ECLI:NL:RBDHA:2022:791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
NL21.18317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van geloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ghanese nationaliteit, heeft op 16 december 2020 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk was. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep van eiser ongegrond werd verklaard, werd hij op 5 oktober 2021 geïnformeerd dat hij in de nationale asielprocedure zou worden opgenomen. Eiser diende op 25 oktober 2021 een nieuwe asielaanvraag in, waarin hij stelde te vrezen voor zijn werkgever en een disproportionele gevangenisstraf te moeten ondergaan vanwege verduistering van geld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat eiser zijn relaas niet met documenten heeft onderbouwd en dat Ghana als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van eisers verklaringen in twijfel getrokken, vooral omdat hij geen bewijs kon leveren voor zijn claims en tegenstrijdigheden in zijn verklaringen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was en dat eiser geen recht had op een vertrektermijn of inreisverbod. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL21.18317

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.P. Ufkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 17 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak met nummer NL21.18318, op 6 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk via een telefoonverbinding is verschenen C. de Bree. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Ghanese nationaliteit.
2. Op 16 december 2020 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Bij besluit van 1 april 2021 is deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat de autoriteiten van Italië daarvoor verantwoordelijk waren. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 12 mei 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:2378) is het daartegen door eiser ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij fax van 5 oktober 2021 heeft verweerder eiser laten weten dat hij in de nationale asielprocedure zal worden opgenomen, nu hij niet tijdig is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten.
3. Op 25 mei 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘humanitair tijdelijk (buiten schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken)’. Bij besluit van 15 juli 2021 heeft verweerder besloten deze aanvraag niet te behandelen op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht omdat eiser onvoldoende gegevens had overgelegd om de aanvraag te kunnen beoordelen.
4. Deze zaak gaat over de nieuwe asielaanvraag van eiser van 25 oktober 2021. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in zijn land van herkomst te vrezen heeft voor zijn werkgever en voor het moeten ondergaan van een disproportionele gevangenisstraf. Eiser heeft daartoe verklaard dat hij geld van zijn werkgever heeft verduisterd door dit aan een vriend genaamd [naam2] te geven.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Voorts is aan eiser een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Dat eiser geld heeft verduisterd en daardoor problemen heeft gekregen, heeft verweerder echter niet geloofwaardig geacht. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eiser een beroep kan doen op bescherming door de Ghanese autoriteiten omdat Ghana een veilig land van herkomst is.
6. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Verweerder heeft allereerst aan eiser tegengeworpen dat hij zijn relaas niet met enig document heeft onderbouwd. Anders dan eiser aanvoert, is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit niet ten onrechte heeft gedaan. Verweerder heeft het opmerkelijk mogen achten dat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij gedurende zeven jaar voor dezelfde werkgever heeft gewerkt en dat hij werd gezocht door de politie, maar anderzijds dat hij daarvan geen enkel schriftelijk stuk kan overleggen. Overigens heeft verweerder desondanks integraal eisers verklaringen beoordeeld.
8. Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte niet is gevolgd in zijn correcties en aanvullingen op het rapport van het gehoor veilig land van herkomst van 12 november 2021. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Daartoe is redengevend dat dit gehoorrapport geen aanleiding geeft om aan te nemen dat eiser vanwege communicatie- of vertaalproblemen zijn relaas niet goed naar voren heeft kunnen brengen. Bovendien heeft eiser bij de correcties en aanvullingen zijn relaas op onderdelen gewijzigd, zonder daarbij uit te leggen waarom hij er niet in is geslaagd om in eerste instantie correct te verklaren. De rechtbank verwijst op dit punt naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2538).
9. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij geld heeft verduisterd en dat hij daardoor problemen heeft gekregen, gelet op het volgende.
10. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij summier heeft verklaard over zijn werkgever. Daarbij heeft verweerder kunnen overwegen dat het redelijk is om te verwachten dat eiser meer weet dan alleen de voornaam van zijn werkgever, ook gelet op zijn verklaring dat hij zeven jaar voor deze werkgever heeft gewerkt. De stelling van eiser dat het in Ghana gebruikelijk is om alleen elkaars voornaam te kennen is niet onderbouwd en laat bovendien onverlet dat eiser ook geen andere gegevens over zijn werkgever heeft kunnen verschaffen.
11. Verder heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de directe reden om uit Ghana te vluchten. Eiser heeft namelijk eerst verklaard dat hij Ghana heeft verlaten omdat hij hoorde dat er naar hem werd gezocht, maar later dat hij pas hoorde dat er naar hem werd gezocht nadat hij Ghana had verlaten (pagina’s 6 en 12 rapport gehoor veilig land van herkomst). Gelet hierop kan eiser ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij niet in meer detail heeft kunnen verklaren over het moment waarop er naar hem werd gezocht omdat hij toen zijn land van herkomst al had verlaten.
12. De rechtbank stelt vast dat eiser de overige tegenwerpingen van verweerder in het kader van de geloofwaardigheid van het asielrelaas in beroep niet gemotiveerd heeft bestreden, zodat deze blijven staan.
13. Niet in geschil is dat Ghana in algemene zin een veilig land van herkomst is. Omdat verweerder eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, kan eiser niet worden gevolgd in zijn stelling dat Ghana voor hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is.
14. Al het voorgaande brengt met zich dat eisers asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw heeft verweerder daarom aan eiser een vertrektermijn mogen onthouden. Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw gaat dit gepaard met de uitvaardiging van een inreisverbod (voor de duur van twee jaren).
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.