ECLI:NL:RBDHA:2022:7217
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Draagmoederschap en erkenning van een minderjarige in het kader van adoptie en gezag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2022 een beschikking gegeven in een procedure omtrent draagmoederschap, erkenning van een minderjarige en adoptie. De zaak betreft verzoeken van een verzoeker en verzoekster, die beiden betrokken zijn bij de zorg voor de minderjarige [voornaam minderjarige]. De rechtbank heeft eerder op 17 december 2021 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad, die op 13 mei 2022 heeft besloten om niet op deze vragen te antwoorden. De rechtbank heeft vervolgens de verzoeken van de verzoekers beoordeeld, waaronder de erkenning van de minderjarige door de verzoeker, de vaststelling van geboortegegevens, en verzoeken tot gezag en adoptie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de erkenning van de minderjarige door de verzoeker rechtsgeldig is en dat de geboortegegevens van de minderjarige kunnen worden vastgesteld. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek van de verzoeker tot eenhoofdig gezag over de minderjarige toewijsbaar is, gezien de afstand van de draagmoeder van haar ouderlijke rechten. De rechtbank heeft ook het verzoek tot adoptie door de verzoekster toegewezen, ondanks dat niet voldaan was aan de vereiste verzorgingstermijn, omdat dit in strijd zou zijn met het recht op respect voor privé- en gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de minderjarige in het gezin van de verzoekers opgroeit en dat de verzoekers verantwoordelijk zijn voor zijn verzorging en opvoeding. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de erkenning van de minderjarige door de verzoeker op de geboorteakte aan te tekenen en heeft de adoptie door de verzoekster uitgesproken. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.