ECLI:NL:RBDHA:2022:8009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.14192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een Nigeriaanse vreemdeling tegen de maatregel van bewaring die op 10 juni 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Schaap, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat de maatregel van bewaring eerder was getoetst en dat de rechtmatigheid van de maatregel sindsdien opnieuw moest worden beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt in het proces van zijn uitzetting, waarbij hij verwees naar de aanvraag voor een Laissez-Passer die sinds 15 maart 2022 in behandeling is. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen zicht op uitzetting ontbreekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet is verschenen bij een presentatie aan de Nigeriaanse autoriteiten en dat de staatssecretaris in de tussentijd voldoende stappen heeft ondernomen om de uitzetting te bespoedigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt zonder dat er een rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14192

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 10 juni 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6349. Uit deze uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting werkt. Uit de voortgangsgegevens blijkt dat de aanvraag voor een Laissez-Passer (LP) vanaf 15 maart 2022 bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Nigeria in behandeling is en dat inmiddels zes keer schriftelijk is gerappelleerd. De presentatie in persoon staat gepland voor 4 augustus aanstaande. Waarom deze niet eerder kon worden gepland blijkt niet uit de voortgangsrapportage. Verweerder heeft daarom onvoldoende voortvarend gehandeld door eerst een afwachtende houding aan te nemen en schriftelijk te rappelleren en daarna pas een presentatie in persoon te plannen. De bewaringsmaatregel moet dan ook worden opgeheven.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend aan de voorgenomen verwijdering van eiser werkt en dat niet is gebleken dat er geen zicht op uitzetting is. Verweerder heeft in de periode die in dit vervolgberoep aan de beoordeling van de rechtbank voorligt éénmaal schriftelijk gerappelleerd, namelijk op 7 juli 2022. Voorts blijkt uit de voortgangsgegevens dat eiser op diezelfde datum gepresenteerd zou worden aan de Nigeriaanse autoriteiten, maar dat eiser aldaar – zonder bericht vooraf - niet is verschenen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onder deze omstandigheid heeft kunnen volstaan met een schriftelijk rappel. Naast dit schriftelijk rappel heeft verweerder op 14 juli 2022 en 22 juli 2022 vertrekgesprekken met eiser gevoerd om hem ertoe te bewegen nadere informatie te verstrekken dan wel acties te ondernemen richting de Nigeriaanse autoriteiten, die de afgifte van een LP en daarmee de verwijdering van eiser kunnen bespoedigen. Uit het vertrekgesprek van 14 juli 2022 volgt dat eiser heeft verklaard dat hij niet bij de presentatie op 7 juli 2022 is verschenen omdat hij die dag ziek was. Hoewel de datum waarop de nieuwe presentatie is aangevraagd niet uit het dossier blijkt, wordt hieruit wel duidelijk dat de nieuwe presentatie uiterlijk op 19 juli 2022 is georganiseerd. Immers, uit het voortgangsrapport blijkt dat op die datum het transport is aangevraagd voor een presentatie op 4 augustus 2022. Dat het (uiterlijk) acht werkdagen heeft geduurd om tot een nieuwe afspraak te komen komt voor rekening en risico van eiser. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder voor het organiseren van een presentatie afhankelijk is van de medewerking van de Nigeriaanse autoriteiten. Deze grond slaagt daarom niet.
Conclusie
5. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.