ECLI:NL:RBDHA:2022:8171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.11377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde H. Kip, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielaanvraag van eiser buiten behandeling had gesteld. Dit besluit was genomen op basis van informatie waaruit bleek dat eiser op 22 juni 2021 met onbekende bestemming was vertrokken uit Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen informatie beschikbaar was over de huidige verblijfplaats van eiser en dat zijn gemachtigde niet had gereageerd op verzoeken om informatie over het contact met eiser.

De rechtbank overweegt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. In dit geval concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien er geen bewijs is dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde of dat hij nog steeds asielrechtelijke bescherming wenst.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door rechter mr. K. Verschueren, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11377

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: H. Kip).

Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld. [1]
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Uit het voornemen en het bestreden besluit volgt dat uit de informatie van het COA [2] en ook uit informatie van AVIM [3] Limburg is gebleken dat eiser op 22 juni 2021 met onbekende bestemming is vertrokken. Bij bericht van 28 april 2022 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser verzocht om aan te geven of de gemachtigde weet waar eiser verblijft en of er nog contact is met eiser. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat eisers gemachtigde kennis heeft kunnen nemen van de melding dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank stelt verder vast dat uit het beroepschrift niet blijkt waar eiser zich momenteel bevindt en of zijn gemachtigde contact met hem onderhoudt.
2. Indien een vreemdeling in Nederland bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming is vertrokken, zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, moet er in beginsel van uit worden gegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog steeds contact onderhoudt met zijn gemachtigde. [4]
3. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland, zodat hij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van dit beroep.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
3.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.