Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eiser] te [woonplaats 1] ,
1.VENTAX HOLDING B.V.te Rotterdam,
1.De procedure
2.De feiten in conventie en in reconventie
[eisers] hebben het gebruik van water en elektriciteit bij e-mail van 25 november 2021 tegen een termijn van achttien weken opgezegd. Daarmee loopt de termijn af op 1 april 2022. De gehanteerde opzegtermijn komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor. Dat geldt temeer nu Ventax c.s. vanaf januari 2021, en in ieder geval vanaf juli 2021, ermee bekend waren dat [eisers] , mede vanwege de aanleg van de nieuwe recreatiewoning, het gedeelde gebruik wensten te beëindigen. Ventax c.s. hebben geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat het voor hen binnen de gestelde (wettelijke) termijn niet mogelijk was eigen aansluitingen te doen aanleggen. Dat Liander de termijn van achttien weken niet altijd haalt, betekent niet dat dat ook bij de Percelen 5a en/of 5b het geval is. Voor zover Ventax c.s. meenden dat de opzeggingstermijn onredelijk was, hadden zij direct na de opzegging bij Liander moeten informeren of binnen die termijn een nieuwe aansluiting gerealiseerd kon worden, zodat zij [eisers] in het geval dat dat niet haalbaar zou zijn, gemotiveerd hadden kunnen verzoeken om een ruimere termijn te hanteren. Het feit dat Ventax c.s. geen aanvragen hebben gedaan en ook geen concrete informatie hebben ingewonnen, dient voor hun rekening en risico te blijven.
er belang bij hebben om, nu de eigen aansluitingen op nutsvoorzieningen (of alternatieve wijzen van energie- en watervoorziening) niet voor 1 april 2022 gerealiseerd zullen zijn, zolang mogelijk gebruik te maken van de hoofdaansluitingen op het perceel van [eisers] Uit de door [eiser] overgelegde opdrachtbevestigingen volgt dat de door hen ten behoeve van de door hen te realiseren recreatiewoning aangevraagde verplaatsing van de beide hoofdaansluitingen medio april 2022 wordt uitgevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [eisers] verklaard dat de infrastructuur die leidt naar de Percelen 5a en 5b niet op eenvoudige wijze (niet zonder graven en het verleggen van leidingen) is aan te sluiten op de nieuwe (hoofd)aansluitingen. Voorts is onduidelijk of Liander en/of Oasen in de nieuwe situatie toestemming verlenen voor doorlevering aan de Percelen 5a en 5b. Vanaf de verplaatsing kan daarom niet meer van [eisers] worden gevergd dat zij toelaten dat [gedaagde] c.s. gebruik blijven maken van de hoofdaansluitingen op hun perceel. In het kader van de te maken belangenafweging ziet de voorzieningenrechter echter wel aanleiding de termijn waarbinnen [gedaagde] gebruik kunnen maken van de aansluitingen te verlengen tot aan de daadwerkelijke verplaatsing van de hoofdaansluitingen.
De heer [gedaagde] handelt in deze op eigen titel. U kunt zich desgewenst rechtstreeks tot hem wenden”. Dat heeft de advocaat van [eisers] vervolgens gedaan.
Allereerst bevestig ik u dat ik Mr. Overeem verzocht om het vonnis van de voorzieningenrechter in bovenbedoelde zaak van 25 maart 2022 te laten betekenen.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
inde nieuwe recreatiewoning van [eisers] In het Vonnis (in 4.9 en 4.10) is expliciet overwogen dat de opzegging van [eisers] rechtmatig was en dat het recht van [gedaagde] c.s. om de nutsvoorzieningen op het perceel van [eisers] te gebruiken in beginsel op 1 april 2022 zou eindigen en dat [gedaagde] c.s. na die datum voor hun eigen voorzieningen dienden te zorgen. In 4.7 is in dit verband overwogen dat [gedaagde] c.s. daarmee vanaf in ieder geval juli 2021 bekend waren, of hadden moeten zijn. [gedaagde] c.s. hadden ten tijde van het eerdere kort geding geen aanvraag voor eigen aansluitingen gedaan, waardoor zij na de afsluiting zonder nutsvoorzieningen zouden komen te zitten. Dit gegeven is in het Vonnis onderkend, onder meer in 4.16. Om [gedaagde] c.s. (enigszins) tegemoet te komen is in 4.11 overwogen dat zij tot aan de verplaatsing van de hoofdaansluitingen
ten behoeve vande nieuwe recreatiewoning de voorzieningen van [eisers] mochten gebruiken. Uit niets blijkt dat dit een nieuwe definitieve hoofdaansluiting moest zijn en/of dat dit niet de voorziene bouwaansluiting mocht zijn. Na de verplaatsing hoefden [eisers] het gebruik van [gedaagde] c.s. niet meer toe te staan, omdat [eisers] in die procedure onweersproken hadden gesteld dat de infrastructuur die leidt naar de Percelen 5a en 5b niet op eenvoudige wijze (niet zonder graven en het verleggen van leidingen) is aan te sluiten op de nieuwe (hoofd)aansluitingen en omdat onduidelijk was of de netbeheerders in de nieuwe situatie (met de nieuwe (hoofd)aansluitingen) toestemming zouden verlenen voor de doorlevering aan de Percelen 5a en 5b. Op grond van het Vonnis konden [gedaagde] c.s. dus na de verplaatsing geen aanspraak meer maken op het gebruik van de voorzieningen op het perceel van [eisers] Vanaf de verplaatsing kunnen [eisers] dus ook geen dwangsommen hebben verbeurd.
a fruit of the poisonous tree) voor het eigen onrechtmatig handelen van [gedaagde] c.s. Dit verweer kan niet worden gevolgd. Niet valt in te zien dat het instellen van deze vordering misbruik van procesrecht oplevert en/of in strijd is met de goede procesorde. Overigens zou het niet in het belang van partijen zijn, dus ook niet in het belang [eisers] , indien [gedaagde] c.s voor het instellen van deze vordering een afzonderlijk kort geding had moeten aanvangen.