ECLI:NL:RBDHA:2022:8139

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/629054 / FA RK 22-2885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een zaak betreffende minderjarigen met een belast verleden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 juli 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader en de moeder over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 6 mei 2022 een verzoek ingediend om het gezag van de ouders te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland te benoemen tot voogd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen, wat blijkt uit hun persoonlijke problematiek en de onveilige thuissituatie. De kinderen zijn sinds september 2019 bij pleegouders geplaatst en hebben behoefte aan duidelijkheid en stabiliteit in hun opvoeding.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder het Raadsrapport van 4 mei 2022 en het verweerschrift van de advocaat van de moeder. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, maar de rechtbank oordeelt dat de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de ouders ernstig zijn. De rechtbank concludeert dat het gezag van de ouders moet worden beëindigd om het welzijn van de kinderen te waarborgen. De gecertificeerde instelling is benoemd tot voogd, zodat zij de nodige ondersteuning kan bieden aan de pleegouders en de ouders, met het belang van de kinderen voorop.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 9 augustus 2022.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/629054 /FA RK 22-2885
Datum uitspraak: 21 juli 2022
Beschikking van de enkelvoudige kamer
Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij
in de zaak naar aanleiding van het op 6 mei 2022 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:
-
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats 2] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats 2] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw] hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats 2] advocaat: mr. N.E. de Vries, te Den Haag,

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

[pleegouders] , zijnde de oom en tante vaderszijde en tevens pleegouders,

hierna te noemen: de pleegouders.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het Raadsrapport van 4 mei 2022;
  • het verweerschrift van de advocaat moederszijde, binnengekomen op 18 juli 2022.
Op 21 juli 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de patroon van de advocaat als toehoorder.
De pleegouders zijn conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
  • De kinderrechter heeft bij beschikking d.d. 12 januari 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 20 januari 2022 tot 20 januari 2023, alsmede voor dezelfde duur de machtiging verlengd [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.
  • Sinds september 2019 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de pleegouders.

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt het gezag van de vader en de moeder over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogd.
De Raad heeft het verzoek als volgt toegelicht. Er is sprake van een belast verleden bij de kinderen. Beide ouders hebben persoonlijke problematiek en in de relatie zijn er veel problemen geweest. De uithuisplaatsing was nodig om de kinderen de zorg en aandacht te bieden die ze nodig hebben en de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Vóór plaatsing in het pleeggezin op hun negende, respectievelijk elfde jaar, waren de kinderen nog nooit naar school geweest. De kinderen hebben een woonomgeving nodig die hen traumasensitief kan opvoeden en waar duidelijkheid en grenzen geboden worden. Er is onvoldoende verbetering gekomen in de thuissituatie, met name bij de moeder. Het lukt haar niet om consequent te zijn en zich te houden aan de afspraken met de hulpverlening. De moeder geeft wisselende signalen of de kinderen weer bij haar kunnen wonen en belast hiermee de kinderen. De draagkracht bij de vader is onvoldoende. Een thuisplaatsing bij (een van) de ouders is hierdoor niet mogelijk. De aanvaardbare termijn is verstreken en een gezagsbeëindigende maatregel is in het belang van de kinderen. Het toekomstperspectief ligt niet bij de ouders en de kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid. Het is van belang dat de ouders richten op een positieve samenwerking met het pleeggezin en een goed contact met de kinderen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De persoonlijkheidsproblematiek van de ouders staat op de voorgrond en ze zijn onvoldoende in staat om de verantwoordelijkheid voor en de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De huidige situatie brengt ook veel strijd met zich mee door de noodzaak van het vragen van toestemming, bijvoorbeeld voor GGZ-onderzoeken en behandelingen van de kinderen. Hier zijn verschillende gesprekken over gevoerd, maar de visie van de moeder komt niet overeen met de visie van de gecertificeerde instelling waardoor de samenwerking moeizaam verloopt er veel strijd is in de communicatie. Verder hebben de kinderen behoefte aan duidelijkheid over hun toekomstperspectief. Op het moment dat hier gesprekken over worden gevoerd blijft er nog steeds twijfel of ruimte waardoor ze denken dat ze misschien nog terug gaan naar de ouders. De frequentie in bezoeken is verminderd omdat er veel bezoeken door de moeder werden afgezegd waardoor de kinderen geen duidelijkheid en voorspelbaarheid kregen. De bezoeken zijn aangemeld bij het Wilmahuis zodat de begeleide bezoeken straks vanuit één instantie worden vormgegeven. Als dit goed verloopt kan eventueel gekeken worden of de bezoeken uitgebreid kunnen worden.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd. De moeder heeft naar voren gebracht dat zij vanaf het begin heeft geprobeerd om samen te werken met de gecertificeerde instelling, maar er zijn veel communicatieproblemen. De moeder heeft om hulpverlening gevraagd maar heeft deze niet gekregen en vervolgens werden haar bezoeken verminderd waardoor ze nog minder contact had met de kinderen. Inmiddels is er zo weinig contact dat ze nauwelijks op de hoogte wordt gesteld. De moeder krijgt geen compensatie als een bezoek niet doorgaat. De bezoeken zijn niet frequent en dusdanig kort dat de moeder geen verbetering kan laten zien. Ze heeft vier verschillende begeleiders voor de bezoeken die haar in het begin tegenstrijdige adviezen gaven. De moeder geeft aan dat zij niet zomaar toestemming wilde geven voor een vakantie in verband met de coronamaatregelen en de astma van de kinderen.
De advocaat heeft naar voren gebracht dat de moeder heeft aangegeven dat ze de kinderen het liefst zelf wil opvoeden, maar dat ze er vrede mee kan hebben als het in het belang van de kinderen is dat ze bij de pleegouders zijn. De moeder zou het wel fijn vinden als ze dit ook van de kinderen zou horen. Het perspectief is duidelijk voor de kinderen en de moeder doet haar best om met de instanties samen te werken en zo veel mogelijk de moederrol te vervullen ondanks de grote afstand tussen de moeder en de kinderen. De kinderen ontwikkelen zich goed en de moeder is bang dat ze buitenspel wordt gezet als haar gezag wordt beëindigd, mede doordat de relatie met de vader en de ex-schoonfamilie niet heel goed is. De vergeetachtigheid van de moeder ten aanzien van de afspraken komt door haar hersenletsel en is geen onwil. De moeder heeft nog twee jonge kinderen waar veel instanties bij betrokken zijn en wordt overspoeld door mails wat zorgt voor onduidelijkheid Ze zou de afspraken graag via de post willen krijgen. De moeder ziet de noodzaak van de gezagsbeëindigende maatregel niet omdat er duidelijkheid is voor de kinderen en ze zich goed ontwikkelen. De advocaat verzoekt daarom namens de moeder om het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder af te wijzen.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. De vader ziet dat er steeds incidenten of situaties zijn waarbij de jeugdbeschermer moet handelen in het belang van de kinderen en hij vindt het belangrijk dat dit gewaarborgd blijft in verband met de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen. De vader staat hierdoor achter de beëindiging van zijn gezag, maar het doet het hem ook veel pijn.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de kinderen uit huis zijn geplaatst omdat er ernstige zorgen waren over de opvoedomgeving in de thuissituatie. Deze zorgen zijn onder andere gelegen in de persoonlijke problematiek van de ouders waardoor er onvoldoende ondersteuning, begeleiding en aansluiting was ten aanzien van de behoeften van de kinderen. Er was sprake van huiselijk geweld en een gebrek aan structuur en routine. De kinderen waren tot hun uithuisplaatsing nog nooit naar school geweest en er waren zorgen over de cognitieve en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Inmiddels is duidelijk dat het opvoedperspectief niet meer bij (één van) de ouders ligt omdat de ouders niet de opvoedcapaciteiten hebben om de kinderen te kunnen bieden wat zij nodig hebben. Het contact met de moeder verloopt moeizaam en het lukt de moeder niet om zich consequent te houden aan de afspraken met de hulpverlening. Daarnaast heeft de moeder moeite met het geven van toestemming voor belangrijke zaken die de kinderen aangaan en kan de moeder nog onduidelijkheid scheppen bij de kinderen over het opvoedperspectief. De moeder heeft aangegeven dat ze graag een goede samenwerking wil, maar door omstandigheden waar de moeder misschien niks aan kan doen sluit de rechtbank niet uit dat er ruis blijft ontstaan in zaken die van belang zijn ten aanzien van de kinderen. De aanvaardbare termijn is verstreken en het is van belang dat er duidelijkheid komt voor de kinderen en belangrijke zaken snel en goed geregeld kunnen worden. De rechtbank ziet daarom voldoende aanleiding om gebruik te maken van haar bevoegdheid en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader en de moeder toewijzen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de vader en de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hen te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank dat het van belang is dat de gecertificeerde instelling als neutrale instantie belast wordt met de voogdij om de ouders en de pleegouders de ondersteuning te bieden de ze nodig hebben en beslissingen te nemen waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De gecertificeerde instelling heeft zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te aanvaarden.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de vader:
- [de man] geboren op [geboortedag 3] 1984 te [geboorteplaats 1]
en
de moeder:
- [de vrouw] , geboren op [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats 2] ,
over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats 2] ,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats 2] ,
benoemt tot voogd over voormelde minderjarigen:
-
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022 door mr. D.G.J. Dop, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.