gedaan. Aangeefster werd wakker omdat de verdachte zijn vinger in haar vagina deed. Zij gaf de verdachte een duw en zei dat zij dit niet wilde en dat hij moest stoppen. De verdachte stopte, maar bleef wel achter haar liggen. Enkele seconden later voelde aangeefster dat de verdachte weer aan haar ging zitten. Hij voelde overal. Deze keer niet in de vagina. De verdachte wilde daar wel met zijn hand naar toe gaan, maar aangeefster duwde zijn hand weg. Hij stopte en ging weer in zijn eigen bed liggen. De verdachte heeft in totaal ongeveer tien minuten achter haar gelegen. Aangeefster was door dit alles geschrokken en durfde niet echt boos te worden op de verdachte omdat hij gedronken had en middelen had gebruikt. Dit was misschien wel een beetje uitgewerkt, maar toch. Aangeefster wist niet wat zij moest doen. De verdachte is best wel groot en sterk. Aangeefster bleef op de slaapbank liggen en viel vervolgens weer in slaap.
12. [vriendin ] heeft op 18 maart 2019 onder meer het volgende bij de politie verklaard. Op 23 september 2018 om 02:15 berichtte aangeefster haar via snapchat dat de verdachte aangeefster had aangerand terwijl zij sliep. [vriendin ] had het idee dat aangeefster op dat moment dronken was omdat zij niet helemaal helder meer typte. Aangeefster heeft nooit duidelijk verteld wat er is gebeurd en [vriendin ] heeft daar niet naar gevraagd. [vriendin ] heeft de verdachte wel nog gesproken daarna. De verdachte heeft toen tegen haar gezegd dat hij naast aangeefster wakker was geworden, schrok, er helemaal niets meer van wist en het hem speet als er iets was gebeurd. De verdachte heeft wel eens geprobeerd om aan [vriendin ] te zitten, waarna zij hem wegduwde en hij direct stopte.
13. [getuige 1] heeft op 2 september 2019 onder meer het volgende bij de politie verklaard. Aangeefster heeft tegen hem verklaard dat zij midden in de nacht wakker werd en dat de verdachte allemaal dingen bij haar aan het doen was. Zij had zoiets van ‘wat ben je aan het doen’. Zij had zijn hand weggeduwd en gezegd dat hij weg moest gaan. Dit heeft de verdachte ook gedaan en is in zijn eigen bed gaan liggen. Aangeefster besefte de volgende dag pas wat er was gebeurd. Een week later, tijdens een feestje, heeft aangeefster het aan [getuige 1] verteld. Zij was al de hele week van streek en in zichzelf. Zij had ruzie met haar vriend op het feestje. Dat aangeefster zo van streek was, staat los van die ruzie. Ze was opgelucht toen ze het verteld had.
14. [getuige 2] heeft op 23 april 2020 onder meer het volgende bij de politie verklaard. Aangeefster heeft tegen haar verklaard dat de verdachte midden in de nacht achter aangeefster kwam liggen. Eerst ging hij haar een beetje verleiden, zat aan haar benen en ging toen met zijn hand in haar broek. Hij stopte niet zomaar en ging verder. Hij ging met zijn hand en zijn vingers in haar vagina, en ging niet verder dan dit. Aangeefster was bang en liet het gebeuren. Ze heeft niet gezegd hoe het stopte of hoe ze verder reageerde. Ze vertelde wel dat ze verstijfde. Aangeefster zei dat zij aan het proberen was te slapen. Zij kwam boos op [getuige 2] over, had meer volume in haar stem en gebruikte scheldwoorden.
15. [getuige 4] heeft op 23 april 2020 onder meer het volgende bij de politie verklaard. Hij sliep op 22 september 2018 met [getuige 3] op een tweepersoonsluchtbed in het washok naast de slaapkamer van de verdachte, zo’n twee meter van de verdachte vandaan. [getuige 4] wist niet zeker of de verdachte en aangeefster samen naar bed waren gegaan, maar de verdachte had dit aan hem verteld. De verdachte had gezegd dat er niets was gebeurd en dat zij gelijk in slaap waren gevallen. [getuige 4] heeft de verdachte en aangeefster niet samen in een bed zien liggen. Hij heeft niets gehoord; ’s nachts niet en ’s ochtends ook niet.
16. De verdachte heeft steevast ontkend dat hij bij aangeefster in bed heeft gelegen en dat hij bij haar seksuele handelingen heeft verricht. Volgens hem hebben [vriendin ] en [getuige 4] hem verkeerd begrepen.
Het primair ten laste gelegde feit
17. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat aangeefster bij de politie - in de kern - consequent en gedetailleerd heeft verklaard over de seksuele handelingen die de verdachte bij haar had verricht. Zo heeft aangeefster duidelijk aangegeven dat de verdachte haar borsten en billen had aangeraakt en dat hij met een vinger in haar vagina was gegaan. Dit maakt de verklaring van aangeefster in zoverre betrouwbaar.
18. Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat ten aanzien van de genoemde seksuele handelingen sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank kan die vraag enkel en alleen bevestigend beantwoorden, indien er wettig en overtuigend bewijs is voor de conclusie dat de verdachte aangeefster met geweld, een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van die handelingen, die mede bestaan uit het binnendringen met een vinger van haar vagina.
19. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het strafdossier onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de verdachte geweld heeft gebruikt dan wel met geweld heeft gedreigd. Dan blijft over de vraag of sprake is geweest van dwang door (bedreiging met) een andere feitelijkheid. De opsteller van de tenlastelegging is er in dit geval van uitgegaan dat die andere feitelijkheid bestond uit onverhoeds handelen, terwijl aangeefster sliep en (vervolgens) ontwaakte. Deze feitelijkheid levert volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dwang in de zin van art. 242 Sr op indien de verdachte (a) opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of aangeefster in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat zij zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, of (b) indien de verdachte aangeefster heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat aangeefster zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Hiervoor moet worden gekeken naar de omstandigheden van het individuele geval (zie bijv. Hoge Raad 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494). 20. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat er sprake is geweest van de hierboven onder (a) bedoelde situatie. Niet is gebleken van een afhankelijkheidssituatie of van psychische druk in de hierboven bedoelde zin. Aangeefster heeft weliswaar verklaard dat zij bang was voor de verdachte, maar de rechtbank ziet in het strafdossier geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de verdachte een zodanig overwicht op aangeefster had, dat zij redelijkerwijs geen weerstand kon bieden en zich gedwongen voelde de handelingen van de verdachte te ondergaan. De getuigenverklaring van [getuige 2] brengt de rechtbank niet op andere gedachten. Volgens [getuige 2] zou aangeefster tegen haar hebben gezegd dat zij bang was, het liet gebeuren en verstijfde. Dit komt echter niet overeen met wat aangeefster zelf bij de politie heeft verklaard.
21. Van een hierboven onder (b) bedoelde situatie kan sprake zijn, indien het plotseling onverhoeds verrichten van seksuele handelingen aangeefster in een situatie zou hebben gebracht waartegen zij geen weerstand kon bieden, waardoor zij tegen haar wil de seksuele handelingen van de verdachte moest dulden. ‘Onverhoeds’ dient te worden begrepen in de betekenis van ‘onverwachts’. De rechtbank is van oordeel dat zij op basis van de inhoud van het strafdossier niet met voldoende zekerheid kan vaststellen onder welke omstandigheden de seksuele handelingen van de verdachte hebben plaatsgevonden. Aangeefster heeft namelijk bij de politie wisselend verklaard over de reden waardoor zij wakker werd. Zo heeft zij verteld dat zij wakker werd van een hand in haar joggingbroek, dat zij wakker werd van het feit dat de verdachte achter haar op de slaapbank kwam liggen, dat zij wakker werd omdat de verdachte haar been opzij of omhoog deed en dat zij wakker werd van een vinger in haar vagina. Ook over het tijdstip van ontwaken heeft aangeefster wisselend verklaard. Bij de politie heeft zij het over de ochtend, ‘omstreeks 12:00 uur’, terwijl aangeefster volgens [getuige 1] en [getuige 2] midden in de nacht wakker zou zijn geworden. Daar komt bij dat [getuige 2] bij de politie heeft verklaard dat aangeefster tegen haar had gezegd dat zij probeerde te slapen. Dit zou betekenen dat aangeefster helemaal niet sliep. De rechtbank weegt mee dat [getuige 1] en [getuige 2] zich het een en ander door het tijdsverloop wellicht niet goed hebben kunnen herinneren. Dit neemt echter de vraagtekens niet weg die de rechtbank heeft bij de concrete omstandigheden waaronder de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Ook overigens biedt het strafdossier hierover geen uitsluitsel. Gelet op het voorgaande is niet buiten redelijke twijfel te bewijzen dat sprake is geweest van dwang in de zin van een andere feitelijkheid zoals bedoeld in artikel 242 Sr.
22. Gelet op het voorgaande is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster heeft verkracht (art. 242 Sr). De rechtbank zal de verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde feit vrijspreken.
Het subsidiair ten laste gelegde feit
23. Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het gaat dan om de verdenking dat de verdachte seksueel is binnengedrongen bij een bewusteloze, onmachtige of gestoorde. Wat betreft de toestand van aangeefster stelt de rechtbank voorop dat het in dit geval uitsluitend gaat om de staat van verminderd bewustzijn.
24. Uit de wetsgeschiedenis van art. 243 Sr maakt de rechtbank op dat de wetgever met het bestanddeel ‘verminderd bewustzijn’ het oog heeft gehad op situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn. Meer specifiek gaat het om situaties waarbij van het slachtoffer in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van de dader in verband met een toestand van halfslaap dan wel ten gevolge van het gebruik van, bijvoorbeeld, alcohol (
Kamerstukken II2001-2002, 27 745, nr. 6, p. 22;
Kamerstukken II2001-2002, 27 745, nr. 35, p. 1721-1722;
Stb. 2002, 388).
25.
De inhoud van het strafdossier geeft onvoldoende aanleiding om te oordelen dat sprake is geweest van een staat van verminderd bewustzijn in de hierboven bedoelde zin. Aangeefster heeft bij de politie de seksuele handelingen van de verdachte namelijk gedetailleerd omschreven. Zo heeft zij kunnen omschrijven wat de verdachte bij haar deed. Ook het gegeven dat aangeefster alcohol had gedronken (naar eigen zeggen in totaal 5 tot 7 glazen wodka en 2 tot 3 biertjes) maakt in dit geval niet zonder meer dat zij een verminderd bewustzijn had. Aangeefster heeft namelijk zelf verklaard dat zij een beetje aangeschoten was, maar wel nog ‘normaal’ was. Ze wist nog goed wat ze allemaal deed.
26. Gelet op het voorgaande is ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte seksueel bij aangeefster is binnengedrongen op de in art. 243 Sr bedoelde wijze. De rechtbank zal de verdachte dan ook van het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
Eindconclusie van de rechtbank
27. De rechtbank zal de verdachte integraal vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
4. De beslissing
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
mr. P. van Essen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van de Wetering, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 januari 2022.