ECLI:NL:RBDHA:2022:8052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.14264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser, geboren in Bosnië en Herzegovina, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De zitting vond plaats op 3 augustus 2022 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.J.M. van Gils, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.B. van den Toorn-Volkers.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring heeft opgelegd omdat eiser de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure ontwijkt. De rechtbank heeft de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, beoordeeld en vastgesteld dat eiser zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Tijdens de zitting heeft verweerder de zware grond 3j laten vallen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er nog steeds voldoende gronden zijn om de maatregel van bewaring te handhaven. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting en dat een lichter middel toegepast moet worden, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14264

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en burger van Bosnië en
Herzegovina te zijn.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;- 3g. in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten;
- 3j. aan de grens te kennen heeft gegeven een aanvraag tot het verlenen van een vbv als bedoeld in artikel 28 van de Wet te willen indienen, en zijn aanvraag met toepassing van de grensprocedure niet in behandeling is genomen, niet-ontvankelijk is verklaard of is afgewezen als kennelijk ongegrond;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
- 4a zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;- 4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Ter zitting heeft verweerder de zware grond 3j laten vallen, zodat deze niet langer aan de maatregel van bewaring ten grondslag ligt.
4. Eiser betwist alleen de zware gronden 3a en 3d. De gronden die eiser daarover aanvoert zijn reeds beoordeeld in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 6 juli 2022. [4] De rechtbank ziet geen aanleiding om nu anders te oordelen dan is gedaan in de uitspraak van 6 juli 2022.
5. Verder stelt eiser dat een lichter middel toegepast moet worden, omdat er geen zicht op uitzetting is. Eiser komt niet voor in de systemen bij de Bosnische autoriteiten, waardoor zij geen laissez-passer (LP) zullen afgeven. In de asielprocedure van eiser is aangenomen dat hij de Bosnische nationaliteit bezit, dus eiser ziet niet in waarom verweerder nu onderzoek doet bij de Servische autoriteiten. Verder zal eiser zich niet onttrekken aan het toezicht in het geval hij een meldplicht opgelegd krijgt. Hij heeft een partner en er is een kind op komst. Ook heeft hij medische problemen.
6. Verweerder moet de kans krijgen om het onderzoek bij de Servische autoriteiten af te wachten. Er kan niet bij voorhand gesteld worden dat de aanvraag geen LP zal opleveren, eiser staat immers (ook) onder een Servisch alias bekend. Dat de identiteit en nationaliteit van eiser in zijn asielprocedure geloofwaardig is geacht, betekent niet dat deze ook daadwerkelijk is vastgesteld. Derhalve is nog steeds sprake van zicht op uitzetting. Tot slot zijn er voldoende gronden aanwezig om de maatregel van bewaring te dragen, waarmee vaststaat dat eiser de voorbereiding van het vertrek of uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert en er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. Het gezin en de medische problemen van eiser maken dat niet anders. Verweerder heeft dit voldoende gemotiveerd in de maatregel en hoefde niet te volstaan met een lichter middel.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.