Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die stelt staatloos te zijn, zijn asielaanvraag heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, maar heeft wel een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij zijn staatloosheid en de afwijzing van zijn asielaanvraag aanvoert.
De rechtbank heeft de zaak op 16 juni 2022 behandeld en heeft vastgesteld dat de eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn staatloosheid kunnen aantonen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht is om de staatloosheid van de eiser vast te stellen in het kader van de asielaanvraag, zolang dit niet noodzakelijk is voor de beslissing. De rechtbank concludeert dat de eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het oordeel van de staatssecretaris dat zijn nationaliteit onbekend is.
De rechtbank verklaart het beroep van de eiser, voor zover gericht tegen het oordeel van de staatssecretaris over zijn onbekende nationaliteit, niet-ontvankelijk en verklaart het beroep voor het overige ongegrond. De rechtbank wijst erop dat de wet momenteel geen procedure voorziet voor de vaststelling van staatloosheid, wat de situatie van de eiser compliceert. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht geen buitenschuldvergunning heeft verleend, aangezien de eiser niet heeft aangetoond dat hij zonder resultaat heeft geprobeerd Nederland te verlaten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.