ECLI:NL:RBDHA:2022:7681

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
09/292640-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van cryptovaluta met geweld en bedreiging in vereniging

Op 26 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum 1], die samen met medeverdachte [medeverdachte] op 3 augustus 2021 in Rijswijk betrokken was bij de diefstal van cryptovaluta. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever, [slachtoffer], hebben mishandeld en bedreigd met geweld om hem te dwingen tot het overmaken van cryptovaluta ter waarde van ongeveer 50.000 euro. De mishandeling vond plaats in een bedrijfspand, waar de aangever werd geslagen, geschopt en bedreigd met zware mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van inconsistenties in de verklaringen van de aangever. De rechtbank heeft de diefstal met geweld en bedreiging bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 55.385,- vorderde, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering grotendeels toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf de datum van de diefstal.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/292640-21
Datum uitspraak: 26 juli 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Nieuwegein, in Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 8 februari 2022 en 2 mei 2022 (beide pro forma) en 12 juli 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Offers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.Y. Taekema naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 12 juli 2022 - ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 augustus 2021 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid cryptovaluta (te weten: 175 Binance Coins, met op dat moment een waarde van ongeveer 50.000,- euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te
schoppen en/of bij de keel te grijpen en/of de keel dichtgeknepen te houden,
- (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij geld en/of cryptovaluta
naar verdachte en/of zijn mededader(s) moet overmaken en/of moet inloggen op
zijn laptop en/of op zijn cryptowallet/cryptoaccount,
- (daarbij) een stang, althans een scherp voorwerp, tegen de tenen, alathans het
lichaam, van die [slachtoffer] te drukken,
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te
tonen,
- (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de volgende woorden toe te voegen: “Maak geld
over anders trekken wij op de Koerdische en Taliban manier nagels uit je tenen en
breken we je botten”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
en/of
- (daarbij) de mond van die [slachtoffer] dicht te plakken met ducttape;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] , althans een ander of anderen dan verdachte, op of omstreeks 3 augustus 2021 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid cryptovaluta (te weten: 175 Binance Coins, met op dat moment een waarde van ongeveer 50.000,- euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te schoppen en/of bij de keel te grijpen en/of de keel dichtgeknepen te houden,
- (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij geld en/of cryptovaluta naar verdachte en/of zijn mededader(s) moet overmaken en/of moet inloggen op zijn laptop en/of op zijn cryptowallet/cryptoaccount,
- (daarbij) een stang, althans een scherp voorwerp, tegen de tenen, alathans het lichaam, van die [slachtoffer] te drukken,
- (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen,
- (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de volgende woorden toe te voegen: “Maak geld over anders
trekken wij op de Koerdische en Taliban manier nagels uit je tenen en breken we je botten”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- (daarbij) de mond van die [slachtoffer] dicht te plakken met ducttape;
bij welk feit verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door op verzoek van die [medeverdachte] naar de locatie te komen waar die [medeverdachte] en/of die [slachtoffer] zich bevonden en/of (vervolgens) de laptop van die [slachtoffer] (uit diens woning) op te halen en/of (vervolgens) deze laptop aan die [medeverdachte] af te geven en/of (vervolgens) aanwezig te blijven tot het feit was voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal met bedreiging en geweld, in vereniging gepleegd, waarbij de feitelijkheden van het slaan, het stompen, de keel dichtknijpen, het drukken van een stang op de tenen en het dreigend zeggen te moeten inloggen op zijn laptop en/of wallet bewezen kunnen worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft, districtsrecherche Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 348).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 10 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 74 t/m 87):
Ik doe aangifte van diefstal vanuit mijn crypto wallet en tevens ben ik mishandeld. Op 3 augustus 2021 was ik omstreeks, 00:30 uur op mijn bedrijf gevestigd aan de [adres] in Rijswijk. Ik had afgesproken met een vriend tevens collega/medewerker genaamd [medeverdachte] [geboortedatum 2] . [medeverdachte] kwam rustig binnen en deed de deur op slot en wij hebben even gesproken. [medeverdachte] zei toen tegen mij dat ik crypto geld naar hem moest overmaken. Ik had op dat moment rond de 57000 euro in mijn crypto wallet staan aan eurofiat munten. Ik heb toen tegen [medeverdachte] gezegd dat ik niks ging overmaken naar hem. Daarna sloeg [medeverdachte] mij twee keer in mijn gezicht met de vlakke hand. Dit deed gelijk ook veel pijn op mijn wang. Volgens mij sloeg hij echt op volle kracht. Ik ben toen opgestaan en zei tegen hem wat de fack hij deed. Gelijk hierna kwamen drie andere jongens binnen. Ik ben toen door hun alle vier vastgepakt en op de grond gegooid en hierna sleepten zij mij over de grond naar een andere kamer. Toen ik op de grond lag hebben ze een kruk op mij gegooid en hebben zij mij op meerdere plekken geschopt, geslagen en ik ben ook gewurgd door iemand. Ik voelde toen veel pijn op mijn rug, knieën, borst en enkels. Terwijl zij dit bij mij deden zei [medeverdachte] dat ik geld naar hem moest overmaken anders zouden zij op de Koerdische en Taliban manier nagels uit mijn tenen trekken en mijn botten breken totdat ik geld zou overmaken. [medeverdachte] zei toen ook tegen zijn neefjes dat zij een tang moesten gaan pakken uit de auto. Toen ontstond er een discussie tussen hen of zij mij eerst nog meer pijn zouden doen voordat ze mij gingen martelen. Ik hoorde ze tegen elkaar zeggen dat ze mij ook in de brand wilden steken als ik niet het geld zou overmaken. Hierna werd ik weer geschopt en geslagen. Ik denk dat dit ongeveer 2 à 3 uur lang heeft geduurd met zo nu en dan een pauze. Uiteindelijk gaf ik op en vroeg [medeverdachte] waar mijn laptop was. Ik zei toen dat mijn laptop bij mijn vader lag. [medeverdachte] belde toen mijn broer [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] , of hij kon komen om mijn huissleutels van het huis van mijn vader te halen om zo mijn laptop te kunnen halen. Uiteindelijk zag ik dat mijn broer binnen kwam met mijn laptop tas. Mijn broer zei toen tegen mij dat ik hem, onze moeder en [naam 1] , mijn andere oudere broer, geen geld wilde geven/delen en zij daarom dit gepland hadden. [medeverdachte] heeft dit ook meerdere keren tegen mij gezegd terwijl ik geslagen werd. [verdachte] zei toen dat ik beter het geld moest geven als ik hier nog levend uit zou willen lopen. Toen gaf [verdachte] mij mijn laptop en zei dat ik moest inloggen en dat zij anders zouden doorgaan op de Koerdische manier net zolang totdat ik geld zou overmaken. Ik heb toen opgegeven en ben ingelogd. Ik heb toen ingelogd op mijn "By nuts" account en toen nam [medeverdachte] de laptop van mij over en heeft meerdere bedragen van mijn account over gemaakt naar zijn account en vanuit zijn account heeft hij weer naar 3 andere accounts geld overgemaakt. Mijn cryptorekeningnummer: [rekeningnummer 1] . Het cryptorekeningnummer waar [medeverdachte] naar heeft overgemaakt. [rekeningnummer 2] ;
2. Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , opgemaakt op 3 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 88-97):
[medeverdachte] deed de deur achter zich dicht. Daarna begon hij te schreeuwen en gaf hij mij opeens met de vlakke hand. We gingen een beetje duwen en uit het niets loopt hij naar de achterdeur, maakt de deur open en ik zie drie jongens naar binnen lopen. Daarna hebben ze deur achter zich dichtgedaan, ze zeiden je gaat nu het geld geven aan ons. Anders kom je hier niet meer levend uit. En toen hebben ze meer lopen slaan. Toen begon ik te schreeuwen met help help en toen ik dat deed, hebben ze duct tape op mijn mond gedaan. Ik weet niet wie mij sloeg, ik kreeg van iedereen klappen. Dat weet ik zeker.
V: Wie heeft de duct tape over je mond gedaan?
A: [medeverdachte]
Toen werd ik overal klemgepakt door die andere drie jongens. Toen heeft [medeverdachte] mijn schoenen uitgetrokken en daarna mijn sokken uitgetrokken. Eentje zei we gaan jouw teennagels eruit halen. [medeverdachte] zei dat. Toen zei hij tegen zijn neven: haal de tang uit de auto. Volgens mij konden ze geen tang vinden. Toen pakten ze de stang van de deur. [medeverdachte] zette die stang op mijn grote teen en ging drukken om te laten zien hoe dat voelt. Toen zette hij hem op de andere teen. En toen wilde hij druk zetten en zei: ga nu die laptop openmaken anders maak ik je teen kapot. De stang stond met de punt in mijn teen. Hij zei ga je hem nu nu geven. Ik voelde de druk tegen mijn tenen aan. Toen heb ik opgegeven en toen zei ik is goed geef me die laptop.
V: Zijn er nog sporen zichtbaar op je tenen?
O: SO laat zijn blote voeten zien. Op tenen van linkervoet zijn kleine rode puntjes te zien.
3. Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring over [slachtoffer] , voor zover inhoudende (p. 102-104):
Medische informatie betreffende [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 3] .
Datum SEH bezoek: [datum] .
Uitwendig waargenomen letsel: multipele contusies.
CWK is zowel vertebraal als paravertebraal drukpijnlijk, drukpijn thorax zowel
links als rechts onder lateraal. Klein hematoom linker kaakkop, drukpijn gehele hoofdhuid, drukpijn TWK en LWK zowel centraal als paravertebraal. pm over de ribben lateraal. Drukpijn linker knie en kan deze niet belasten. Krassen in de nek enkele cm‘s lang. Schaafwonden dorsale zijde beide handen. Aangezicht: minimaal hematoom links, maar vooral de huid is pijnlijk. Thorax rechts drukpijnlijk tpv ribben. Wervelkolom: gehele rug diffuus pijnlijk, puntum maximum ribben rechts. LI knie pijnlijk.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 161-164):
Uit aangereikte stukken afkomstig van aangever [slachtoffer] blijkt het volgende:
verklaarde dat de verdachte [medeverdachte] voor een waarden van 50000 euro aan cryptocurrency had overgeschreven naar zijn eigen cryptowallet. Dit betroffen cryptomunten van het type BNB, oftewel Binance Coin. Ten tijde van overschrijving van BNB van de cryptowallet van aangever [slachtoffer] werd een bedrag van 174.9995 BNB overgemaakt op 3 augustus 2021. De waarde van dit bedrag in euro's bedroeg toen rond de 50000 euro. Op bijgevoegd fotoblad 1 is te zien dat op 3 augustus 2021 een bedrag van 174.9995 BNB is overgemaakt naar een cryptowallet voorzien van de code [rekeningnummer 3] . Op fotoblad 2, onder A is zichtbaar dat de overschrijving heeft plaatsgevonden op dinsdag 3 augustus 2021 te 02.56.05 uur. Het bedrag 174.9995 BNB was afkomstig van de cryptowallet van aangever [slachtoffer] , voorzien van de code [rekeningnummer 4] naar de cryptowallet met de code [rekeningnummer 3] .
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 122-141):
Op 6 augustus 2021 en zondag 8 augustus 2021 bekeek ik, verbalisant, de gevorderde camerabeelden van het pand aan de [adres] te Rijswijk. De aangegeven tijd op de camera loopt 50 minuten achter. De camerabeelden waarover ik mijn bevindingen deel zijn van de nacht van maandag 2 augustus 2021 op dinsdag 3 augustus 2021.
B4 en daarna B3 treden om 00:38:25 het pand binnen. Om 00:42:50 betreden B1, B2 en B5 het pand. Om 00:43:35 lopen B1, B2, B3 en B4 het pand uit. B4 gaat weer naar binnen. B1, B2 en B3 vertrekken. Om 01:00:30 komt een zilverkleurige auto (VT3) aanrijden. Drie personen komen vlak daarna aanlopen. B6, B7 en B8 lopen vlak achter elkaar het pand binnen. Om 01:12:30 komt B5 naar buiten. Vervolgens pakt hij zijn telefoon en loopt hij bellend het parkeerterrein op. Om 01:52:40 komt B5 weer naar buiten en is hij weer bellend op het parkeerterrein. Om 01:53:00 loopt hij weer naar binnen. Om 01:55:43 komt een zwarte Volkswagen (VT4) het terrein oprijden. Om 01:57:08 komt B5 weer naar buiten en loopt hij naar VT4 toe. Na enkele minuten stapt een man uit (B9). B5 heeft nu een laptoptas in zijn handen. B5 en B9 lopen naar de achterzijde van het pand en lopen naar binnen. Om 03:02:15 stapt B6 als eerst naar buiten, gevolgd door B7 en B8. Vervolgens komen B5 en daarna B4 naar buiten lopen.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 142 en 143):
Op woensdag 18 augustus 2021 deed ik, verbalisant, onderzoek naar de identiteit van de personen welke te zien waren op de bewakingscamerabeelden, opgenomen in de nacht van maandag 2 augustus 2021 op dinsdag 3 augustus 2021, op de locatie [adres] te Rijswijk. Naar aanleiding van de verklaringen van aangever [slachtoffer] en foto's uit het bedrijfsprocessysteem Integrale Bevraging heb ik, verbalisant, onderzoek gedaan naar de identiteit van de betrokkenen welke zijn genaamd B1 tot en met B9. B4 betreft aangever [slachtoffer] . De aangever verklaarde dat hij en zijn vrienden in afwachting waren van de compagnon van de aangever, te weten [medeverdachte] , geboren [geboortedatum 2] . Nadat laatstgenoemde alleen arriveerde in een personenauto, merk Toyota, type Aygo, kleur wit en voorzien van het kenteken [kenteken 1] , en middels gebruik van een politiefoto, kon de identiteit worden vastgesteld van de persoon B5, namelijk [medeverdachte] . Uit het proces-verbaal van bevindingen 2021224788-2 blijkt dat drie personen waren gearriveerd in een Volvo V40, grijs van kleur, en voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Dit voertuig is te naam gesteld van [betrokkene 1] , geboren [geboortedatum 4] . Middels een rijbewijsfoto kan worden vastgesteld dat voornoemd persoon de afgebeelde persoon is welke is voorzien van de codering B6.
Middels foto's uit het bedrijfsprocessysteem Integrale Bevraging is de identiteit vastgesteld van de personen B7, te weten [betrokkene 2] , geboren [geboortedatum 5] en B8, te weten [betrokkene 3] , geboren [geboortedatum 6] . Tenslotte arriveert een personenauto, merk Volkswagen, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 3] . Hieruit stapt een persoon, B9, welke is herkend als [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] , te weten de broer van aangever [slachtoffer] .
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 149-154):
Op dinsdag 10 augustus 2021 heb ik verbalisant onderzoek verricht aan opgenomen
gesprekken die zich bevonden tussen de telefoondata welke was veiliggesteld vanaf
de telefoon van aangever [slachtoffer] . Bestandsnaam van het geluidsfragment is
[bestandsnaam] Het bestand werd opgenomen op 3
augustus 2021 aanvang 01.56:13 uur. Dit gesprek is zoveel mogelijk letterlijk
weergegeven.
NN1: Had je wat tegen je pa gezegd
NN2: Nee niks, geen …
NN1: Luister dan, hij doet moeilijk, ik ga hem gewoon.... Hij wil zijn telefoon niet openen. Ik heb alleen gezegd dat jij hebt tegen mij verteld van die zeven doezoe. Als je wil kom binnen, zeg tegen hem werk gewoon mee want echt lastig of als je wilt ga, wat jij wil, wat jij wil. Hij zegt nee.....die zeven doezoe. Maakt niet uit wat, maar maakt niet uit, ik neem de laptop
NN1: Hij wil niet betalen hij zegt ik heb geen 100 doezoe.
NN1: Ik heb hem geslagen....weet je, niet gek doen of zo he.
NN2: Ik wil mijn honderd doezoe, hij krijgt nog zeventig doezoe aan Die mag hij hebben. Je mag hem zeggen of hij werkt mee of je weet wat ik met die andere heb gedaan, ga ik precies hetzelfde met hem doen toch. Hij zal laptop wegbrengen of zo, hij kan geen kant op. Wil je zeggen
NN2: Ga je je laptop openen.
NN2: ja, oke, hij wil zijn wallet niet openen en z'n Binance, maar hij heeft ook trustwallet staan sorry doet een beetje moeilijk
NN1: lk heb hem een paar klappen gegeven, is nog niks maar, dadelijk als ik met hem verder ga moet jij weg ja
NN1: Je hebt heel veel wallet, je moet mij Binance laten zien, alles wat je daar naartoe hebt gestuurd plus jouw bankrekening.
NN3: ik laat je mijn bankrekening zien, ik laat je mijn bankrekening zien
NN1: Je moet niet met mij spelen, moet ik jou voor je broer hier smijten, kanker.....
NN?:.of je nou Binance opneemt of of wat dan ook , 100 doezoe moet jij mij geven
NN3: Dat is al mijn geld, dat is al mijn geld
NN?: zeg tegen hem probleem
NN3: het is al mijn geld
NN2: prima, ik laat jullie nu samen achter, 70 duizend euro .... ..die is van hem, die mag hij houden, die andere ......... . Begin te openen dan
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 november 2021, voor zover inhoudende (p. 296):
Op dinsdag 26 oktober 2021 ontving ik, verbalisant, middels e-mail een geluidsbestand betreffende het onderzoek Ecuador. In dit geluidsfragment hoorde ik, verbalisant, onder andere de fragmenten waarin werd gezegd:
" .... ..ga jij laptop openen.....”, “....heb jij oplader nodig... en ..hij wil de wallet niet openen...” lk, verbalisant, herkende de stem uit deze fragmenten, als de stem van de door mij, verbalisant, verhoorde [verdachte] .
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 juli 2022, voor zover inhoudende (ongenummerd)
Ik verbalisant deed nader onderzoek aan de uitgelezen mobiele telefoon van aangever [slachtoffer] . Ik zag dat op de voornoemde telefoon op 16-03-2021 te 21:41:14 uur de applicatie "Oproepen opnemen - Cube ACR" werd geïnstalleerd. Met deze app kan je gesprekken die worden gevoerd met de telefoon opnemen. Je kan de app zo instellen dat deze automatisch het gesprek opneemt,
zowel inkomende als uitgaande oproepen. De app slaat de opgenomen gesprekken op de telefoon op. Ik zag op de voornoemde telefoon bij de call-logs, logging van alle inkomende en uitgaande oproepen, dat er op 3-8-2021 te 01:56:04 uur via whatsapp een inkomende telefoonoproep is geweest van het contact " [naam 2] ". Ik zag dat het een "missed" oproep betrof. Op de voornoemde telefoon werd eerder al het bestand [bestandsnaam] aangetroffen en uitgewerkt.
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 107-114):
Op dinsdag 3 augustus 2021 omstreeks 03:54 uur ben ik verbalisant het bedrijfspand aan de [adres] te Rijswijk betreden. Er bevond zich een kleine ruimte naast de keuken. In deze ruimte lag op de grond een rol duct tape.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat de aangever (hierna ook: [slachtoffer] ) wisselend heeft verklaard en zich bezighoudt met oplichtingspraktijken en zijn verklaringen daarom onbetrouwbaar zijn en moeten worden uitgesloten als bewijs. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt. [slachtoffer] heeft in zijn verklaringen op hoofdlijnen en wat betreft relevante details bij de politie en nadien bij de rechter-commissaris concreet en consistent verklaard. Voor zover in zijn verklaringen inconsistenties voor komen, betreffen deze niet het ten laste gelegde, en is daarbij ook geen sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] aantasten. De verdediging heeft voorts ook geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou volgen dat [slachtoffer] onjuist heeft verklaard over de ten laste gelegde feitelijkheden. De enkele bewering van de verdediging dat sprake is van een geschil omdat [slachtoffer] zijn vrienden en familie zou hebben misleid/opgelicht bij het investeren in een door hem uitgegeven of uit te geven crypto munt is in dit verband in elk geval onvoldoende. De rechtbank zal de verklaring van de aangever dan ook niet uitsluiten van het bewijs.
Er zijn verder geen aanwijzingen dat, zoals door de verdediging is aangevoerd, het geluidsfragment van het opgenomen gesprek niet authentiek zou zijn, maar door de aangever (met andere personen) is gefabriceerd. Uit onderzoek van de politie volgt dat het geluidsfragment ook daadwerkelijk op het vermelde tijdstip is opgenomen met aangevers telefoon via een daarop geïnstalleerde opname applicatie. Dat het NFI gelet op de kwaliteit van het opgenomen geluid geen stemherkenningsonderzoek kon uitvoeren, doet aan deze bevindingen niets af, en neemt ook niet weg dat een van de stemmen herkend kon worden door een verbalisant als die van de verdachte (hierna ook: [verdachte] ).
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij in de nacht van 3 augustus 2021 in een bedrijfspand in Rijswijk is mishandeld en bedreigd met geweld en bestolen van cryptovaluta ter waarde van 50.000 euro door onder andere de medeverdachte (hierna: [medeverdachte] ) en zijn broer [verdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door ander bewijs.
De camerabeelden van het buitenterrein van het bedrijfspand sluiten aan bij de door [slachtoffer] verklaarde gang van zaken en de geschetste tijdsduur. Op de camerabeelden is te zien dat [slachtoffer] en [medeverdachte] rond 00:45 uur in het bedrijfspand zijn en vervolgens drie andere personen rond 01:00 uur het bedrijfspand binnengaan. Vervolgens is te zien dat [medeverdachte] om 01:12 uur en 01:52 uur naar buiten gaat om te bellen. Rond 02:00 uur loopt [medeverdachte] naar buiten en komt [verdachte] aan bij het bedrijfspand. [medeverdachte] en [verdachte] lopen naar binnen en [medeverdachte] heeft dan een laptoptas vast. Rond 03:00 uur verlaten [slachtoffer] , [medeverdachte] , [verdachte] en drie anderen het pand.
In het opgenomen geluidsfragment van rond 02.00 uur die nacht is een gesprek tussen drie mannen te horen, waarbij de stem van één van de mannen, NN2, door een verbalisant wordt herkend als die van [verdachte] . Dat dit [verdachte] is, past ook bij hetgeen NN1 tegen hem zegt: “Had je wat tegen je pa gezegd”. Immers, [verdachte] had net daarvoor uit de woning van de vader van [slachtoffer] en [verdachte] de laptop van [slachtoffer] opgehaald. In het geluidsfragment is te horen dat [verdachte] zegt dat [slachtoffer] zijn cryptowallet moet openen omdat hij geld wil. Ook wordt door NN1 gezegd dat [slachtoffer] daarvoor van hem klappen heeft gekregen. Uit de verklaring van aangever volgt dat NN1 [medeverdachte] moet zijn. Immers, [medeverdachte] had [verdachte] gebeld om de laptop bij vader op te halen en [medeverdachte] heeft [slachtoffer] geslagen.
Het letsel van [slachtoffer] , waaronder meerdere kneuzingen, krassen en schaafwonden in zijn gezicht, zijn nek, zijn ribben, zijn knieën en rode puntjes op de tenen, past bij het door hem beschreven op hem toegepaste geweld en de bedreiging met geweld. Dat dit letsel zou zijn veroorzaakt door een gevecht tussen [verdachte] en [slachtoffer] enkele dagen eerder, vindt geen bevestiging in de verklaringen van vader over dit eerdere incident. Dat vader hierover onjuist zou hebben verklaard zoals door de verdediging is gesteld, is niet aannemelijk geworden.
Uit het onderzoek blijkt dat op 3 augustus 2021 om 02:56 uur cryptovaluta met een waarde van 50.000 euro van de cryptowallet van [slachtoffer] is overgeboekt naar een andere cryptowallet.
Ten slotte is in het bedrijfspand een rol duct tape aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat de diefstal door [medeverdachte] en [verdachte] in vereniging is gepleegd. [verdachte] heeft op verzoek van [medeverdachte] de laptop van [slachtoffer] gehaald en terwijl hij wist dat er geweld was gebruikt door [medeverdachte] heeft hij zijn broer aangespoord mee te werken. Verder heeft hij [medeverdachte] gewezen op de aanwezigheid van de trustwallet bij Binance Coins. [medeverdachte] heeft de cryptovaluta overgemaakt, daarbij was [verdachte] aanwezig. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
Voor de bewezenverklaring van diefstal is, anders dan door de verdediging is aangevoerd, niet vereist dat vaststaat dat [slachtoffer] op het moment van het overboeken van de cryptovaluta vanuit zijn wallet de (enige) rechthebbende was ten aanzien van die cryptovaluta. [slachtoffer] had op het betreffende moment de beschikkingsmacht over de cryptovaluta; hij moest aan [medeverdachte] en [verdachte] immers voor het overmaken van die valuta aan [medeverdachte] en [verdachte] toegang tot zijn cryptowallet verschaffen. De diefstal is mogelijk gemaakt door het slaan van de aangever en door dreigend tegen hem te zeggen dat hij moest inloggen op zijn laptop en/of wallet. Vervolgens heeft [medeverdachte] de cryptovaluta overgemaakt naar een andere wallet. Dat niet vast is komen te staan dat de cryptovaluta naar een wallet van [medeverdachte] zijn overgemaakt, doet aan de wegnemingshandeling niet af. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachten volgt dat zij het oogmerk hadden om zich de valuta in de crypto wallet van [slachtoffer] wederrechtelijk toe te eigenen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] zich in vereniging schuldig hebben gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het tonen van het vuurwapen, nu daarvoor enig steunbewijs ontbreekt.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 3 augustus 2021 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander een hoeveelheid cryptovaluta (te weten: 175 Binance Coins, met op dat moment een waarde van ongeveer 50.000,- euro), die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door:
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te schoppen en/of bij de keel te grijpen en/of de keel dichtgeknepen te houden,
- daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij geld en/of cryptovaluta naar verdachte en/of zijn mededader moet overmaken en moet inloggen op zijn laptop en/of op zijn cryptowallet/cryptoaccount,
- daarbij een stang tegen de tenen van die [slachtoffer] te drukken,
- daarbij die [slachtoffer] dreigend de volgende woorden toe te voegen: “Maak geld
over anders trekken wij op de Koerdische en Taliban manier nagels uit je tenen en
breken we je botten”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
en/of
- daarbij de mond van die [slachtoffer] dicht te plakken met duct tape.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen die niet langer is dan het al ondergane voorarrest. De verdediging heeft voorts verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft samen met de medeverdachte het slachtoffer, door hem urenlang te mishandelen en te dreigen met geweld in het bedrijfspand van het slachtoffer, gedwongen tot het openen van zijn cryptowallet. Het slachtoffer is geslagen en geschopt en er is gedreigd met zware mishandeling als het slachtoffer geen geld zou overmaken. Vervolgens heeft de medeverdachte cryptovaluta met een waarde van 50.000 euro van de cryptowallet van het slachtoffer overgemaakt naar een andere wallet en zo weggenomen. Dat de verdachte de broer is van het slachtoffer en de medeverdachte een vriend, maakt hun handelen nog schrijnender. Uit de verklaringen van het slachtoffer blijkt dat hij doodsbang was en tot op de dag van vandaag niet begrijpt waarom zijn broer en vriend hem dit hebben aangedaan.
De verdachte heeft het feit ontkend en heeft verklaard dat het slachtoffer alles in scène heeft gezet. Hij heeft dan ook geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent hem dit alles zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 januari 2022, waaruit volgt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 20 juni 2020. De reclassering kan door de ontkennende houding van de verdachte geen inschatting van de risico’s maken en ziet geen mogelijkheden voor interventies of toezicht. De reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal een gedeelte van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan een strafbaar feit schuldig te maken. De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat de verdachte, in tegenstelling tot de medeverdachte, geen fysiek geweld heeft gebruikt jegens het slachtoffer. De rechtbank ziet gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Dit betekent dat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden acht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank legt een langere gevangenisstraf op dan de tijd die de verdachte tot dusver in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om de voorlopige hechtenis op te heffen af.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 60.385,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 50.385,- aan materiële schade (te weten € 50.000,- ter vergoeding van de weggenomen cryptovaluta en € 385,- aan eigen risico ziektekostenverzekering voor de medische kosten) en € 10.000,- aan immateriële schade. Tevens verzoekt [slachtoffer] oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering ten aanzien van de weggenomen cryptovaluta af te wijzen, omdat niet vaststaat dat deze tot vermogen van de benadeelde partij behoorden. De verdediging heeft voorts verzocht om afwijzing van de verzochte vergoeding van het eigen risico, omdat de verdachte geen geweldshandelingen heeft verricht en deze kosten daarom in onvoldoende rechtstreeks verband staan met de feitelijke gedragingen van de verdachte. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging verzocht deze fors te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
materiële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade ter grote van de gevorderde bedragen heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Uitgangspunt is het wettelijk vermoeden dat degene die een goed bezit (daarover de feitelijke macht uitoefent), daarvan de rechthebbende is (art.3:119 Burgerlijk Wetboek). Zo wordt in dit geval vermoed dat de benadeelde partij de rechthebbende is op de gestolen cryptovaluta. Door de verdediging zijn onvoldoende concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die aannemelijk maken dat enig ander dan de benadeelde partij (mede) rechthebbende zou zijn. De vordering is dan ook voor wat betreft de vergoeding van de waarde van de weggenomen cryptovaluta volledig toewijsbaar.
De benadeelde partij heeft medische kosten moeten maken ten gevolge van het bewezenverklaarde feit. Dat de verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft verricht, maakt dit gelet op de bewezenverklaring niet anders. De gevorderde vergoeding van het betaalde eigen risico bij de zorgverzekering wordt daarom toegewezen.
immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Uit de stukken ter toelichting op de vordering en het verhandelde ter zitting blijkt dat de benadeelde partij psychische klachten heeft als gevolg van het bewezenverklaarde feit en onder behandeling staat van een psycholoog. Bij hem is een posttraumatische stress-stoornis vastgesteld. De rechtbank zal de hoogte van de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 5.000,- . De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
slotsom
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 55.385,-, bestaande uit € 50.385,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 3 augustus 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en
hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor de schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 55.385, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 augustus 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal makkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat
een gedeelte van die straf, groot
5 (vijf) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 55.385,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 augustus 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 55.385,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 augustus 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 302 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte en/of de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Burgers, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. L. Mundt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Klein, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juli 2022.