ECLI:NL:RBDHA:2022:7086

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
NL22.12046
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een burger van Bosnië en Herzegovina, had beroep ingesteld tegen het besluit van 26 juni 2022, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser betwistte de gronden voor de maatregel, waaronder de stelling dat hij Nederland niet op de voorgeschreven wijze was binnengekomen en dat hij onvoldoende meewerkte aan het vaststellen van zijn identiteit.

De rechtbank heeft de zaak op 6 juli 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht de maatregel van bewaring had opgelegd, gezien de zware en lichte gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen. Eiser had geen reisdocument en had meerdere aliassen opgegeven, wat het vaststellen van zijn identiteit bemoeilijkte. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om een lichter middel toe te passen, ondanks de medische klachten van eiser en zijn plannen om een reguliere aanvraag in te dienen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12046

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en burger van Bosnië en Herzegovina te zijn.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;3g. in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;- 4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Eiser betwist de zware gronden 3a en 3d en de lichte gronden 4c en 4d. Ten aanzien van de zware grond 3a stelt eiser dat hij met zijn ouders is gevlucht in 1995 wegens de oorlog op de Balkan. Mensen kwamen destijds Nederland binnen met bussen van het Rode Kruis. Daarom kan niet worden vastgesteld of eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen. Verder gaat zware grond 3d volgens eiser niet op, aangezien de identiteit van eiser in de asielprocedure is aangenomen door verweerder.
4. Eiser heeft geen reisdocument, waardoor niet kan worden vastgesteld of hij Nederland op de voorgeschreven wijze is binnengekomen. De zware grond 3a is feitelijk juist. De zware grond 3d is tevens feitelijk juist. Eiser heeft meerdere aliassen en nationaliteiten opgegeven. Door geen duidelijkheid te geven over zijn persoonsgegevens werkt hij onvoldoende mee aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit.
5. Ten aanzien van de lichte gronden 4c en 4d voert eiser aan dat in zijn asielprocedure wel een vaste woon- of verblijfplaats en voldoende middelen van bestaan zijn aangenomen.
6. Verweerder heeft de lichte grond 4c terecht aan eiser tegengeworpen, nu hij niet staat ingeschreven in de BRP. [4] Ook is niet gebleken dat eiser beschikt over voldoende middelen van bestaan, waardoor verweerder de lichte grond 4d tevens terecht aan eiser heeft tegengeworpen.
7. Tot slot voert eiser aan dat de maatregel van bewaring wel zinvol dient te zijn. Het is volgens eiser onwaarschijnlijk dat de Bosnische autoriteiten een LP [5] zullen afgeven. Eiser komt in de systemen aldaar niet voor. Een eerdere aanvraag door verweerder leverde ook geen LP op. Verder is eiser van plan om een aanvraag in te dienen op grond van artikel 8 van het EVRM [6] voor verblijf bij zijn vriendin met wie hij een kind verwacht. Ook heeft eiser weer last van nierproblemen, hij wacht de uitslag van een röntgenscan af. Eiser is daarom van mening dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen.
8. Dat een eerdere aanvraag geen LP heeft opgeleverd, betekent niet dat verweerder niet de kans moet krijgen om het nogmaals te proberen. Gelet op de vele aliassen van eiser is het niet uitgesloten dat op één daarvan een LP wordt afgegeven door de Bosnische autoriteiten. Dat eiser voornemens is om een reguliere aanvraag te doen betekent niet dat de maatregel opgeheven dient te worden. Eiser kan de aanvraag doen en de beslissing daarop afwachten vanuit bewaring. Wat betreft de gestelde nierproblemen van eiser heeft verweerder zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat deze niet in de weg staan van de maatregel. Van de medische zorgverlening binnen de detentie- en uitzetcentra kan worden gesteld dat deze gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Tot slot zijn er voldoende gronden aanwezig om de maatregel van bewaring te dragen, waarmee vaststaat dat eiser de voorbereiding van het vertrek of uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder hoefde niet te volstaan met een lichter middel.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Basisregistratie personen.
5.Laissez-passer.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.