ECLI:NL:RBDHA:2022:7959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/604848 / HA ZA 21-4
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vonnis inzake het beheer van een vastgoedportefeuille en afleggen van rekening en verantwoording

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers een vordering ingesteld tegen gedaagden, die vennoten zijn van een vennootschap onder firma, met betrekking tot de nakoming van een eerder vonnis. Dit vonnis, uitgesproken op 2 augustus 2019, verplichtte de vennootschap om het beheer van de vastgoedportefeuille van de moeder van de partijen over te dragen aan een andere vastgoedbeheerder, Doen Vastgoed. Eisers, die erfgenamen zijn van de moeder, stellen dat gedaagden niet hebben voldaan aan de verplichtingen uit het vonnis, waaronder het afleggen van een schriftelijke financiële verantwoording over het gevoerde beheer. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden alle relevante documenten en informatie tijdig hebben overgedragen aan Doen Vastgoed en dat zij zich in voldoende mate hebben ingespannen om aan de veroordelingen uit het eerdere vonnis te voldoen. De rechtbank oordeelt dat er geen dwangsommen zijn verbeurd en wijst de vorderingen van eisers af. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/604848 / HA ZA 21-4
Vonnis van 6 juli 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] te [plaats 1] , Italië,

2.
[eiser 2]te [plaats 2] ,
3.
[eiser 3]te [plaats 3] ,
eisers,
advocaat mr. B.A. Boer te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] te [plaats 4] ,

2.
[gedaagde 2]te [plaats 4] ,
gedaagden,
advocaat mr. E.C. van Lent te Leiden .
Partijen zullen hierna eisers en gedaagden genoemd worden. Partijen zullen ieder afzonderlijk worden aangeduid als [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 14 december 2020, met producties 1 t/m 12;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 20;
  • de rolbeslissing van 19 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte in het geding brengen producties, met producties 21 t/m 26, namens gedaagden;
  • de brief van 6 mei 2022, met producties 13 t/m 28, namens eisers;
  • de brief van 9 mei 2022, met productie 27, namens gedaagden.
1.2.
Op 19 mei 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij deze zaak gevoegd is behandeld met de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/588612 / HA ZA 20-182. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt en deze aantekeningen zijn in het dossier gevoegd. In beginsel wordt geen proces-verbaal opgemaakt van de mondelinge behandeling, tenzij hier om wordt verzocht en verzoeker een voldoende belang heeft bij het opstellen van een proces-verbaal.
1.3.
Ten slotte is in beide zaken een datum voor het wijzen van vonnis bepaald. In de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/588612 / HA ZA 20-182 wordt separaat vonnis gewezen.

2.De feiten

2.1.
Gedaagden zijn de vennoten van de vennootschap onder firma [naam vof] (hierna: [naam vof] ). [naam vof] houdt zich bezig met het beheer van onroerend goed, waaronder ook verhuur valt.
2.2.
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [gedaagde 2] zijn de kinderen van de heer [naam vader] (hierna: vader) en mevrouw [naam moeder] (hierna: moeder). Vader is overleden in 2003 en moeder is overleden op 13 januari 2020. [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [gedaagde 2] zijn de erfgenamen van moeder.
2.3.
Vader heeft meerdere onroerende zaken (panden en garageboxen) in de omgeving van [plaats 5] in eigendom verworven. De panden zijn veelal gesplitst in appartementsrechten. Na het overlijden van vader is de eigendom van een aantal onroerende zaken overgegaan naar de kinderen. Moeder had het vruchtgebruik van deze onroerende zaken. Moeder had na het overlijden van vader zelf ook een aantal panden in eigendom.
2.4.
[naam vof] heeft vanaf 2007 tot 1 september 2019 het beheer gevoerd over de vastgoedportefeuille van moeder, sinds 30 december 2015 op grond van een schriftelijke beheerovereenkomst tussen [naam vof] en moeder.
2.5.
In een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van deze rechtbank van 2 augustus 2019 (hierna: vonnis 1) heeft de voorzieningenrechter onder meer het volgende beslist:

in reconventie
5.4.
veroordeelt [naam vof] om binnen vier weken na de betekening van dit vonnis het beheer dat [naam vof] voert over de vastgoedportefeuille van [moeder] over te dragen aan Doen Vastgoed, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat [naam vof] nalatig blijft in de overdracht en het verlenen van medewerking aan de overdracht, met een maximum van € 200.000,-, waarbij geldt dat onder overdracht in ieder geval dient te worden verstaan:
het ter beschikking stellen en het fysiek overhandigen door [naam vof] van alle huurcontracten, sleutels, onderhoudscontracten, overige relevante contracten en alle financiële gegevens en documenten met betrekking tot de panden in beheer van [moeder] aan Doen Vastgoed;
het overleggen van een schriftelijke financiële verantwoording aan [moeder] c.s. over de looptijd van de beheerovereenkomst van 30 december 2015 tot het moment van overdracht aan Doen Vastgoed zoals bedoeld onder a., op basis waarvan [naam vof] huurpenningen en overige te relateren gelden ten aanzien van de panden in beheer van [moeder] heeft overgemaakt aan [moeder] en nog aan [moeder] zal overmaken ten aanzien van de nog niet afgedragen gelden toekomend op grond van het gedane beheer door [naam vof] ;
het overzetten van de met betrekking tot de panden geopende bankrekeningen op naam van [moeder] , alsmede het overzetten van andere registraties op naam van [moeder] die zien op de in beheer gehad hebbende panden en waar nu [naam vof] of een aan [naam vof] gelieerde derde voor staat geregistreerd;
het schrijven van een brief aan de huurders dat het beheer per direct is overgedragen aan Doen Vastgoed, zodat de volgende huurbetalingen uitsluitend bevrijdend aan Doen Vastgoed kunnen worden betaald;
Tegen vonnis 1 is geen hoger beroep ingesteld. Vonnis 1 is op 7 augustus 2019 aan [naam vof] betekend.
2.6.
Vervolgens heeft [naam vof] het beheer over de vastgoedportefeuille van moeder overgedragen aan Doen Vastgoed.
2.7.
In het kader van de overdracht van het beheer heeft [naam vof] aan Doen Vastgoed en aan eisers onder andere een usb-stick ter beschikking gesteld, met daarop onder meer de volgende bestanden:
[ivm privacy is deze afbeelding weggelaten]
[naam vof] heeft voormelde informatie ook in ordners en via een
Secured Linkaan Doen Vastgoed en aan eisers verstrekt. Map 1 (geel) bevat onder meer de huurovereenkomsten, incheckrapporten en sleutelbonnen, map 2 (geel) bevat het gepland onderhoud en de blauwe mappen bevatten de servicekosten over de jaren 2016-2019. Map I tot en met IV (geel) bevatten de huurafrekeningen over de jaren 2016-2019.
2.8.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 6 maart 2020 (hierna: vonnis 2) is de vordering van moeder, [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] tot nakoming van vonnis 1 door [gedaagde 2] , [gedaagde 1] en [naam vof] , afgewezen. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot nakoming van hetgeen waar [naam vof] bij vonnis van 2 augustus 2019 (vonnis 1) onder randnummer 5.4 van dat vonnis toe is veroordeeld, alsmede gedaagden hoofdelijk te veroordelen om in te staan voor al hetgeen [naam vof] op basis van dit vonnis aan eisers verschuldigd is waaronder de inmiddels verbeurde dwangsommen en proceskostenveroordeling zoals opgenomen onder randnummer 5.2 van dat vonnis;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen één maand na betekening van het in deze te wijzen vonnis een schriftelijke verantwoording te overleggen met betrekking tot het beheer dat zij voerden over de vastgoedportefeuille van moeder over de looptijd van de beheerovereenkomst van 30 december 2015 tot 1 september 2019, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 3.000 per dag met een maximum van € 300.000, voor elke dag of een dagdeel dat gedaagden daarmee in gebreke zijn en waarbij geldt dat onder een schriftelijke financiële verantwoording in ieder geval dient te worden verstaan een per verhuurd object en per maand gemaakt schriftelijk overzicht met als bijlage de bonnen/facturen of anderszins bescheiden waarom uitgaven voor dat object zijn gemaakt en onder vermelding van de noodzaak van deze uitgaven en ingeval deze uitgaven niet te herleiden zijn op wettelijke verplichtingen, alsmede een per verhuurd object en per maand gemaakt schriftelijk overzicht met als bijlagen de bescheiden waarom gelden voor dat object zijn ontvangen, waarbij alle geldstromen ook inzichtelijk worden gemaakt door bankafschriften, zodat te controleren is dat de gestelde uitgaven en ontvangsten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en aan en van wie en derhalve aan de verantwoordingsplicht ex artikel 7:403 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan worden voldaan;
gedaagden te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten berekend op grond van de BIK ad € 3.357,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 november 2020, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen moment, tot aan het moment van de algehele voldoening hiervan;
gedaagden te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Eisers leggen hieraan het volgende ten grondslag. [naam vof] heeft niet voldaan aan de veroordelingen uit vonnis 1. Daarom vorderen eisers nakoming. Gedaagden zijn op grond van artikel 7:403 BW verplicht schriftelijke financiële verantwoording af te leggen over het gevoerde beheer. Dit hebben zij niet gedaan. De vennoten van [naam vof] zijn op grond van artikel 18 Wetboek van Koophandel hoofdelijk verbonden aan de verbintenissen van de vennootschap, waaronder de betaling van de verbeurde dwangsommen. Daarnaast kan het niet voldoen aan een veroordelend vonnis door [naam vof] worden gekwalificeerd als een onrechtmatige daad die aan de vennootschap kan worden toegerekend. Het niet voldoen aan artikel 7:403 BW kan eveneens worden gezien als een onrechtmatige daad en wanprestatie, voor welke gevolgen de vennoten van [naam vof] eveneens hoofdelijk aansprakelijk zijn.
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 18 Wetboek van Koophandel zijn de vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van een vennootschap onder firma. Dit betekent dat eisers hun vorderingen jegens [naam vof] kunnen instellen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als vennoten van [naam vof] .
Heeft [naam vof] voldaan aan de veroordelingen uit vonnis 1?
4.2.
Eisers stellen dat [naam vof] niet aan de veroordelingen uit vonnis 1 onder a (‘informatieoverdracht’) en b (‘rekening en verantwoording’) heeft voldaan, waardoor zij dwangsommen heeft verbeurd. Ter onderbouwing hiervan wijzen eisers op een overzicht, opgesteld door Doen Vastgoed, waaruit volgens eisers volgt dat veel essentiële informatie die noodzakelijk is voor een goede voortzetting van het overgedragen beheer ontbrak en deels nog steeds ontbreekt (productie 4 bij de dagvaarding). Eisers verwijzen ook naar een verklaring van 7 februari 2020 van Doen Vastgoed (productie 7 bij de dagvaarding), waaruit volgens eisers volgt dat [naam vof] in september 2019 niet alle servicekostenafrekeningen heeft overgedragen. Eisers verwijzen verder naar een
e-mailbericht van 1 september 2020 van Doen Vastgoed aan mr. Boer en [eiser 1] (productie 8 bij de dagvaarding), waaruit volgens eisers volgt dat Doen Vastgoed op dat moment nog geen servicekostenafrekening had ontvangen met betrekking tot de verhuur van het pand aan de [adres 1] te [plaats 5] . Ten slotte tonen producties 15 tot en met 25 aan dat de door [naam vof] in het kader van de overdracht van het beheer overgelegde stukken inconsequent zijn, zo stellen eisers.
4.3.
Eisers zijn verder van mening dat er geen sprake is van een schriftelijke verantwoording door [naam vof] – en dus door gedaagden – conform vonnis 1, omdat er geen stukken zijn overgelegd die per jaar een onderbouwd inzicht geven van de geldstromen die bij het gedane beheer horen. Eisers stellen ten slotte dat [naam vof] gedeeltelijk aan de veroordelingen uit vonnis 1 heeft voldaan en dat het hen met name gaat om een juiste en volledige schriftelijke financiële verantwoording van het beheer door [naam vof] van de vastgoedportefeuille over de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 september 2019.
4.4.
Ten aanzien van de onvolledigheid van de overgedragen informatie over het beheer hebben eisers toegelicht dat [naam vof] in september 2019 niet alle servicekostenafrekeningen heeft overgedragen. Zo ontbreken de servicekostenafrekeningen voor [adres 1] te [plaats 5] en de airbnb aan de [adres 2] te [plaats 4] (hierna: de airbnb). Verder heeft [naam vof] geen schriftelijke financiële verantwoording afgelegd omdat alle benodigde stukken, waaronder bankafschriften, ontbreken. Daarom is slechts een beperkt onderzoek mogelijk naar de cijfermatige juistheid, zo stellen eisers. Tijdens de zitting hebben eisers toegelicht dat zij de door [naam vof] aangeleverde stukken niet kunnen controleren, omdat de brondocumenten ontbreken.
4.5.
Gedaagden betwisten dat zij niet aan vonnis 1 hebben voldaan. [naam vof] heeft alle relevante contracten, documenten en sleutels binnen de gestelde termijn (vier weken) overgedragen aan Doen Vastgoed. Doen Vastgoed heeft aan [naam vof] bevestigd dat het beheer over de vastgoedportefeuille van moeder aan haar is overgedragen en voert het beheer ook daadwerkelijk uit. Gedaagden hebben een usb-stick in het geding gebracht (productie 2 bij de conclusie van antwoord, zie 2.7) met de overgedragen administratie. Deze administratie bestaat uit diverse bestanden, waarop alle documenten die van belang zijn om het beheer over te dragen gerubriceerd zijn ondergebracht. De advocaat van gedaagden heeft op 22 augustus 2019 een harde kopie van al deze documenten in ordners op het kantoor van de advocaat van eisers afgeleverd. Al deze documenten zijn gerubriceerd in ordners en in losse mapjes aangeleverd, aldus gedaagden. Verder zijn al deze documenten aan de advocaat van eisers en aan Doen Vastgoed digitaal, door middel van een
Secured Link, ter beschikking gesteld. Op 22 augustus 2019 heeft de advocaat van [naam vof] ook alle sleutels overgedragen ten kantore van mr. Boer. Diezelfde dag heeft Doen Vastgoed laten weten alle stukken in goede orde te hebben ontvangen, aldus gedaagden. Aan de informatieoverdracht is dus voldaan. Bij de overgelegde stukken bevond zich verder ook een volledige financiële verantwoording van het beheer door [naam vof] .
4.6.
Gedaagden betogen dat zij voor het nakomen van de veroordelingen uit vonnis 1 afhankelijk waren van de medewerking van Doen Vastgoed. Doen Vastgoed had volgens gedaagden een afwerende en onwillige houding en was niet toegerust en beschikbaar om het beheer over de vastgoedportefeuille daadwerkelijk over te nemen. [naam vof] heeft regelmatig aangedrongen op overleg met Doen Vastgoed over de overdracht van het beheer, maar dat weigerde Doen Vastgoed. Ook eisers weigerden een gesprek aan te gaan met [naam vof] . Zo stond op 4 september 2019 een bespreking gepland die op 3 september 2019 door Doen Vastgoed is afgezegd, omdat zij meer tijd nodig had om zich een compleet beeld te vormen.
4.7.
Gedaagden betogen verder dat [naam vof] half september 2019 van eisers te horen kreeg dat de overdracht van het beheer niet naar behoren zou zijn uitgevoerd en dat eisers aanspraak maakten op de dwangsommen. In een e-mailbericht van 26 september 2019 heeft van mr. Van Lent aan mr. Boer vervolgens uitleg gegeven waarom en hoe aan vonnis 1 is voldaan. Inmiddels heeft Doen Vastgoed aan [naam vof] bevestigd dat het beheer aan haar is overgedragen en voert zij daadwerkelijk het beheer over de vastgoedportefeuille van moeder, aldus nog steeds gedaagden. Gedaagden wijzen er op dat de voorzieningenrechter in vonnis 2 onder meer heeft geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat er geen volledige en juiste overdracht van het beheer over de vastgoedportefeuille heeft plaatsgevonden en dat als uitgangspunt heeft te gelden dat [naam vof] aan vonnis 1 heeft voldaan. Dus ook uit vonnis 2 blijkt volgens gedaagden dat zij aan vonnis 1 hebben voldaan.
4.8.
Ten slotte betogen gedaagden dat, indien de rechtbank zou oordelen dat [naam vof] niet volledig aan de veroordelingen uit vonnis 1 heeft voldaan, mede gelet op de inspanningen die [naam vof] heeft geleverd en de bereidheid om het beheer correct over te dragen, de redelijkheid en billijkheid alsmede een afweging van belangen vergen dat de vorderingen van eisers niet behoren te worden toegewezen. Ter onderbouwing verwijzen gedaagden naar een arrest van de Hoge Raad van 13 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1783).
Beoordelingskader
4.9.
De rechtbank stelt vast dat in vonnis 1, afgezien van de bepalingen in het dictum, niet is uitgewerkt wat de overdracht van het beheer en de financiële verantwoording van de overdracht van de vastgoedportefeuille moet inhouden. Tijdens de zitting hebben eisers verklaard dat met de voorzieningenrechter niet is gesproken over de mate van rekening en verantwoording.
4.10.
Voor de beantwoording van de vraag of afdoende rekening en verantwoording is afgelegd door [naam vof] , is daarom de inhoud van de beheerovereenkomst bepalend, alsmede de manier waarop [naam vof] uitvoering heeft gegeven aan het beheer. In de beheerovereenkomst zelf zijn geen afspraken opgenomen over het afleggen van rekening en verantwoording. In bijlage 1 (FINANCIEEL / ADMINISTRATIEF BEHEER) bij de beheerovereenkomst is onder e het volgende opgenomen: “
Beheerder zal een administratie aanleggen en onderhouden ten behoeve van accurate informatieverstrekking ten behoeve van Opdrachtgever, en ten dienste van een verantwoord beheer;”. Hieruit volgt de verplichting voor [naam vof] tot het voeren van administratie, maar hieruit volgt geen invulling van de wijze waarop rekening en verantwoording moet worden afgelegd. In artikel 3 en 4 van de beheerovereenkomst is overeengekomen dat [naam vof] de beheervergoedingen aan het eind van elke maand factureert, waarna deze mogen worden verrekend met het batig saldo van de huur op de huurafrekening van de beheerovereenkomst. Uit het dictum in vonnis 1 onder b., volgt dat de rekening en verantwoording ziet op door [naam vof] aan [moeder] afgedragen en af te dragen gelden.
4.11.
Bij de beoordeling van de vordering neemt de rechtbank daarom tot uitgangspunt de wijze waarop het afleggen van rekening en verantwoording door [naam vof] op deze punten aan moeder gebruikelijk was. De rechtbank ziet geen aanleiding om een andere invulling aan het afleggen van rekening en verantwoording te geven en af te wijken van de wijze waarop het destijds gebeurde. Anders dan gedaagden stellen, kan de rechtbank in het dictum van vonnis 1 onder b. niet teruglezen dat daarin de door hen voorgestane toets moet worden aangelegd, die zou vergen dat voor alle geldstromen ‘een sluitende reeks van brondocumenten’ zou moeten worden overgelegd. Ook kan de rechtbank daarin niet teruglezen dat [naam vof] stukken zou moeten overleggen die ‘per jaar’ een onderbouwd inzicht geven van de geldstromen van het gedane beheer.
De wijze van afleggen van rekening en verantwoording aan moeder
4.12.
Gedaagden betogen dat [naam vof] moeder jaarlijks, in overleg met de accountant, informeerde over de inkomsten, uitgaven en vermogenspositie met betrekking tot de vastgoedportefeuille. Ter onderbouwing van de wijze waarop het beheer van de vastgoedportefeuille en de rekening en verantwoording daarvan door [naam vof] aan moeder plaatsvond, hebben gedaagden eindafrekeningen in het geding gebracht van de huren van februari 2016, voorzien van bijbehorende stukken en facturen en de bankafschriften van de overboekingen van de eindbedragen aan moeder (productie 18 bij de conclusie van antwoord). De eindafrekeningen zijn gericht aan de ‘Erven [naam vader] ’ en aan moeder. Gedaagden hebben onweersproken gesteld dat dit willekeurige eindafrekeningen zijn en dat het beheer en de rekening en verantwoording daarvan door [naam vof] aan moeder sinds 2007 op deze wijze plaatsvond. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit de wijze was waarop [naam vof] rekening en verantwoording aflegde aan moeder.
4.13.
Ter onderbouwing van hun betoog dat [naam vof] ook financiële overzichten aan [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] zond, verwijzen gedaagden naar een e-mailbericht van [eiser 1] aan [gedaagde 2] van 6 juni 2017 (productie 27 van gedaagden), met onderwerp: “
Re: exploitatie 2016”, waarin [eiser 1] onder meer schrijft:

nogmaals, het ziet er allemaal tamelijk gezond uit. Mijn complimenten! (…)
Hieronder wat korte vragen en opmerkingen:
(…)
Nogmaals mijn complimenten en bedankt voor alle inzet.
4.14.
[eiser 1] heeft ter zitting bevestigd dat hij bekend is met voormeld e-mailbericht van 6 juni 2017.
Voldaan aan inspanningsverplichting?
4.15.
De vraag moet worden beantwoord of [naam vof] zich, met inachtneming van de wijze waarop het afleggen van rekening en verantwoording door [naam vof] aan moeder gebruikelijk was, in voldoende mate en op redelijke wijze heeft ingespannen om aan de veroordelingen uit vonnis 1 te voldoen.
4.16.
[naam vof] heeft ter uitvoering van vonnis 1 tijdig alle beschikbare stukken in ordners, op een usb-stick en via een
Secured Linkaan Doen Vastgoed en aan eisers verstrekt. Ook heeft [naam vof] zich ingespannen om overleg te voeren met Doen Vastgoed over de overdracht van het beheer. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat [naam vof] zich in substantiële mate en op redelijke wijze heeft ingespannen om het beheer van de vastgoedportefeuille, inclusief informatie, over te dragen aan Doen Vastgoed en rekening en verantwoording te doen. De rechtbank zal dit oordeel hierna verder toelichten.
4.17.
De rechtbank stelt vast dat de eindafrekening (productie 18 van gedaagden) met onderliggende stukken voldoende inzichtelijk maakt hoe [naam vof] komt tot de afrekening van de huurpenningen, beheerkosten en overige te relateren gelden en de aan [moeder] overgemaakte gelden, zodat voor februari 2016 voldaan is aan het dictum onder b. van vonnis 1. De raadsman van gedaagden (en [naam vof] ) heeft onweersproken gesteld dat hij een doos met vergelijkbare stukken, eindafrekeningen en de financiële informatie die daaraan ten grondslag ligt, bij de raadsman van eisers heeft afgeleverd, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
4.18.
Tijdens de zitting hebben gedaagden verder onweersproken gesteld dat [naam vof] alle servicekostenafrekeningen aan eisers en aan Doen Vastgoed heeft verstrekt en dat [naam vof] aan Doen Vastgoed heeft aangeboden om de afrekeningen over het jaar 2019 (het lopende boekjaar) tegen betaling op te stellen, maar dat Doen Vastgoed dat aanbod niet heeft aanvaard. De servicekostenafrekeningen van [adres 1] te [plaats 5] en de airbnb staan op de usb-stick. Het eerste bestand ( [=afbeelding onder 2.7] ) bevat gegevens met betrekking tot de servicekosten over 2016-2019 van [adres 1] te [plaats 5] en het één na laatste bestand bevat de afrekeningen van de servicekosten over 2016-2019 met betrekking tot [adres 3] te [plaats 4] . Hieronder valt dus ook de airbnb.
De rechtbank is van oordeel dat deze informatie voldoende is, nu niet is gesteld of gebleken dat moeder andere eisen stelde aan de servicekostenafrekeningen.
4.19.
Producties 4, 7 en 8 bij de dagvaarding zijn de enige stukken waaruit vragen blijken van Doen Vastgoed. Daarbij merkt de rechtbank op dat productie 4 een ongedateerd overzicht is en dat productie 7 een verklaring is van 7 februari 2020 die Doen Vastgoed op verzoek van mr. Boer heeft opgesteld, terwijl [naam vof] het beheer van de vastgoedportefeuille in augustus en begin september 2019 al aan Doen Vastgoed heeft overgedragen. Naar het oordeel van de rechtbank geven dit overzicht en deze verklaring onvoldoende feitelijke onderbouwing voor de stelling van eisers dat essentiële informatie ontbreekt. Productie 8 bij de dagvaarding is een e-mailbericht van 1 september 2020 waarin Doen Vastgoed aan mr. Boer en [eiser 1] schrijft dat zij de servicekostenafrekeningen nog niet van [naam vof] heeft ontvangen. Tijdens de zitting hebben gedaagden toegelicht dat dit e-mailbericht gaat over de servicekosten over het jaar 2019, dus het lopende boekjaar en dat [naam vof] bereid was dit servicekostenoverzicht tegen betaling te verstrekken. Op basis van dit e-mailbericht, dat niet is gericht aan [naam vof] , kan niet de conclusie worden getrokken dat [naam vof] onvoldoende rekening en verantwoording heeft afgelegd.
4.20.
Verder verwijzen eisers nog naar producties 10 en 11 bij de dagvaarding, waaruit blijkt dat mr. Boer en [eiser 1] een accountant opdracht hebben gegeven om onderzoek te doen naar de financiële verantwoording van [naam vof] . De accountant schrijft hierin dat hij nog nadere informatie nodig heeft om de opdracht aan te kunnen nemen. Gelet op de hiervoor vermelde criteria is dit niet relevant voor de beoordeling van de vraag of [naam vof] afdoende rekening en verantwoording heeft afgelegd.
4.21.
De rechtbank stelt vast dat de door eisers gestelde onregelmatigheden zich beperken tot onder meer een enkele tankbon die door [naam vof] is gedeclareerd als beheerkosten, terwijl niet ondenkbaar is dat [naam vof] die kosten ook daadwerkelijk in het kader van het beheer heeft gemaakt of betaald. Bovendien is het afleggen van rekening en verantwoording iets anders dan constateren dat er in de administratie eventueel iets mis is gegaan. Ook het verwijt dat schoonmaakkosten zwart zijn betaald betekent niet dat onvoldoende rekening en verantwoording is afgelegd. In het dictum van vonnis 1 ziet de rechtbank verder geen aanknopingspunten dat achterstallig onderhoud in de weg kan staan aan het oordeel dat afdoende rekening en verantwoording is afgelegd.
4.22.
Het betoog van eisers dat de inspanning van [naam vof] er niet is geweest omdat er geen brondocumenten zijn overgelegd, slaagt evenmin omdat niet is gesteld of gebleken dat het overleggen van brondocumenten gebruikelijk was in de periode dat [naam vof] rekening en verantwoording aan moeder moest afleggen. Als gezegd valt dat ook niet uit vonnis 1 af te leiden (4.10).
4.23.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat gedaagden hebben voldaan aan hun inspanningsverplichting en daarmee aan de veroordelingen uit vonnis 1. Dit betekent dat gedaagden geen dwangsommen hebben verbeurd wegens het niet nakomen van vonnis 1. Gedaagden hebben onweersproken gesteld dat zij aan de proceskostenveroordeling van vonnis 1 hebben voldaan. Dit leidt tot de conclusie dat vordering 1 zal worden afgewezen.
Verantwoordingsplicht op grond van artikel 7:403 BW
4.24.
Eisers vorderen, kort gezegd, gedaagden hoofdelijk te veroordelen om schriftelijke verantwoording te overleggen met betrekking tot het beheer dat zij voerden over de vastgoedportefeuille van moeder over de looptijd van de beheerovereenkomst van 30 december 2015 tot 1 september 2019, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Eisers leggen hieraan ten grondslag dat de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording voortvloeit uit artikel 7:403 lid 2 BW. Om tot de verantwoording te komen dient er ook te worden voldaan aan een rekenplicht. Alleen al het feit dat [naam vof] geen bankafschriften heeft overgedragen of anderszins de geldstromen controleerbaar heeft gemaakt voor eisers, maakt dat [naam vof] niet heeft voldaan aan de schriftelijke financiële verantwoording waartoe zij in vonnis 1 is veroordeeld. Het is aan gedaagden om te bewijzen dat er wel een deugdelijke verantwoording heeft plaatsgevonden (zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1776).
4.25.
Gedaagden betogen dat zij deugdelijke rekening en verantwoording hebben afgelegd over het door [naam vof] gevoerde beheer en verwijzen naar de documenten die zij aan eisers en aan Doen Vastgoed ter beschikking hebben gesteld.
4.26.
Artikel 7:403 lid 2 BW bepaalt dat de opdrachtnemer aan de opdrachtgever verantwoording doet van de wijze waarop hij zich van de opdracht heeft gekweten. Heeft hij bij de uitvoering van de opdracht ten laste van de opdrachtgever gelden uitgegeven of te diens behoeve gelden ontvangen, dan doet hij daarvan rekening.
4.27.
De inhoud van hetgeen als rekening en verantwoording mag worden verlangd, wordt bepaald door de aard van de rechtsverhouding die een partij verplicht zich over de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden en door de omstandigheden van het geval (Hoge Raad 2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1561). Naarmate de verhouding tussen partijen zakelijker van aard is, is de rekenplicht strenger (Hoge Raad 26 september 1980, NJ 1981/154). In hoeverre verantwoording is verschuldigd, hangt af van de aard van de opdracht en van de verhouding tussen partijen. De verantwoordingsplicht is van regelend recht, zodat partijen nadere afspraken kunnen maken over de wijze waarop rekening en verantwoording moet worden afgelegd.
4.28.
Vast staat dat moeder en [naam vof] geen afspraken met elkaar hebben gemaakt over de wijze waarop rekening en verantwoording moet worden afgelegd (zie 4.10). Hoewel het gaat om een beheerovereenkomst die is gesloten tussen moeder en de onderneming van haar zoon en zijn echtgenote, mogen, gelet op het zakelijke karakter van de beheerovereenkomst, enerzijds aan de rekening en verantwoording tamelijk hoge eisen worden gesteld. Anderzijds kan op grond van artikel 7:403 lid 2 BW niet een verdergaande specificatie worden verlangd dan destijds tussen moeder en [naam vof] gebruikelijk was. Ook hier geldt dus dat de eisen die aan de inhoud van de afgelegde rekening en verantwoording mogen worden gesteld, niet strenger zijn dan de eisen die hier in het verleden aan werden gesteld. Dit brengt mee dat de manier waarop in het verleden uitvoering is gegeven aan het afleggen van rekening en verantwoording bepalend is voor de vraag of afdoende rekening en verantwoording is afgelegd.
4.29.
De rechtbank is van oordeel dat [naam vof] de werkzaamheden in het kader van het beheer voldoende heeft verantwoord. [naam vof] heeft de informatie per pand gespecificeerd en overzichtelijk met facturen en bonnen onderbouwd aan eisers en aan Doen Vastgoed ter beschikking gesteld. [naam vof] heeft ook aan de rekenplicht voldaan. De rekenplicht houdt in dat verantwoording moet worden gedaan van de ontvangen inkomsten en gedane uitgaven. [naam vof] heeft alle maandelijkse afrekeningen aan eisers en aan Doen Vastgoed overgelegd voorzien van facturen, huurinkomsten opgegeven en opgave gedaan van de bedragen die conform de beheerovereenkomst aan moeder zijn afgedragen.
4.30.
Nu vast staat dat in het verleden geen uitgebreide rekening en verantwoording plaatsvond, is de rechtbank van oordeel dat gedaagden ruimschoots hebben voldaan aan hun verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording. Dit omvat niet de verplichting om van iedere uitgave of ontvangst met bankafschriften aan te tonen dat deze daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De rechtbank verwijst naar wat zij onder 4.11 en 4.16 tot en met 4.22 heeft overwogen.
4.31.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook deze vordering zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.32.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen worden afgewezen. Dit brengt mee dat de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 3.357,75 eveneens zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.33.
Gezien de familierelatie tussen partijen zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank ziet geen aanleiding anders te oordelen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.A.M. Kroft en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022.

Voetnoten

1.type: 2339