Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 maart 2021 met producties 1 t/m 14;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 12;
- de akte wijziging van eis van 15 juli 2021 van de zijde van [eiseres];
- het tussenvonnis van 13 april 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
2.De feiten
In het badkamermeubel in de badkamer bij de slaapkamer van mevrouw [eiseres] werd een blauw plastic doosje gevonden met bankbiljetten. Na telling door verbalisanten (in aanwezigheid van de rechter-commissaris) is een bedrag van € 28.800 aangetroffen.
- Dit geld van haar vader was en bedoeld was voor zijn uitvaart;
- Tot vorige week dit geld in de tuinwoning had gelegen, waar haar vader woonde;
- Toen zij versneld terug kwamen van vakantie in verband met de ziekte van haar vader is haar vader in de voorzijkamer gaan slapen en heeft zij het geld uit de tuinwoning gehaald en in haar badkamermeubel gelegd.
- Hij geen idee had hoeveel geld in het doosje zat;
- Hij dacht dat er voornamelijk bankbiljetten van € 500 in zouden zitten.”
(…) Gezien het hiervoor geverbaliseerde
- dat het geldbedrag van € 28.800, waaronder 20 biljetten van € 500 tijdens de doorzoeking in de [adres] te [plaats] is aangetroffen in de badkamer bij de slaapkamer van mevrouw [eiseres];
- mevrouw [eiseres] en verdachte [naam 1] sinds 22 augustus 2014 gehuwd zijn;
- dat verdachte [naam 1] vermoedelijk feitelijk woont op het adres [adres] te [plaats];
- dat de slaapkamer van mevrouw [eiseres] vermoedelijk ook de slaapkamer van verdachte [naam 1] is;
- dat bij de Belastingdienst geen informatie is gevonden inzake een glazenwassersbedrijf waarbij [naam 2] betrokken zou zijn geweest;
- dat door [naam 2] in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2001 alleen melding wordt gemaakt van inkomsten uit dienstbetrekking (loon) en dat er geen melding wordt gemaakt van het bezit van contant geld;
- dat door [naam 2] in zijn aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2009, 2010 en 2012 tot en met 2015 alleen melding wordt gemaakt van inkomsten uit dienstbetrekking (loon) en dat er geen melding wordt gemaakt van het bezit van contant geld;
dat door verdachte [naam 1] in de jaren 2011 tot en met 2014 in totaal € 4.330.316 contant is opgenomen van de bankrekeningen van Haverschmidt en 06Bouw;
- het niet waarschijnlijk is dat het aangetroffen en in beslag genomen geldbedrag van € 28.800, in onder meer 20 coupures van € 500, het eigendom van [naam 2] is;
- dit geldbedrag in eigendom is van verdachte [naam 1];
- dit geldbedrag afkomstig is van de contante opnames van de bankrekeningen van Haverschmidt en 06Bouw.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
In dat blik zaten een vijftal ringen, een ketting, een hangertje. Verder zat er € 28.800 euro in dit blik. Dit was mijn spaargeld. Delen van dit geld heb ik in de jaren voorafgaand aan de inbeslagneming contant opgenomen van mijn ABN/AMRO bankrekening, delen heb ik overgehouden van mijn eigen zaak (glazenwasserij). In ieder geval is dit mijn geld. De politie heeft dit geld meegenomen, maar heeft de ringen en de overige spullen in het blik achtergelaten.”
NJ2010/654, m.nt. P.A.M. Mevis).