ECLI:NL:RBDHA:2022:7812
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing van inreisverbod en de gevolgen voor verblijfs- en werkvergunning in Polen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een inreisverbod dat aan eiser was opgelegd voor de duur van twee jaar. Eiser, van Oezbeekse nationaliteit, had verzocht om opheffing van dit inreisverbod, omdat hij stelde dat het in de weg stond aan het verkrijgen van een verblijfsvergunning en werkvergunning in Polen. Eiser voerde aan dat hij zakelijke belangen in de Europese Unie had en dat het inreisverbod hem onredelijk bezwaarde in zijn arbeidsmogelijkheden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij in aanmerking kwam voor een werkvergunning in Polen en dat het inreisverbod hiervoor een belemmering vormde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank benadrukte dat, zelfs als de Poolse autoriteiten overwegen een verblijfsvergunning te verlenen, zij contact moeten opnemen met de verweerder in deze zaak, conform de Schengenuitvoeringsovereenkomst. De uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, en is openbaar gemaakt.