ECLI:NL:RBDHA:2022:7331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
C/09/616191 / FA RK 21-5298
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verzoek tot nietigverklaring van een Sudanees huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in Sudan zijn gehuwd. De vrouw verzocht om nietigverklaring van het huwelijk, terwijl de man verweer voerde en ook zelfstandig verzoeken indiende. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te oordelen over het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft de rechtsgeldigheid van het huwelijk beoordeeld aan de hand van het Sudanese recht. De vrouw stelde dat zij geen toestemming had gegeven voor het huwelijk en dat zij niet aanwezig was bij de huwelijksvoltrekking. De rechtbank oordeelde echter dat de vrouw een huwelijksvoogd had kunnen aanwijzen en dat het huwelijk op basis van het overgelegde huwelijkscertificaat rechtsgeldig was. Het verzoek tot nietigverklaring werd afgewezen.

Vervolgens heeft de rechtbank het subsidiaire verzoek van de vrouw tot echtscheiding beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat het huwelijk duurzaam was ontwricht en dat de vrouw recht had op echtscheiding. De rechtbank heeft ook beslist over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, die bij de vrouw zal zijn, en over de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding. De beslissing is genomen door mr. A. Emmens, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken op de openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-5298
Zaaknummer: C/09/616191
Datum beschikking: 7 juni 2022

Scheiding

Beschikking op het op 14 juli 2021 ingekomen verzoek van:

[naam 1] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Bhulai te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam 2] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 6 september 2021, met bijlagen, van de zijde van de man;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;
  • het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken;
  • het bericht van 2 mei 2022, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
Op 10 mei 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en een tolk, de heer [naam tolk] , en de man, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, mevrouw W. Fadl.

Feiten

  • In de basisregistratie personen is opgenomen dat partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] 2016.
  • Op [geboortedatum] 2017 is in [geboorteplaats] uit de vrouw geboren de minderjarige [minderjarige] .
  • De man heeft [voornaam minderjarige] op [datum erkenning] 2017 erkend.
  • Partijen hebben beiden de Nederlandse nationaliteit.
  • Bij beschikking van 1 augustus 2019 van de rechtbank [plaats] is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen in het kader van de echtscheidingsprocedure.
  • Bij beschikking van 4 oktober 2021 van deze rechtbank is in de zaak met zaaknummer C/09/581071 – voor zover hier van belang –:
  • bepaald dat [voornaam minderjarige]
 iedere week op zaterdag van 9.00 uur tot 12.00 uur bij de vader thuis, waarbij de overdracht van [voornaam minderjarige] plaatsvindt op het politiebureau;
 iedere woensdag van 14.00 uur tot 17.00 uur onder begeleiding van [instelling] ;
- iedere beslissing ten aanzien van de omgang/verdeling van de zorg- en
opvoedingstaken, de informatie- en consultatieregeling en de proceskosten
aangehouden.

Verzoek en verweer

De vouw verzoekt (naar de rechtbank begrijpt):
  • primair: het huwelijk van partijen nietig te verklaren, dan wel te vernietigen;
  • subsidiair: de echtscheiding uit te spreken en:
    -
    primair: de vrouw te belasten met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] ;
    -
    subsidiair: de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] vast te stellen bij de vrouw;
  • te bepalen dat de man met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert – onder referte van het subsidiaire verzoek tot echtscheiding – verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien verzoekt de man voorwaardelijk zelfstandig te bepalen dat [voornaam minderjarige] bij hem is de helft van de week, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, inclusief religieuze feestdagen zoals het Suikerfeest en het Offerfeest, dan wel een zorgregeling vast te stellen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Nietigverklaring huwelijk
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 lid 1 onder a Brussel II-bis rechtsmacht toe om te beslissen op het verzoek van de vrouw om het huwelijk van partijen nietig te verklaren.
Op grond van artikel 10:31 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient de rechtsgeldigheid van het huwelijk van partijen te worden beoordeeld aan de hand van het Sudanese recht, omdat het huwelijk in Sudan tot stand zou zijn gekomen. Naar analogie van dit artikel dient ook de vraag of, en zo ja, op welke gronden het huwelijk van partijen nietig kan worden verklaard naar Sudanees recht te worden beoordeeld.
Inhoudelijke beoordeling
Op grond van de in Sudan geldende Muslim Family Law is een huwelijk nietig indien niet is voldaan aan alle huwelijksvereisten. Om naar Sudanees recht een geldig huwelijk te sluiten dienen onder meer beide aanstaande echtgenoten in te stemmen met het huwelijk. Daarbij dient op grond van artikel 26 van de Muslim Family Law het huwelijk in het bijzijn van twee moslimgetuigen te worden gesloten en dient de huwelijksakte te worden ondertekend. Een vrouw kan een huwelijksvoogd aanwijzen om het huwelijkscontract voor haar te ondertekenen.
De man heeft een gelegaliseerd huwelijkscertificaat met een bijlage overgelegd. Van het huwelijkscertificaat heeft de man een vertaling overgelegd. Van de bijlage is geen vertaling overgelegd. De bijlage is op de zitting mondeling vertaald door de tolken van beide partijen. Uit die vertaling blijkt dat in de desbetreffende bijlage bij het huwelijkscertificaat is opgenomen dat de vrouw in Nederland in de echt gescheiden is van haar eerdere man, met verwijzing naar de daarbij behorende uitspraak en het zaaknummer. De bijlage is ondertekend door de “chief register of the judiciary” en maakt voorts melding van de aanwezigheid van twee getuigen en twee gemachtigden, waaronder de broer van de vrouw. Tevens wordt vermeld dat de vader van de vrouw is overleden en dat de broer met toestemming van de vrouw handelt.
De vrouw stelt dat het huwelijk van partijen nietig is omdat zij geen toestemming heeft gegeven voor het huwelijk met de man. De vrouw was zelf niet aanwezig bij de huwelijksvoltrekking en zij heeft niemand gemachtigd om het huwelijk namens haar te voltrekken, aldus de vrouw. De vrouw is ervan overtuigd dat zij, hoewel in Nederland de echtscheiding is uitgesproken en deze op [datum echtscheiding] 2012 is ingeschreven, in Sudan nog gehuwd is met de heer [naam 3] .
Zoals reeds overwogen valt uit het door de man overgelegde huwelijkscertificaat af te leiden dat de echtscheiding van de vrouw en haar ex-partner – anders dan de vrouw stelt – ook bekend was in Sudan. Dat een eerder huwelijk in de weg heeft gestaan aan het huwelijk met de man is de rechtbank dan ook niet gebleken.
Ten aanzien van de stelling van de vrouw dat zij niet bij de huwelijksvoltrekking aanwezig was overweegt de rechtbank dat dat blijkens het Sudanese geen vereiste is; de vrouw kan een huwelijksvoogd aanwijzen die het huwelijk namens haar sluit. In het huwelijkscertificaat is opgenomen dat de broer van de vrouw gemachtigd was om namens de vrouw te handelen. De vrouw heeft op de zitting aangegeven dat zij weliswaar voornemens was om op [datum huwelijk] 2016 met de man te trouwen en dat haar broer daarbij als haar gemachtigde zou optreden, maar dat dit huwelijk geen doorgang vond omdat de ambtenaar die het huwelijk zou voltrekken die dag vaststelde dat zij nog gehuwd was met haar eerdere man. De stelling van de vrouw dat zij geen toestemming aan haar broer heeft gegeven om namens haar het huwelijk te sluiten strookt naar het oordeel van de rechtbank niet met de stelling van de vrouw dat zij voornemens was om die dag met de man te trouwen door tussenkomst van haar broer. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de inhoud van het huwelijkscertificaat.
Gelet op hetgeen hiervoor overwogen is de rechtbank niet gebleken dat niet aan alle huwelijksvoorwaarden is voldaan en kan de rechtbank dus niet vaststellen dat het huwelijk van partijen nietig is. Het verzoek van de vrouw daartoe wordt daarom afgewezen. Nu het Sudanese recht geen mogelijkheid biedt om een huwelijk te vernietigen zal de rechtbank ook dit verzoek afwijzen. Hiermee komt de rechtbank in het navolgende toe aan het subsidiaire verzoek van de vrouw, namelijk de echtscheiding.
Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, BW Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Op grond van artikel 10:31 BW dient de rechtbank te beoordelen of het in Sudan gesloten huwelijk van partijen in Nederland erkend kan worden. Het uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend, wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden (artikel 10:31, eerste lid, BW). Op grond van het vierde lid van dat artikel wordt een huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
Zoals reeds overwogen is, heeft de man een gelegaliseerd en door een bevoegde autoriteit afgegeven huwelijkscertificaat met bijlage overgelegd, waaruit af te leiden is dat tussen partijen een huwelijk is voltrokken, waarbij is voldaan aan de voorwaarden naar Sudanees recht. Op grond van die akte wordt het huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn. De vrouw heeft dat vermoeden met haar stellingen niet ontzenuwd. De rechtbank verwijst naar hetgeen daarover hiervoor is overwogen. Het huwelijk dient daarom hier in Nederland te worden erkend.
Door partijen is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij
minderjarige kinderen zijn betrokken, heeft de rechtbank de bevoegdheid de verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de stukken en de behandeling ter zitting voldoende naar voren gekomen dat partijen op dit moment niet in staat zijn om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen. Gelet hierop zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft dit niet betwist, zodat het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Gezag
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over [voornaam minderjarige] .
Inhoudelijke beoordeling
Of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren en de met haar gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest, wordt blijkens artikel 10:92 BW bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de vrouw en die persoon elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Nu beide partijen, zo hebben zij ter zitting verklaard, ten tijde van de geboorte van [voornaam minderjarige] de Nederlandse nationaliteit hadden, is Nederlands recht van toepassing op de vraag of [voornaam minderjarige] in familierechtelijke betrekking tot de man staat. Blijkens artikel 1:199 onder a BW is de man de vader van [voornaam minderjarige] , nu partijen met elkaar getrouwd waren tijdens zijn geboorte. Artikel 1:251 BW bepaalt dat de ouders gedurende hun huwelijk het gezag gezamenlijk uitoefenen, zodat de partijen beiden zijn belast met het gezag over [voornaam minderjarige] .
De vrouw verzoekt haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] . Zij stelt dat er geen communicatie is tussen partijen. De vrouw moet echter wel beslissingen kunnen nemen over [voornaam minderjarige] . Door het gezamenlijk gezag in stand te laten zal [voornaam minderjarige] klem of verloren raken tussen de ouders.
De man acht het niet in het belang van [voornaam minderjarige] dat de vrouw belast wordt met het eenhoofdig gezag. Niet gebleken is dat partijen niet in staat zouden zijn om samen beslissingen over [voornaam minderjarige] te nemen. De man wil graag een rol spelen in het leven van [voornaam minderjarige] en is bereid om samen met de vrouw belangrijke beslissingen nemen over [voornaam minderjarige] .
De rechtbank overweegt dat ouders, die gedurende hun huwelijk gezamenlijk het gezag hebben, dit gezag na echtscheiding in beginsel gezamenlijk blijven uitoefenen. Slechts indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou
komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is, kan het gezag over een kind op grond van artikel 1:251, eerste lid, BW aan één ouder worden toegekend.
Partijen hebben op de zitting aangegeven dat er op dit moment geen communicatie tussen hen is. Zoals reeds overwogen onder het kopje ‘feiten’ is er een afzonderlijke procedure aanhangig over de omgang tussen de man en [voornaam minderjarige] , die nog loopt. Op de zitting is gebleken dat onder meer Veilig Thuis en Tugra betrokken zijn bij het gezin. De rechtbank is in deze procedure verder niet geïnformeerd over het verloop van de hulpverlening, de omgang tussen de man en [voornaam minderjarige] en de precieze situatie tussen de ouders. De rechtbank kan dan ook niet beoordelen of er een onaanvaardbaar risico is dat [voornaam minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders. Gelet op de betrokkenheid van voornoemde instanties sluit de rechtbank bovendien niet uit dat er binnen afzienbare tijd verbetering komt in de situatie tussen de ouders. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om haar te belasten met het eenhoofdig gezag daarom afwijzen.
Hoofdverblijfplaats
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] .
Inhoudelijke beoordeling
Het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij haar vast te stellen zal de rechtbank als onweersproken, op de wet gegrond en in het belang van [voornaam minderjarige] toewijzen.
Zorgregeling
Partijen zijn het erover eens dat er geen beslissing hoeft te worden genomen over de zorgregeling, omdat daarvoor een afzonderlijke procedure loopt. Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan het voorwaardelijke verzoek van de man daartoe.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu [voornaam minderjarige] in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] .
Inhoudelijke beoordeling
Partijen zijn het erover eens dat de man een kinderalimentatie van € 25,- per maand aan de vrouw dient te voldoen omdat hij een bijstandsuitkering ontvangt. De rechtbank zal aldus beslissen en zal daarbij als ingangsdatum de datum van indiening van het verzoekschrift hanteren, nu de man daartegen geen verweer heeft gevoerd.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum huwelijk] 2016 te Sudan;
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van 14 juli 2021 een kinderalimentatie ten behoeve van [voornaam minderjarige] van € 25,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking – tot zover en met uitzondering van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. L.C. Vos als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 juni 2022.