ECLI:NL:RBDHA:2022:7643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
NL22.4499
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag wijziging verblijfsvergunning naar arbeid in loondienst op basis van arbeidsmarktonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Surinaamse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend om de beperking van haar verblijfsvergunning te wijzigen van 'verblijf als familie- of gezinslid' naar 'arbeid in loondienst'. De aanvraag werd op 27 augustus 2021 door de staatssecretaris afgewezen, en dit besluit werd op 16 maart 2022 in het bestreden besluit gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 30 juni 2022 de zaak behandeld. Eiseres voerde aan dat de adviezen van het UWV niet zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat verweerder deze adviezen niet had mogen gebruiken voor zijn besluit. De rechtbank oordeelde dat de adviezen van het UWV, die concludeerden dat er prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt was voor de functie van eiseres, voldoende zorgvuldig waren en dat verweerder deze adviezen terecht had gevolgd. Eiseres had niet aangetoond dat er concrete aanknopingspunten waren om aan de adviezen te twijfelen.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 3.31, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit, omdat er sprake was van prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.4499
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. R. Aboukir),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij het besluit van 27 augustus 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning regulier naar ‘arbeid in loondienst’ afgewezen.
Bij het besluit van 16 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2022 op zitting behandeld, samen met de zaak NL22.6485. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aan de zijde van verweerder verschenen mr. J.J.M. van den Boogaard, senior jurist bij UWV1 WERKbedrijf.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1981 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Op 31 mei 2021 heeft Manpower B.V. voor eiseres een aanvraag ingediend tot wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning regulier van ‘verblijf als familie- of gezinslid’ naar ‘arbeid in loondienst’.
1. Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
2. Bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.31, eerste lid, van het Vb.2 Uit een individueel arbeidsmarktadvies van het UWV van 25 augustus 2021 volgt namelijk dat eiseres niet voldoet aan artikel 8 van de Wav,3 omdat bij raadpleging van het werkzoekendenbestand van het UWV is gebleken dat sprake is van prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt voor de arbeidsplaats van eiseres. Uit het individueel arbeidsmarktadvies van het UWV van 10 maart 2022, dat naar aanleiding van het bezwaar is afgegeven, volgt dezelfde conclusie.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. De adviezen van het UWV zijn niet voldoende zorgvuldig tot stand gekomen en verweerder had deze adviezen daarom niet ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit. In beide adviezen heeft het UVW namelijk niet conform paragraaf 5.4 van de Uitvoeringsregeling4 overwogen voor welke periode van tewerkstelling de adviezen gelden en hoe lang de adviezen geldig zijn. Uit de inhoud van de adviezen volgt bovendien niet dat het prioriteitgenietend aanbod voor de arbeidsplaats aanwezig is tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst die eiseres heeft overgelegd, namelijk 1 februari 2023. Daarnaast is de door eiseres in bezwaar overgelegde arbeidsmarktrapportage van Manpower B.V. ten onrechte niet deugdelijk betrokken bij de adviezen van het UWV. Deze rapportage geeft een beter en gedetailleerder beeld van de werkelijkheid dan het systeemonderzoek van het UWV en ziet, anders dan verweerder veronderstelt, op heel Nederland en niet slechts op de regio [plaatsnaam]. Verder heeft verweerder ten onrechte niet getoetst aan het evenredigheidsbeginsel. Eiseres verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling5 van 2 februari 2022.6 Het bestreden besluit heeft namelijk negatieve gevolgen voor het inkomen van eiseres, waarmee zij in het levensonderhoud van zichzelf en haar kinderen voorziet. Daarnaast hebben Manpower B.V. en haar huidige werkgever het UWV geld en tijd geïnvesteerd in eiseres. Tot slot voert eiseres aan dat zij wil worden gehoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. In de twee individuele arbeidsmarktadviezen van 25 augustus 2021 en 10 maart 2022 heeft het UWV geconcludeerd dat op basis van de aanwezige gegevens er arbeidsmarkttechnische bezwaren zijn tegen afgifte van de gevraagde verblijfsvergunning aan eiseres. Eiseres is sinds 5 augustus 2019 in dienst als klantadviseur bij het UWV te [plaatsnaam], bij aanvang via een inleenovereenkomst via Manpower en nu op grond van een arbeidsovereenkomst met het UWV. Uit arbeidsmarktonderzoek binnen de systemen van het UWV blijkt dat er prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt aanwezig is voor de functie van eiseres. Er staan bij het UWV namelijk 6.171 werkzoekenden ingeschreven die in aanmerking kunnen worden gebracht voor het vervullen van de functie van klantadviseur, zo nodig na een inwerkperiode of interne scholing.
5. Als uitgangpunt geldt dat het afgegeven individueel arbeidsmarktadvies van het UWV een deskundigenadvies is aan verweerder voor de uitoefening van diens bevoegdheden. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling moet verweerder, indien hij
2 Vreemdelingenbesluit 2000.
3 Wet arbeid vreemdelingen.
4 Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022.
5 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er op grond van artikel 3:2 van de Awb7 van vergewissen dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en begrijpelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij zijn besluitvorming van het advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan om de inhoud of de conclusie daarvan in twijfel te trekken.8
6. Eiseres wordt niet gevolgd in haar stelling dat de individuele arbeidsmarktadviezen niet conform paragraaf 5.4 van de Uitvoeringsregeling zijn opgesteld. Verweerder heeft in zijn verweerschrift er terecht op gewezen dat paragraaf 5.4 van de Uitvoeringsregeling betrekking heeft op gevallen waarbij een positief arbeidsmarktadvies wordt afgegeven. Nu in dit geval daarvan geen sprake is, was het UWV dan ook niet verplicht om in het arbeidsmarktadvies te adviseren over de begin- en einddatum van de tewerkstelling en de geldigheidsduur van het advies. De stelling van eiseres ter zitting dat het UWV uit zorgvuldigheid toch had moeten beoordelen of er tot 1 februari 2023 sprake is van prioriteitgenietend aanbod, ondanks dat dit niet uit het beleid volgt, is onvoldoende onderbouwd en wordt niet gevolgd.
7. De rechtbank volgt verweerder voorts in zijn standpunt dat de arbeidsmarktrapportage van Manpower B.V. alleen betrekking heeft op de regio [plaatsnaam] en dus om die reden geen afbreuk doet aan de conclusies van de adviezen van het UWV. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat uit de ondertitel van de rapportage blijkt dat deze gebaseerd is op het profiel met de standplaats ‘[plaatsnaam] + 35 kilometer’. Ook heeft verweerder ter zitting niet ten onrechte gewezen op de e-mail van een accountspecialist van Manpower B.V. met als onderwerp ‘Toelichting uitzendbureau na arbeidsmarktanalyse’ waarin meerdere malen is vermeld dat de arbeidsmarktanalyse betrekking heeft op de regio [plaatsnaam]. Dat deze e-mail mogelijk niet betrekking heeft op de arbeidsmarktrapportage van Manpower B.V. maar op ander contact met het UWV, zoals eiseres ter zitting heeft betoogd, volgt de rechtbank niet gelet op de inhoud van de e-mail. De omstandigheid dat in de kantlijn op pagina 3 van de rapportage van Manpower B.V. vermeld staat dat weergegeven wordt hoe de doelgroep eruit ziet ten opzichte van de Nederlandse arbeidsmarkt, is onvoldoende voor het oordeel dat de rapportage niet alleen ziet op de regio [plaatsnaam].
8. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen sprake is van concrete aanknopingspunten die moeten doen twijfelen aan de inhoud of de conclusie van de individuele arbeidsmarktadviezen van het UWV. Verweerder heeft deze dan ook ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit. Verweerder heeft op basis hiervan terecht overwogen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden uit artikel 3.31, eerste lid, van het Vb omdat er sprake is van prioriteit genietend aanbod.
9. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2 februari 2022 het beoordelings- en toetsingskader uiteengezet in gevallen waarin het bestreden besluit berust op een discretionaire bevoegdheid die is ingevuld met beleidsregels. De Afdeling heeft in deze uitspraak overwogen dat artikel 3:4, tweede lid, van de Awb ook geldt voor beleidsregels. In dit geval berust het bestreden besluit echter niet op een beleidsregel, maar op een gebonden bevoegdheid die haar grondslag vindt in de wet. Het beroep op de uitspraak van de Afdeling
7 Algemene wet bestuursrecht.
8 Uitspraak van de Afdeling van 27 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2659.
slaagt daarom niet. Eiseres heeft voorts niet geconcretiseerd op welke wijze in dit geval ruimte zou bestaan voor toepassing van het evenredigheidsbeginsel.
10. De rechtbank stelt vast dat eiseres de beroepsgrond dat zij gehoord wenst te worden ter zitting heeft ingetrokken, nu zij reeds in bezwaar is gehoord. De rechtbank zal deze grond dan ook niet meer bespreken.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR21427573

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.