In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 juli 2022, wordt een verzoek behandeld met betrekking tot draagmoederschap en de erkenning van een Amerikaanse uitspraak en geboorteakte. De zaak betreft verzoekers die in Israël wonen en een verklaring voor recht willen dat zij juridisch ouders zijn van hun kind, geboren in de Verenigde Staten. De rechtbank heeft eerder prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad, die op 13 mei 2022 heeft geoordeeld dat zolang er geen wettelijke regeling is, de rechter in elke zaak moet beslissen op basis van de specifieke omstandigheden.
De rechtbank oordeelt dat het gebruik van een onbekende eiceldonatrice in het draagmoederschapstraject in strijd is met fundamentele waarden van de Nederlandse rechtsorde. Dit leidt tot de conclusie dat de Amerikaanse rechterlijke beslissingen en de geboorteakte niet van rechtswege erkend kunnen worden, omdat erkenning onverenigbaar is met de openbare orde. De rechtbank wijst de verzoeken van de wensouders af, omdat zij in Nederland niet als juridisch ouders worden erkend en dus ook geen ouderlijk gezag kunnen uitoefenen.
De rechtbank benadrukt het belang van het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen en stelt dat de huidige situatie, waarin de eiceldonatrice onbekend is, dit recht in gevaar brengt. De beslissing van de rechtbank is in lijn met de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap en de waarborgen die door de overheid zijn geformuleerd voor een zorgvuldig draagmoederschapstraject. De rechtbank concludeert dat de verzoeken om erkenning van de Amerikaanse uitspraak en geboorteakte niet kunnen worden toegewezen, en wijst de verzoeken af.