ECLI:NL:RBDHA:2022:7465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
C/09/627989/ HA ZA 22-336
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een bodemzaak over kredietovereenkomst en kredietwaardigheid

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft de eiseres, COÖPERATIEVE RABOBANK U.A., een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die niet is verschenen. De procedure begon met een dagvaarding op 7 april 2022, gevolgd door een rolzitting op 4 mei 2022, waar verstek werd verleend aan de gedaagde. Op 1 juni 2022 werd een tussenvonnis uitgesproken waarin de eiseres werd gevraagd om een nadere akte in te dienen over de kredietwaardigheid van de gedaagde, in het kader van de kredietovereenkomst(en) die aan de vordering ten grondslag liggen. De eiseres heeft hierop gereageerd met aanvullende producties.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres voldoende bewijs heeft geleverd dat de kredietwaardigheid van de gedaagde adequaat is getoetst, zoals vereist door artikel 4:34 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de eiseres niet ongegrond of onrechtmatig is en heeft deze toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 54.202,64, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 4.074,60. De rechtbank heeft de nakosten en de rente over de proceskosten toegewezen zoals in het dictum vermeld.

Het vonnis is uitgesproken door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar bekendgemaakt door mr. P. Dondorp op 20 juli 2022. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de eiseres het vonnis kan laten uitvoeren, ook als de gedaagde in beroep gaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/627989/ HA ZA 22-336
Vonnis van 20 juli 2022
in de zaak van
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. P. Jansen te Eindhoven
tegen
[gedaagde]te [plaats],
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 april 2022, tegen de eerste rolzitting van 4 mei 2022, met producties 1 tot en met 16;
  • het ter rolzitting van 4 mei 2022 tegen gedaagde verleende verstek;
  • het tussenvonnis van 1 juni 2022;
  • akte nadere toelichting van de zijde van eiseres van 22 juni 2022, met producties 17 tot en met 19.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 1 juni 2022 is eiseres in de gelegenheid gesteld een nadere akte te nemen met betrekking tot de vraag of eiseres de kredietwaardigheid van gedaagde voor de totstandkoming van de kredietovereenkomst(en) toereikend heeft getoetst gelet op artikel 4:34 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht. Eiseres heeft daartoe een akte genomen en aanvullende producties ingediend.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit de akte en aanvullende producties voldoende blijkt en/of valt te herleiden dat eiseres de kredietwaardigheid van gedaagde toereikend heeft getoetst voor de totstandkoming van de kredietovereenkomsten waarvan zij betaling vordert.
2.3.
Voor de ingestelde vorderingen en de daartoe gestelde feiten verwijst de rechtbank, gelet op artikel 230 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kortheidshalve naar de aan dit verstekvonnis gehechte en gewaarmerkte kopie van de dagvaarding.
2.4.
Het gevorderde komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor. Daarom wordt het gevorderde toegewezen op de wijze zoals hierna volgt.
2.5.
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 123,60
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat
€ 1.114,00(1 punt × € 1.114,00 tarief IV)
totaal € 4.074,60
De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.
2.6.
Voor afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van € 54.202,64, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag op grond van artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te rekenen vanaf 7 april 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 4.074,60, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling en – indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis is voldaan – € 163,- aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85,- in geval van betekening;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken door mr. P. Dondorp, rolrechter, op 20 juli 2022.
Type: 2753