ECLI:NL:RBDHA:2022:8033

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
SGR 21/6965
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een gratieverzoek tot herstel in het ambt van notaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die verzocht om gratie na ontzetting uit het ambt van notaris. Eiser had eerder, op 12 april 2021, een gratieverzoek ingediend bij de Koning, na een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2011, waarin hij uit zijn ambt was ontzet. De minister voor Rechtsbescherming had het gratieverzoek afgewezen, na advies van het Hof, en verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing niet-ontvankelijk. Eiser ging hiertegen in beroep.

De rechtbank oordeelde dat het standpunt van de minister juist was. De rechtbank stelde vast dat de beslissing op het gratieverzoek niet was genomen door een bij de wet ingesteld orgaan dat met rechtspraak is belast, en dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing was op deze beslissing. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheid was voor bezwaar of beroep tegen de gratiebeslissing, en dat eiser enkel de civiele rechter kon benaderen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de juridische scheiding tussen gratieverzoeken en reguliere benoemingsprocedures voor notarissen, en bevestigt dat na ontzetting uit het ambt, de gratieregeling de enige weg is voor herbenoeming. De rechtbank heeft de zaak afgesloten zonder verdere zittingen, aangezien geen van de partijen gebruik wilde maken van het recht om gehoord te worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6965

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.J. Wybenga),
en

de Kroon, vertegenwoordigd door de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. K.W. Hau).

Procesverloop

In het besluit van 20 juli 2021 (primair besluit) heeft verweerder beslist op het gratieverzoek van eiser.
In het besluit van 21 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?1. Bij uitspraak van 18 januari 2011 is eiser door het Gerechtshof Amsterdam (het Hof) uit het ambt van notaris ontzet. [1] Eiser heeft de Koning bij verzoek van 12 april 2021 om gratie verzocht. De minister heeft het Hof om een advies gevraagd. De notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van het Hof adviseert in zijn advies van 30 juni 2021 tot afwijzing van het gratieverzoek. De minister heeft dit advies overgenomen en met Koninklijke machtiging het verzoek van eiser afgewezen bij het primaire besluit. Bij het bestreden besluit is het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het standpunt ingenomen dat tegen het primaire besluit enkel een procedure bij een civiele rechter openstaat. Eiser bestrijdt de juistheid van het standpunt van verweerder.
Wat vindt eiser in beroep?2. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die met rechtspraak zijn belast, niet als bestuursorgaan worden aangemerkt (art. 1:1 lid 2 aanhef en sub c Awb). De hoofdstukken 2 tot en met 8 en hoofdstuk 10 van de Awb zijn - als bekend - niet van toepassing op de tenuitvoerlegging van
strafrechtelijke beslissingen (art. 1:6 aanhef en sub a Awb). Daarnaast zijn ook
besluiten en handelingen ter uitvoering van de Wet militair tuchtrecht uitgesloten van
toepasselijkheid van de genoemde hoofdstukken uit de Awb.
Vaststaat dat de op het gratieverzoek genomen beslissing niet is genomen door een bij de wet ingesteld orgaan dat met rechtspraak is belast. Aan een bij de wet ingesteld orgaan dat met rechtspraak is belast, is om advies verzocht, waarna dat advies ook door dat orgaan is verstrekt. De op het gratieverzoek genomen beslissing is echter onmiskenbaar afkomstig van verweerder.
Evenmin heeft de beslissing op het gratieverzoek betrekking op de tenuitvoerlegging
van een strafrechtelijke beslissing. Daarnaast heeft de genomen beslissing geen relatie met het militair tuchtrecht. ten slotte moet worden vastgesteld dat in de Bijlagen bij de Awb geen bepalingen zijn aan te treffen die de Wet op het notarisambt in enig relevant opzicht uitzondert van de toepasselijkheid van de Awb. Uit een en ander vloeit onmiskenbaar voort dat een beslissing op het ingediend gratieverzoek vatbaar is voor bezwaar en beroep uit hoofde van de Awb. Tot slot vindt eiser dat verweerder hem voorafgaand aan het bestreden besluit had moeten horen.
Wat vindt verweerder?3. Verweerder stelt dat beslissingen met betrekking tot het gratieproces beslissingen zijn waartegen geen bezwaar en beroep openstaat. Uit de Memorie van Toelichting bij de Awb blijkt dat het wetsvoorstel destijds niet het gevolg heeft beoogd dat tegen besluiten inzake gratie beroep komt open te staan. [2] Ingevolge artikel 1:6 is de Awb niet van toepassing op besluiten omtrent de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, en in samenhang daarmee is geen bezwaar en ook geen beroep bij de bestuursrechter mogelijk.
Dat het in het onderhavige geval een gratieverzoek betreft op grond van artikel 109 van de Wna, maakt het vorenstaande niet anders. Het verzoek betreft immers een verzoek tot herstel in het ambt als notaris. Daartoe is noodzakelijk dat eiser als zodanig wordt benoemd bij koninklijk besluit. Ingevolge artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, van de Awb kan geen beroep, en daarmee ook geen bezwaar, worden ingesteld tegen een besluit tot benoeming of aanstelling dan wel de afwijzing daarvan. Juist is de opmerking van eiser dat voor een weigering van een verzoek strekkende tot benoeming van een notaris wel beroep is
opengesteld op grond van artikel 8, zevende lid, van de Wna. Echter, hiermee miskent
eiser dat een verzoek op grond van artikel 8 van de Wna en een verzoek op grond van artikel 109 Wna wezenlijk verschillen. Een verzoek op grond van artikel 8 van de Wna betreft een reguliere benoeming, een verzoek op grond van artikel 109 van de Wna betreft de gratieregeling. Uit onder meer de jurisprudentie van de civiele kamer van de rechtbank Den Haag [3] blijkt dat de weg van artikel 8 van de Wna niet openstaat voor een notaris welke is ontzet uit zijn ambt. Thans is dit wettelijk opgenomen in artikel 103, achtste lid, van de Wna. De reguliere benoeming is met andere woorden niet meer mogelijk na een ontzetting. Een notaris die is ontzet uit zijn ambt staat enkel de gratieregeling open. Artikel 109 van de Wna bevat, anders dan artikel 8 van de Wna, geen gelijkluidende bepaling waarin van de werking van artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, van de Awb is afgeweken. Beroep, en bezwaar, is derhalve niet mogelijk.
De conclusie is dat uit de Awb in samenhang gelezen met de Wna volgt dat het nimmer de bedoeling is geweest van de wetgever om gratiebeslissingen open te stellen voor bezwaar en beroep bij de bestuursrechter. Ook niet gratiebeslissingen ten aanzien van artikel 109 Wna. Dit is weliswaar niet afzonderlijk vermeld in Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (Bijlage 2 bij de Awb), maar dit brengt niet mee, dat dit besluit beroep bij de bestuursrechter openstaat. [4] Eiser kan zich slechts tot de civiele rechter wenden volgens verweerder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat dit het vierde verzoek van eiser is om hem in het notarisambt te herstellen. De rechtbank heeft na weging van de argumenten die door eiser en verweerder zijn ingebracht geconcludeerd dat het standpunt van verweerder, zoals nader toegelicht in het verweerderschrift en hierboven weergegeven, juist is. De bestuursrechter maakt dat standpunt tot het zijne. Aangezien buiten redelijke twijfel is dat verweerder niet tot een inhoudelijke beslissing op het door eiser ingediende bezwaar kon komen, heeft verweerder ervan mogen afzien om eiser te horen over zijn bezwaar. Daarbij komt dat het Hof in zijn advies aan de Majesteit gemotiveerd uiteengezet heeft dat het verzoek om te worden gehoord bij het gratieverzoek van eiser geen steun vindt in het recht.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Tijsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Regelgeving
Wna
Artikel 103
1. De kamer voor het notariaat kan, indien zij oordeelt dat een tegen een notaris gerezen bedenking gegrond is, de volgende tuchtmaatregelen opleggen:
(…)
f.de ontzetting uit het ambt.
(…)
8. Een notaris die uit zijn ambt is ontzet kan niet meer tot notaris of waarnemer worden benoemd of aan een notaris worden toegevoegd.
Artikel 109
1. In gevallen waarin een van de in artikel 103, eerste lid, onder e en f, omschreven maatregelen of de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen en om als toegevoegd notaris op te treden, voor bepaalde of onbepaalde duur, bedoeld in artikel 103, derde lid, is opgelegd, kan, zo bijzondere omstandigheden zulks wettigen, bij koninklijk besluit worden bepaald dat de schorsing wordt opgeheven, dat de betrokken notaris in zijn ambt wordt hersteld of dat de toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in de hem ontzegde bevoegdheden wordt hersteld.
2. De voordracht tot een besluit krachtens het eerste lid wordt gedaan door Onze Minister. Alvorens zodanige voordracht wordt gedaan, wint Onze Minister het advies in van de kamer voor het notariaat of het gerechtshof die de maatregel heeft opgelegd.

Voetnoten

2.Kamerstukken II, 1991-1992, 22 495, nr. 3, blz. 103.
3.Rechtbank Den Haag, 01-04-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:6576, r.o. 4.23.
4.Vergelijk CRvB 19 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2031, r.o. 4.1 en 4.1.7 (mb.t. een