ECLI:NL:RBDHA:2022:8171
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde H. Kip, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielaanvraag van eiser buiten behandeling had gesteld. Dit besluit was genomen op basis van informatie waaruit bleek dat eiser op 22 juni 2021 met onbekende bestemming was vertrokken uit Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen informatie beschikbaar was over de huidige verblijfplaats van eiser en dat zijn gemachtigde niet had gereageerd op verzoeken om informatie over het contact met eiser.
De rechtbank overweegt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. In dit geval concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien er geen bewijs is dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde of dat hij nog steeds asielrechtelijke bescherming wenst.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door rechter mr. K. Verschueren, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.