ECLI:NL:RBDHA:2022:7216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
C/09/594387 / FA RK 20-3769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Draagmoederschap en de erkenning van buitenlandse rechterlijke beslissingen in het Nederlandse recht

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 juli 2022, wordt een verzoek behandeld met betrekking tot draagmoederschap en de erkenning van een Amerikaanse uitspraak en geboorteakte. De zaak betreft verzoekers die in Israël wonen en een verklaring voor recht willen dat zij juridisch ouders zijn van hun kind, geboren in de Verenigde Staten. De rechtbank heeft eerder prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad, die op 13 mei 2022 heeft geoordeeld dat zolang er geen wettelijke regeling is, de rechter in elke zaak moet beslissen op basis van de specifieke omstandigheden.

De rechtbank oordeelt dat het gebruik van een onbekende eiceldonatrice in het draagmoederschapstraject in strijd is met fundamentele waarden van de Nederlandse rechtsorde. Dit leidt tot de conclusie dat de Amerikaanse rechterlijke beslissingen en de geboorteakte niet van rechtswege erkend kunnen worden, omdat erkenning onverenigbaar is met de openbare orde. De rechtbank wijst de verzoeken van de wensouders af, omdat zij in Nederland niet als juridisch ouders worden erkend en dus ook geen ouderlijk gezag kunnen uitoefenen.

De rechtbank benadrukt het belang van het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen en stelt dat de huidige situatie, waarin de eiceldonatrice onbekend is, dit recht in gevaar brengt. De beslissing van de rechtbank is in lijn met de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap en de waarborgen die door de overheid zijn geformuleerd voor een zorgvuldig draagmoederschapstraject. De rechtbank concludeert dat de verzoeken om erkenning van de Amerikaanse uitspraak en geboorteakte niet kunnen worden toegewezen, en wijst de verzoeken af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-3769
Zaaknummer: C/09/594387
Datum beschikking: 19 juli 2022

Beschikking op het op 11 juni 2020 ingekomen verzoekschrift van:

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] ,

hierna ook: [naam verzoeker 1] dan wel [naam verzoeker 2] , dan wel gezamenlijk: verzoekers of wensouders,
beiden ten tijde van de indiening van het verzoek wonende te [woonplaats] ,
thans wonende in Israël,
advocaat: mr. K.S.M. Smienk te Utrecht.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van 17 december 2021 heeft de rechtbank prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad, is deze zaak pro forma aangehouden tot 1 september 2022 en is iedere verdere beslissing aangehouden.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:685) zijn prejudiciële beslissing gegeven. De Hoge Raad heeft afgezien van beantwoording van voornoemde prejudiciële vragen. In rechtsoverweging 3.4 heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:
“Zolang een wettelijke regeling ontbreekt, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden. Het staat de rechter vrij om bij de beantwoording van vragen over de erkenning van een buitenlandse rechterlijke beslissing of een buitenlandse akte waarbij afstammingsrechtelijke relaties zijn vastgesteld tussen het kind en de wensouders, overeenkomstige toepassing te geven aan de art. 10:100 en 10:101 BW.”
De rechtbank heeft nadien nog kennisgenomen van het volgende stuk:
- de brief van verzoekers ingekomen op 27 juni 2022.
De rechtbank zal bij deze stand van zaken en nu de inhoudelijke behandeling van deze zaak al op 7 september 2021 heeft plaatsgevonden de zaak zonder nadere behandeling ter zitting schriftelijk afdoen.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking van 17 december 2021 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Processuele positie van de draagmoeder en haar echtgenoot
De rechtbank heeft de draagmoeder en haar echtgenoot onder voorbehoud als belanghebbenden in deze procedure aangemerkt en nog niet opgeroepen. Nu uit het navolgende blijkt dat de verzoeken worden afgewezen, ziet de rechtbank aanleiding de draagmoeder en haar echtgenoot in deze procedure niet als belanghebbenden aan te merken. Van het alsnog oproepen van de draagmoeder en haar echtgenoot wordt dan ook afgezien.
Toetsing diverse overgelegde stukken
In voornoemde tussenbeschikking zijn door de rechtbank in de rechtsoverwegingen 5.18 en 5.19 diverse door verzoekers overgelegde stukken getoetst. De rechtbank heeft toen overwogen dat zij aan de door verzoekers overgelegde uitspraken van de Israëlische rechter, de partnerverklaring en de vertaling van een in Israël opgemaakt deskundigenoordeel betreffende een DNA-onderzoek, alsmede aan de overgelegde notariële akte
vooralsnogvoorbij gaat. De rechtbank ziet nu geen aanleiding om over deze stukken anders te oordelen en zal aan deze stukken dan ook voorbij gaan. Voor wat betreft de motivering verwijst de rechtbank naar de hiervoor vermelde rechtsoverwegingen.
Verzoek om een verklaring voor recht af te geven
Aan de orde is nog het verzoek dat ertoe strekt dat voor recht wordt verklaard dat beide verzoekers juridisch ouder zijn van het kind, [minderjarige] [naam verzoeker 2] - [naam verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , Verenigde Staten van Amerika, en dat zij beiden het ouderlijk gezag over het kind dragen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Juridisch kader
Ingevolge artikel 1:26 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand. Zoals al in de tussenbeschikking van deze rechtbank is overwogen kunnen verzoekers deze verklaring voor recht verzoeken en hebben zij bij deze verklaring, gelet op de onder voorwaarde aan hen verstrekte kinderopvangtoeslag, ook voldoende belang.
Toetsing Amerikaanse uitspraak
De rechtbank zal allereerst beoordelen of de uit de Amerikaanse uitspraak voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend.
De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap. Ingevolge art. 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van de onder sub a en b vermelde uitzonderingsgevallen. Nu het draagmoederschap in de Verenigde Staten van Amerika heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank aannemelijk dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter voldoende aanknoping bestond. In ieder geval kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. De rechtbank heeft op basis van de stukken evenmin aanwijzingen dat aan de Amerikaanse beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Het gaat in deze om de vraag of de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW, zich verzet tegen erkenning van de Amerikaanse uitspraak en de in die uitspraak tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen.
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Nu de wensouders in de Amerikaanse beslissing als ouders zijn aangemerkt van het kind dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van het kind en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommisssie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
De rechtbank stelt vast dat de wensouders in hun traject van draagmoederschap gebruik hebben gemaakt van een onbekende eiceldonatrice. Het kind is hierdoor niet (met zekerheid) in staat om volledig te achterhalen van wie het genetisch afstamt. Dit is in strijd met het fundamentele (mensen)recht van het kind om zijn of haar afstamming te kunnen herleiden. Het staat haaks op de hiervoor vermelde aanbevelingen van de Staatscommissie en de door het kabinet geformuleerde waarborgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het gebruiken van een onbekende eiceldonatrice in het traject van draagmoederschap strijdigheid oplevert met een beginsel en waarde die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel wordt beschouwd. De beslissing van de Amerikaanse rechter kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet van rechtswege worden erkend, omdat erkenning hiervan onverenigbaar is met de openbare orde. Het feit dat [minderjarige] zich als zij 18 jaar wordt kan wenden tot de kliniek en een verzoek kan indienen om de eiceldonatrice te benaderen om contact tot stand te brengen, zoals verzoekers nog hebben gesteld, maakt dit oordeel niet anders. Immers, niet met zekerheid valt te zeggen dat de eiceldonatrice is te achterhalen en zichzelf bekend wil maken, nu daartoe geen wettelijke, contractuele of anderszins dwingende verplichting geldt voor de donatrice. Hierdoor kan voor [minderjarige] onduidelijkheid blijven bestaan over haar afstamming.
Toetsing Amerikaanse geboorteakte
Ook voor de vraag of de Amerikaanse geboorteakte erkend kan worden, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
De rechtbank stelt vast dat het een Amerikaanse geboorteakte betreft, opgemaakt door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften, waarin de wensouders als ouders zijn opgenomen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan deze rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan. Ook ten aanzien van de Amerikaanse geboorteakte gaat het om de vraag of erkenning van de uit de Amerikaanse geboorteakte voortvloeiende afstammingsrelaties kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat het gebruiken van een onbekende eiceldonatrice in het traject van draagmoederschap strijdigheid oplevert met een beginsel en waarde die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel wordt beschouwd. Om deze reden kan ook de Amerikaanse geboorteakte niet van rechtswege in Nederland worden erkend wegens onverenigbaarheid met de openbare orde.
De verzochte verklaring voor recht dat beide verzoekers juridisch ouder zijn van het kind wordt dan ook afgewezen.
Verzoek verklaring voor recht dat de wensouders beiden het ouderlijk gezag hebben over het kind
De rechtbank heeft in de tussenbeschikking van 17 december 2021 in rechtsoverwegingen 5.44 tot en met 5.49 verschillende situaties geschetst betreffende het gezag van de wensouders over [minderjarige] . Een en ander is afhankelijk van het al dan niet erkennen van de Amerikaanse uitspraak dan wel Amerikaanse geboorteakte. Nu de Amerikaanse uitspraak en Amerikaanse geboorteakte niet kunnen worden erkend, kan het verzoek om een verklaring voor recht af te geven dat de wensouders beiden het ouderlijk gezag over het kind hebben ook niet worden toegewezen. Immers, de wensouders worden in Nederland niet als de juridisch ouders aangemerkt. Zij zijn dan ook niet met enig gezag over het kind belast. Voor de (uitgebreidere) motivering verwijst de rechtbank naar de hiervoor vermelde rechtsoverwegingen.
De verzochte verklaring voor recht omtrent het gezag wordt eveneens afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
*
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, M.J. Alt-van Endt en W.G. de Boer, rechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2022.