ECLI:NL:RBDHA:2022:8140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/631314 / JE RK 22-1301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorg- en contactregeling voor minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

Op 21 juli 2022 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van de zorg- en contactregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 27 juni 2022 is ingediend. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder van de kinderen en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de moeder heeft het ouderlijk gezag over de kinderen, die beiden feitelijk in een pleeggezin en een gezinshuis verblijven. Eerder zijn er al verschillende beschikkingen geweest met betrekking tot de ondertoezichtstelling en de uit huis plaatsing van de kinderen. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de omgangsregeling te wijzigen, omdat de huidige regeling niet goed functioneert en er veel onrust en spanning is voor de kinderen tijdens de bezoeken met de moeder.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling beoordeeld en geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om de zorg- en contactregeling tijdelijk aan te passen. De moeder zal voortaan anderhalf uur per week contact hebben met één van de kinderen, met de mogelijkheid om periodiek gezamenlijk bezoek te plannen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 9 augustus 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/631314 / JE RK 22-1301
Datum uitspraak: 21 juli 2022

Beschikking van de kinderrechter

Wijziging regeling (ex artikel 1:265g BW)

in de zaak naar aanleiding van het op 27 juni 2022 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),

betreffende:

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2012 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
[minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlage(n);
- het -emailbericht van de moeder van 13 juli 2022.
Op 21 juli 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige 1] verblijft feitelijk in een pleeggezin en [minderjarige 2] verblijft feitelijk in een gezinshuis.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 september 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 16 september 2021 tot 16 september 2022 en voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 april 2022 machtiging verleend [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 3 mei 2022 tot 16 september 2022.
-Bij beschikking van 5 maart 2021 heeft de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing tot beperking van het contact vervallen verklaard en een nieuwe regeling vastgesteld.

Verzoek en verweer

De gecertificeerde instelling heeft verzocht de bij beschikking van 5 maart 2021 vastgestelde “omgangs”regeling te wijzigen en de regeling als volgt vast te stellen: De moeder heeft om en om één keer per 14 dagen een bezoek van anderhalf uur met een van de kinderen. Eenmaal per kwartaal kan er gezamenlijk bezoek met beide kinderen georganiseerd worden. Tevens kunnen de pleeggezinnen onderling contact tussen de kinderen regelen.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt toegelicht. Sinds [minderjarige 2] in april in een gezinshuis in [verblijfplaats] is geplaatst lopen de bezoeken met de moeder niet. De moeder heeft wel de gelegenheid om [minderjarige 2] te zien en de gecertificeerde instelling heeft geprobeerd dit voor haar te faciliteren, maar de moeder had bij Gemiva aangegeven geen hulpvraag te hebben. Hierdoor hebben de moeder en [minderjarige 2] op dit moment met name contact via beeldbellen. De begeleiding heeft aangegeven dat de bezoeken waarbij de moeder beide kinderen zag onrustig verliepen. Het is voor de moeder lastig om de kinderen dan in het gareel te houden, sensitief te reageren en aan te sluiten bij hun belevingswereld. De moeder is hier moeilijk in te begeleiden en gaat onvoldoende aan de slag met de adviezen. De kinderen ervaren hierdoor veel spanning in aanloop naar de bezoeken en zijn na de bezoeken (te) lang onrustig. Op basis van de Choplist acht de gecertificeerde instelling dat het beter voor de kinderen zou zijn om de bezoeken in te korten en meer te verspreiden en dat de moeder hen apart ziet. Periodiek kan dan gekeken worden bezoeken te plannen waarbij de moeder de kinderen tegelijk ziet. De kinderen zien elkaar ook onderling.
De moeder heeft verweer gevoerd. De moeder mist haar kinderen en accepteert de omgangsregeling niet. De moeder kent de omgeving in [verblijfplaats] niet en wil niet ergens naartoe waar ze de weg niet kent omdat ze vaker is verdwaald. Volgens de moeder heeft niemand haar geholpen om er te komen. De moeder heeft eerder de optie voor een gezinsopname in een moeder-kindhuis in Gouda afgewezen omdat zij niet wist wat ze dan met haar huis en spullen moest doen.

Beoordeling

De kinderrechter leest het verzoek van de Raad als een verzoek tot wijziging als bedoeld in artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek nu er al een regeling is vastgesteld in de beschikking van 5 maart 2021 naar aanleiding van het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter zal beoordelen of het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de zorg-/contact regeling wordt gewijzigd. Daartoe overweegt de kinderrechter dat er al veel geprocedeerd is over het contact tussen de moeder en de kinderen en dat het de vraag is of het wenselijk is om hier opnieuw een wijziging in aan te brengen. Door de onrust en spanningen die de huidige regeling met zich meebrengt voorafgaand, tijdens en na de bezoeken bij de kinderen acht de kinderrechter het in het belang van de kinderen de zorg-/contactregeling van 5 maart 2021 (tijdelijk) aan te passen. Gelet op de gedateerde Choplist en het feit dat er recent nog een gezinsopname is overwogen acht de kinderrechter het van belang het contact substantieel te houden, waarbij de moeder elke week omgang moet hebben met één van de kinderen voor de verzochte duur van anderhalf uur. De kinderrechter zal de zorg-/contactregeling voor de duur van de ondertoezichtstelling wijzigen. Ten tijde van een eventueel verlengingsverzoek zal dan opnieuw door de gecertificeerde instelling gekeken moeten worden welke regeling in het belang van de kinderen is.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter – met tijdelijke wijziging in zoverre van de beschikking van 5 maart 2021 van de rechtbank:
bepaalt een regeling waarbij de moeder anderhalf uur per week contact heeft met [minderjarige 1] of [minderjarige 2] , van 21 juli 2022 tot 16 september 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze regeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.